Uitspraak
Rechtbank den haag
,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2016 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiseres, een in Nederland verblijvende EU-burger, zich verzet tegen haar overlevering aan het Verenigd Koninkrijk op basis van een Europees aanhoudingsbevel. Eiseres is op 21 juni 2012 door het Verenigd Koninkrijk aangehouden en in verzekering gesteld, maar de feitelijke overlevering is uitgesteld vanwege een lopende strafprocedure in Nederland. Eiseres vordert primair dat de Staat wordt verboden haar over te leveren, en subsidiair dat dit alleen mag gebeuren als er een terugkeergarantie is voor het geval zij in het VK wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering in beginsel toelaatbaar is verklaard door de rechtbank Amsterdam, maar dat de Staat heeft besloten deze uit te stellen. Eiseres heeft aangevoerd dat er nieuwe feiten zijn die een noodtoestand creëren, maar de rechtbank oordeelt dat de omstandigheden niet onvoorzien waren en dat er geen schending van het discriminatieverbod is. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de Overleveringswet en de voorwaarden waaronder overlevering kan worden uitgesteld, evenals de rol van de rechterlijke autoriteit in dergelijke procedures. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van eiseres ongegrond zijn en dat de Staat rechtmatig handelt door de overlevering uit te stellen.