3.4.1Met betrekking tot de 23 kilo in container [containernummer] (feit 1)
Inleiding
Op 10 oktober 2014 stuurde [betrokkene 1] namens [betrokkene 2] een e-mail naar [betrokkene 3] van [betrokken bedrijf 1] . Hij wilde een jaar lang elke maand twee containers kokosnoten bestellen met afleverhaven Antwerpen. Hij verzocht om de originele ‘bill of lading’ documenten te verzenden naar [betrokken bedrijf 1] , [emailadres] . Op 12 oktober 2014 schreef [betrokkene 3] dat de vracht onderweg is/verstuurd is op 2 november 2014. Op 3 december 2014 arriveerde de container [containernummer] (hierna ook aan te duiden als: [containernummer] -container) met 800 dozen met kokosnoten in de haven van Antwerpen, afkomstig van Approvence uit de Dominicaanse Republiek. De geadresseerde van de container was [betrokkene 2] gevestigd aan de [adres betrokken bedrijf] te Den Haag. Uit de ‘bill of lading’ van de [containernummer] -container volgt dat deze tezamen met container met nummer [containernummer] (hierna ook aan te duiden als de [containernummer] -container) met ook 800 dozen kokosnoten naar [betrokkene 2] is verscheept. [betrokken bedrijf 2] heeft beide containers in opdracht van [betrokken bedrijf 3] vervoerd naar Berlicum.
[containernummer] -container
Chauffeur [betrokkene 4] heeft voor [betrokken bedrijf 2] op 11 december 2014 het transport verzorgd van de [containernummer] -container van Antwerpen naar Berlicum. Medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben toen de container gelost. Verdachte was wel in Berlicum, maar zat in de kantine koffie te drinken. [betrokkene 4] heeft vervolgens de [containernummer] -container op 11 december 2014 terug vervoerd naar Antwerpen. In de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] is een foto van een
concepte-mail aangetroffen. De foto is gemaakt op 16 december 2014 om 19:43 uur. De e-mail is afkomstig van [betrokkene 1] van [betrokkene 2] en gericht aan [betrokkene 5] . Het onderwerp is: ‘RE: [containernummer] en [containernummer] ’. Strekking van de e-mail is dat er schade is ontstaan, dat de verzekeringsagent de container niet op locatie kan inspecteren en de vraag wordt gesteld of de container naar de locatie waar de schade is geleden gestuurd kan worden. Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] straalden op 16 december 2014 omstreeks 19:43 uur alle drie een zendmast aan bij het Van Zandvlietpad te Rotterdam. Tijdens de huiszoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] is een afdruk van een e-mail aangetroffen van [betrokkene 5] van [betrokken bedrijf 1] aan [emailadres] van 17 december 2014. Zij meldt dat de [containernummer] mogelijk afgehaald kan worden, zij het eerst na betaling. Gelet op het uitzonderlijke verzoek om nogmaals een lege container te mogen bekijken heeft de douane onderzoek ingesteld naar de [containernummer] -container.
Op 16 december 2014 constateerden douanemedewerkers dat de verfkleur aan de binnenzijde van de deuren van de [containernummer] -container afweek van de kleur aan de buitenzijde van de deur. De bovenzijde van de holle stijlen van de deuren hadden bovenaan een kleurverschil en vertoonden zichtbaar sporen van mastiek die met verf overspoten is. Tevens bleek de rubberen dichting in de hoeken bovenaan recentelijk met verf overspoten. Er werden met een boormachine gaatjes in de stijlen geboord en op de boorkop bleef een wit poeder hangen. Een uitgevoerde SCOTT NARK II 07-test op het witte poeder is positief voor wat betreft cocaïne. In totaal werden in de stijlen 44 getapete pakketten aangetroffen. Het totale gewicht van de partij van 44 getapete pakketten bedroeg 23,88 kilogram. Op 25 januari 2016 zijn vier stalen afkomstig uit [containernummer] -container overgedragen aan de Nederlandse politie. Op 29 januari 2016 zijn deze stalen, voorzien van de SIN-nummers: [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] aan het NFI aangeboden. Het NFI heeft geconcludeerd dat deze stalen alle vier cocaïne bevatten.
[containernummer] -container
De [containernummer] -container is op 11 december 2014 door chauffeur [betrokkene 6] vervoerd naar Nelleveld in Berlicum. Omdat er nog vier pallets in de container stonden, is de container niet teruggebracht naar Antwerpen, maar naar een overslagbedrijf in Rotterdam. Nelleveld zou er zelf zorg voor dragen dat de container terug kwam in Antwerpen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de container vervolgens opgehaald.
Op 18 december 2014 werd de [containernummer] -container teruggebracht naar Antwerpen. De douane heeft deze container onderzocht. De douane constateerde dat de vier bovenhoeken van de binnenzijde van de deuren kleurverschillen vertoonden met de rest van de kleur van de binnendeuren. Tevens waren de zwarte rubberen dichtingen ter hoogte van holle stijlen deels met grijze verf overspoten en in de hoeken doorgesneden. Er zijn geen verdovende middelen aangetroffen.
Wie bestelde de [containernummer] -container?
Verdachte heeft verklaard dat hij in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 2] en met gebruikmaking van de naam [betrokkene 1] namens [betrokkene 2] een container met kokosnoten heeft besteld bij [betrokken bedrijf 4] .
Zat er (ook) cocaïne in de container?
Gelet op de onderzoeksresultaten van het NFI, dat de monsters wit poeder uit de [containernummer] -container onderzocht, kan worden vastgesteld dat het daarbij ging om cocaïne.
Het totale gewicht van de partij van 44 getapete pakketten bedroeg 23,88 kilogram. De door de raadsvrouw opgeworpen vraag of kan worden aangenomen dat sprake was van 23,88 kilo cocaïne kan, gelet op hetgeen hierna nog wordt overwogen, buiten beschouwing blijven.
Had verdachte wetenschap van de cocaïne in de [containernummer] -container?
Met betrekking tot de [containernummer] -container kan worden vastgesteld dat verdachte deze heeft besteld met gebruikmaking van de naam [betrokkene 1] en dat hij op het terrein in Berlicum aanwezig was op het moment dat deze container werd gelost. Verder blijkt uit het dossier dat verdachte in de periode van 11 tot 17 december 2014 veelvuldig telefonisch contact heeft gehad met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De aard en inhoud van deze contacten blijken evenwel niet uit het dossier.
Deze omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank weliswaar verdacht, temeer nu verdachte voor deze omstandigheden nauwelijks een bevredigende verklaring heeft kunnen of willen geven, maar bevatten onvoldoende concrete aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat verdachte wist dat de door hem bestelde container naast kokosnoten ook cocaïne bevatte. Dat betekent dat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
3.4.2Met betrekking tot de criminele organisatie (feit 2)
De omstandigheid dat bij verdachte geen wetenschap van de aanwezigheid van cocaïne kan worden vastgesteld, brengt mee dat hij ook ter zake van de ten laste gelegde criminele organisatie zal worden vrijgesproken.