ECLI:NL:RBDHA:2016:12364
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en vestigingsalternatief in Koerdische Autonome Regio
In deze zaak heeft eiser, afkomstig uit Irak, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door verweerder, die stelde dat eiser een vestigingsalternatief had in de Koerdische Autonome Regio (KAR). De rechtbank oordeelde echter dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat er concrete aanknopingspunten waren voor dit vestigingsalternatief. Eiser had in het verleden in de KAR gewerkt en daar familie bezocht, maar deze omstandigheden waren te ver in het verleden om als relevant te worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht, en vernietigde het bestreden besluit. Verweerder werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank al op het beroep had beslist. Eiser werd in de proceskosten vergoed.