ECLI:NL:RBDHA:2016:17222

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2016
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
4822937 RL EXPL 16-4481
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over de rechtsgeldigheid van boetebedingen in algemene voorwaarden van Q-Park met betrekking tot 'treintje rijden' in parkeergarages

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een opposant en Q-Park Operations Netherlands II B.V. De opposant, vertegenwoordigd door mr. T. Venneman, had verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis waarin hij was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 931,50 aan Q-Park. De vordering van Q-Park was gebaseerd op het zogenaamde 'treintje rijden', waarbij de opposant op drie verschillende data met zijn auto de parkeergarage verliet zonder de juiste betaling te verrichten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opposant als kentekenhouder van de Audi A5 op de betreffende data aanwezig was in de parkeergarages van Q-Park. De rechter heeft de camerabeelden, die de aanwezigheid van de auto bevestigden, als bewijs geaccepteerd. De opposant voerde aan dat hij niet de bestuurder was en dat de boetebedingen in de algemene voorwaarden van Q-Park onredelijk bezwarend waren. De rechter oordeelde echter dat de voorwaarden geldig waren en dat Q-Park gerechtvaardigd was in het opleggen van de boete voor het 'treintje rijden'.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het verzet ongegrond en veroordeelde de opposant om een bedrag van € 450,00 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Dit vonnis benadrukt de rechtsgeldigheid van boetebedingen in algemene voorwaarden en de verantwoordelijkheden van kentekenhouders in parkeersituaties.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Rolnr.: 4822937 RL EXPL 16-4481
16 juni 2016
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[opposant] ,wonende te [woonplaats] ,
opposant,
gemachtigde: mr. T. Venneman,
(toevoeging verleend d.d. 21 januari 2016, kenmerk 3IY9658)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Q-Park Operations Netherlands II B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
geopposeerde,
gemachtigde: Haenen Gerechtsdeurwaarders.
Partijen hierna aan te duiden als “ [opposant] ” en “Q-Park”.

1.Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de inleidende dagvaarding van 8 oktober 2015;
  • het verstekvonnis van 8 december 2015;
  • de verzetdagvaarding van 1 februari 2016;
  • de conclusie van antwoord in oppositie tevens akte vermeerdering eis, met bijlagen waaronder een cd met camerabeelden en foto’s;
  • het schrijven aan de zijde van [opposant] van 16 maart 2016;
  • de in het geding gebrachte producties.
Op 17 maart 2016 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. [opposant] is in persoon verschenen bijgestaan door gemachtigde mr. T. Venneman. Namens
Q-Park is verschenen [betrokkene] , namens de gemachtigde bijgestaan door
[gemachtigde] . Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

