ECLI:NL:RBDHA:2016:14103
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst na langdurige arbeidsongeschiktheid en de rol van goed werkgeverschap
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 april 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van verzoekster, die langdurig arbeidsongeschikt was. Verzoekster, die sinds 2013 arbeidsongeschikt was, verzocht om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst met Stichting MEE Zuid-Holland Noord, omdat zij van mening was dat de werkgever in strijd met goed werkgeverschap handelde door haar dienstverband slapend te houden. De werkgever had de arbeidsovereenkomst niet beëindigd, maar had ook geen mogelijkheden voor re-integratie geboden. Verzoekster stelde dat de werkgever dit deed om te voorkomen dat een transitievergoeding betaald moest worden.
De kantonrechter heeft de argumenten van verzoekster en verweerster zorgvuldig afgewogen. De rechter oordeelde dat de enkele uitspraak van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het onfatsoenlijk handelen van werkgevers in dergelijke situaties niet automatisch betekent dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming of dat de werkgever in strijd met goed werkgeverschap handelt. De rechter benadrukte dat de werkgever de bevoegdheid heeft om de arbeidsovereenkomst voort te zetten, en dat het niet betalen van de transitievergoeding niet op zichzelf een reden is om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van verzoekster afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. De beslissing benadrukt de complexiteit van de afwegingen die werkgevers moeten maken bij langdurige arbeidsongeschiktheid en de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst.