Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2016 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk, verweerder
Procesverloop
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1] , bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
- de gevels van het gebouw te ontdoen van alle verflagen of voorzien van één egale verflaag met een in de omgeving passende kleur;
- alle beplating van gevelopeningen te verwijderen en verwijderd te houden;
- in alle daarvoor oorspronkelijk bestemde gevelopeningen de bestaande kozijnen in een goede staat van onderhoud te brengen of te vervangen door nieuwe kozijnen;
- alle daarvoor oorspronkelijk bedoelde kozijnen te voorzien van deugdelijke en in goede staat van onderhoud verkerende ramen en deuren;
- alle daarvoor oorspronkelijk bestemde gevelopeningen, ramen en deuren te voorzien van heldere beglazing;
- binnen een week na constatering vervangen van elke eventueel ingegooide ruit en elke geforceerde deur of geforceerd raam;
- het gehele pand in overeenstemming te brengen en te houden met de eisen zoals geldend op grond van het op de Woningwet gebaseerde Bouwbesluit.
Bij gebreke van voldoening aan deze maatregelen binnen zes maanden heeft verweerder aan eiseres krachtens artikel 15 van de Woningwet een dwangsom opgelegd, ter hoogte van
€ 20.000,00 per week, met een maximum van € 100.000,00. Vervolgens heeft verweerder besloten tot invordering van op grond van de bij het besluit van 9 november 2012 opgelegde last verbeurde dwangsommen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling van 12 november 2014, het laatste onderdeel van de aanschrijving geschrapt en het besluit van 16 september 2013 voor het overige gehandhaafd.
a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen; en
b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.
Ingevolge het tweede lid wordt voor een last onder dwangsom niet gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet.
Kamerstukken II2005/06, 29 702, nr. 7, p. 48) blijkt dat daarmee is beoogd te voorkomen dat een invorderingsbeschikking van een dwangsom blijft bestaan terwijl de dwangsom zelf ongedaan is gemaakt of verminderd. Het is in het belang van de rechtszekerheid dat de invorderingsbeschikking dan vervalt en eventueel een nieuwe beschikking wordt genomen die is aangepast aan de nieuwe situatie. Daartoe bestaat echter alleen aanleiding indien de last onder dwangsom zodanig is gewijzigd, dat dit gevolgen heeft voor de dwangsom(men) waarvoor reeds een invorderingsbeschikking is genomen.