Als niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, staan in deze procedure de volgende feiten vast:
2.1
Q-Park is de exploitant van de parkeergarage Grote Markt, gelegen te Den Haag aan de Klavermarkt 3G, van de parkeergarage De Bijenkorf gelegen te Amsterdam, aan het Beursplein 15 en van de parkeergarage Byzantium gelegen te Amsterdam, aan de Tesselschadestraat 1G (hierna te noemen: de parkeergarages).
2.2
[opposant] was op 19 juli 2015, 23 juli 2015 en op 11 november 2015 kentekenhouder van de auto Audi A5 grijs, met het kenteken [kenteken] (hierna te noemen: de Audi).
2.3
In de algemene voorwaarden van Q-Park staat onder:
Artikel 6.3:
“Het zogenaamde “treintje rijden” d.w.z. met twee voertuigen snel achter elkaar onder de slagboom door de parkeerfaciliteit verlaten met betaling van slechts eenmaal parkeergeld, is ten strengste verboden. De parkeerder is alsdan een direct opeisbare boete verschuldigd van € 1.000,00, onverminderd het recht van Q-Park om de werkelijke schade te vorderen.”
Artikel 6.5:
“Bij verlies of ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder voor elke dag of gedeelte daarvan dat hij gebruik heeft gemaakt van de parkeerfaciliteit, 3 maal het dagtarief verschuldigd. Voor de bepaling van de hoeveelheid dagen dat gebruik is gemaakt van de parkeerfaciliteit is het oordeel van Q-Park leidend.”
2.4
Op informatieborden bij de ingangen van de parkeergarages wordt verwezen naar de algemene voorwaarden. Deze informatieborden staan voor de slagboom en voor de kaartautomaat.
2.5
Op 8 december 2015 is onder zaak- en rolnummer 4583276 RL EXPL 15-33649 een verstekvonnis gewezen tussen partijen, waarbij [opposant] is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 931,50, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1
Bij oorspronkelijke dagvaarding vordert Q-Park bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [opposant] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Q-Park een bedrag van € 931,50, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten. In deze verzetprocedure heeft Q-Park haar eis vermeerderd met een bedrag van € 450,00, waarvan een bedrag van € 300,00 aan aanvullende schadevergoeding en een bedrag van € 150,00 aan tarief verloren kaart. Aan haar vordering legt Q-Park – kort samengevat - ten grondslag dat [opposant] toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de overeenkomsten jegens
Q-Park door op 19 juli 2015, 23 juli 2015 en 11 november 2015 “treintje te rijden”.
3.2
[opposant] is in verzet gekomen tegen het in dezen gewezen verstekvonnis, en vordert gegrondverklaring van het verzet en verzoekt om veroordeling van Q-Park in de proceskosten. [opposant] verweert zich op de volgende gronden tegen de vorderingen van Q‑Park.
3.3
[opposant] heeft als verweer gevoerd dat hij op 19 juli 2015, 23 juli 2015 en 11 november 2015 niet de bestuurder van de Audi is geweest, zodat geen overeenkomst tussen [opposant] en Q-Park tot stand is gekomen. Mocht er wel sprake zijn van een overeenkomst, dan is onduidelijk hoeveel uren/dagen de Audi in de parkeergarages zou hebben gestaan. Conform artikel 6.5 van de algemene voorwaarden van Q-Park kan niet worden bepaald hoeveel dagtarieven [opposant] aan Q-Park verschuldigd zou zijn. Artikel 6.5 is volgens [opposant] een oneerlijk beding, nu het volgens dat beding geheel in de macht van Q-Park ligt om te bepalen hoeveel [opposant] aan Q-Park is verschuldigd. Daarom is het beding vernietigbaar, aldus [opposant] . Tevens heeft [opposant] aangevoerd dat het boetebedrag conform artikel 6.3 van de algemene voorwaarden van Q-Park onredelijk hoog is. Q-Park merkt het bedrag aan als aanvullende schadevergoeding, maar vordert eigenlijk een boete. Ondanks beperking van de boete naar € 300,00 door Q-Park, blijft het boetebeding oneerlijk en dient ook dit beding te worden vernietigd.
3.4
De vordering aan buitengerechtelijke incassokosten dient volgens [opposant] ook te worden afgewezen. De verzonden aanmaning van Q-Park voldoet niet aan de gestelde vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW, nu [opposant] is aangemaand bij aanvang van de dagvaardingsprocedure.

