Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam], eiser en verzoeker, hierna: eiser,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
8 december 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig [naam 2], de broer van eiser, en R.H. El Barini, tolk Marokkaans. Ter zitting is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het recht op asiel bestaat enerzijds uit het recht van een staat om asiel te verlenen en anderzijds uit het recht van het individu om asiel te zoeken dan wel te krijgen. Artikel 14, eerste lid, van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens luidt: ‘Everyone has the right to seek and enjoy in other countries asylum from persecution’. Het Vluchtelingenverdrag wordt beschouwd als een uitwerking van dit recht, maar kent geen expliciet recht op asiel. Het verbod op refoulement, dat is neergelegd in artikel 33 van het Vluchtelingenverdrag, verbiedt het terugsturen naar het land van vervolging van een persoon die om asiel heeft gevraagd zolang nog niet is vastgesteld of hij een vluchteling is, tenzij de uitzondering van het tweede lid van dit artikel van toepassing is. Het Vluchtelingenverdrag geeft niet het recht om een asielaanvraag inhoudelijk te laten behandelen in het land van keuze. Het Gemeenschappelijk Europees Asiel Systeem (GEAS) is gebaseerd op de volledige en niet restrictieve toepassing van het Vluchtelingenverdrag teneinde te waarborgen dat het beginsel van non-refoulement wordt gehandhaafd. Bij overdracht aan de lidstaat die op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor behandeling van een asielaanvraag, mag er in beginsel - gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel - van worden uitgegaan dat die lidstaat zijn verdragsverplichtingen inzake non-refoulement jegens de vreemdeling zal nakomen. Het is aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat dat niet het geval is. In dit geval heeft eiser daartoe niets aangevoerd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat overdracht van eiser aan Polen, welke lidstaat gelet op het onder 2 bedoelde claimakkoord verantwoordelijk is voor behandeling van de asielaanvraag van eiser, niet strijdig is met (artikel 32 van) het Vluchtelingenverdrag.