ECLI:NL:RBDHA:2016:13850
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing verzoek uitbreiding fiscale eenheid omzetbelasting
In deze zaak heeft eiseres, een B.V., een verzoek ingediend bij de inspecteur van de Belastingdienst tot uitbreiding van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Dit verzoek werd door de inspecteur afgewezen op grond van het ontbreken van verwevenheid tussen de betrokken ondernemers. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 10 november 2016 geoordeeld dat de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De rechtbank stelde vast dat volgens artikel 7, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) alleen bezwaar kan worden gemaakt als de inspecteur daadwerkelijk twee of meer ondernemers als één ondernemer aanmerkt. In dit geval was er geen sprake van een dergelijke beschikking, aangezien de inspecteur enkel het verzoek om uitbreiding had afgewezen zonder een formele beschikking af te geven.
De rechtbank oordeelde dat het besluit van de inspecteur om de gevraagde beschikking niet af te geven, geen voor bezwaar vatbare beschikking was. Dit betekent dat eiseres geen bezwaar had kunnen maken tegen de afwijzing van haar verzoek. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en stelde dat de uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992 en werd het betaalde griffierecht van € 334 aan eiseres vergoed.