ECLI:NL:RBDHA:2016:13198
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de executie van een vonnis in kort geding met betrekking tot onrechtmatige ontruiming en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen B.V. Beleggingsmaatschappij Stadscentrum Zoetermeer (hierna: SCZ) en een voormalige huurder (hierna: [gedaagde]). SCZ had een vonnis van de kantonrechter van 24 augustus 2016 aangevochten, waarin werd geoordeeld dat SCZ onrechtmatig had gehandeld door [gedaagde] te dwingen het gehuurde winkelpand te ontruimen. De kantonrechter had SCZ veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 148.698,- aan [gedaagde]. SCZ vorderde in het kort geding schorsing van de executie van dit vonnis, omdat zij van mening was dat er juridische misslagen waren gemaakt in de eerdere vonnissen en dat de executie misbruik van executiebevoegdheid zou opleveren.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aanleiding was om de executie te schorsen, omdat de kans bestond dat het hoger beroep van SCZ zou slagen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat SCZ een bankgarantie moest verstrekken ter hoogte van het te betalen bedrag, voordat de executie van het vonnis zou worden opgeheven. Tevens werd [gedaagde] opgedragen de executie van het vonnis te staken totdat het Hof op de incidentele vorderingen had beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van SCZ om de executie te schorsen zwaarder woog dan het belang van [gedaagde] om direct over het geld te beschikken.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in kort geding procedures, vooral wanneer er sprake is van mogelijke juridische misslagen in eerdere uitspraken. De voorzieningenrechter heeft ook aandacht besteed aan de financiële situatie van [gedaagde] en de gevolgen van de executie voor haar onderneming.