4.Beoordeling

4.1
Niet bestreden is dat het verzet tijdig is gedaan, zodat daarvan in deze procedure wordt uitgegaan.
4.2
De door Q-Park overgelegde camerabeelden en de toelichting van Q-Park op die camerabeelden, worden niet betwist. Op de camerabeelden komt de Audi voor, die zich in de parkeergarages bevindt. De camerabeelden bevatten tijdstempels, waaruit blijkt dat de betreffende camerabeelden zijn opgenomen op 19 juli 2015, 23 juli 2015 en 11 november 2015. Op basis van deze camerabeelden staat vast dat de Audi op voornoemde dagen in de parkeergarages aanwezig was.
4.3
Op de camerabeelden is te zien hoe de Audi zich achter een andere auto (hierna: de voorste auto) voor een uitrijslagboom van de parkeergarages opstelt. De bestuurder van de voorste auto verricht een handeling bij de kaartautomaat. Vervolgens opent de slagboom voor deze voorste auto. Wanneer de voorste auto begint te rijden, rijdt de Audi vlak achter de voorste auto aan. De slagboom sluit niet tussen de twee auto’s. De bestuurder van de Audi verricht geen handelingen rondom de kaartautomaat. Uit de camerabeelden blijkt dat de bestuurder van de Audi voor het verlaten van de parkeergarages geen parkeerkaart of pinpas in de kaartautomaat heeft ingevoerd.
4.4
De kantonrechter is van oordeel dat hetgeen te zien is op de camerabeelden en beschreven is onder 4.4, voldoet aan de beschrijving zoals Q-Park deze in haar algemene voorwaarden onder artikel 6.3 heeft gegeven aan “treintje rijden”.
4.5
[opposant] heeft betwist op 19 juli 2015, 23 juli 2015 en 11 november 2015 de Audi te hebben bestuurd. [opposant] heeft echter niet aannemelijk kunnen maken wie de Audi dan wel bestuurde, hetgeen op zijn weg had gelegen nu hij kentekenhouder van de Audi is. De ongetekende verklaring van [betrokkene 1] die [opposant] pas op 16 maart 2016 heeft overgelegd, inhoudende dat [opposant] niet de bestuurder van de Audi was, maar dat [betrokkene 1] de Audi op 19 juli 2015, 23 juli 2015 en 11 november 2015 had geleend, wordt buiten beschouwing gelaten. Deze verklaring is in strijd met de daarvoor geldende regels in het procesreglement te laat in het geding gebracht. Overigens is de kantonrechter van oordeel dat de inhoud van die verklaring onvoldoende bewijskracht heeft. De kantonrechter is van oordeel dat daarmee onvoldoende gemotiveerd is betwist dat [opposant] de Audi bestuurde op 19 juli 2015, 23 juli 2015 en 11 november 2015, zodat daarvan in het kader van deze procedure wordt uitgegaan en dat [opposant] als bestuurder van de Audi kan worden aangemerkt.
4.6
Het door Q-Park tegen betaling ter beschikking stellen van parkeergelegenheid voldoet aan de definitie van een dienst, zoals bedoeld in artikel 6:230a. B.W. De kantonrechter is van oordeel dat op het moment dat [opposant] een parkeergarage inrijdt en een parkeerkaart accepteert, het gedane aanbod om gebruik te maken van die parkeergarage door hem wordt geaccepteerd en een overeenkomst van dienstverlening tot stand komt. Q-Park heeft middels de door haar ingebrachte camerabeelden, voldoende onderbouwd dat tussen
Q-Park en [opposant] overeenkomsten tot stand zijn gekomen.
4.7
De aanvaarding van de algemene voorwaarden van Q-Park wordt niet door [opposant] betwist, zodat van de aanvaarding in het kader van deze procedure wordt uitgegaan. [opposant] verweert zich wel tegen de inhoud van de algemene voorwaarden van Q-Park, de bedingen genoemd in de artikelen 6.3 en 6.5 zijn onredelijk bezwarend en hierdoor vernietigbaar. Artikel 6:233 sub a BW bepaalt dat een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar is, indien de aard en de inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de algemene voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijdse belangen van partijen en overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend zijn voor de wederpartij.
4.8
De kantonrechter is van oordeel dat Q-Park voldoende gerechtvaardigd belang heeft bij hanteren van de bedragen genoemd in de bedingen van de artikelen 6.3 en 6.5 van de algemene voorwaarden van Q-Park. Middels “treintje rijden” wordt er veelvuldig misbruik gemaakt van de dienstverlening van Q-Park. De opgelegde boete conform artikel 6.3 van de algemene voorwaarden van Q-Park dient om het “treintje rijden” tegen te gaan. Bovendien weegt mee dat “treintje rijden” gevaarlijk kan zijn voor derden die zich rondom de parkeergarage bevinden, nu bij “treintje rijden” de automobilist dicht op zijn voorganger gaat rijden Het boetebeding heeft hierdoor tevens een afschrikwekkende functie. Door
Q-Park is ook aangevoerd dat zij door het “treintje rijden” schade lijden. Naast het gevolg dat voor de individuele parkeerplek niet wordt betaald, loopt Q-Park het risico dat zij voor de gehele dag parkeerkosten mislopen, nu het computersysteem niet registreert dat de automobilist de parkeergarage heeft verlaten. Op basis van het voorgaande ziet de kantonrechter geen grond voor vernietiging van de bedingen conform artikel 6:233 sub a BW.
4.9
De kantonrechter is van oordeel dat de buitengerechtelijke incassokosten op juiste wijze zijn aangezegd. Q-Park heeft aan [opposant] een termijn van zestien dagen na dagtekening van de dagvaarding gegeven om de oorspronkelijke vordering zonder bijkomende kosten te voldoen. Hiermee is door Q-Park voldaan aan de vereisten conform artikel 6:96 lid 6 BW. De buitengerechtelijke incassokosten zullen als op de wet gegrond, worden toegewezen zoals gevorderd.
4.1
Op grond van het voorgaande zal het verzet ongegrond worden verklaard. [opposant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het verzet ongegrond;
- veroordeelt [opposant] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Q-Park te voldoen een bedrag van € 450,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [opposant] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van
Q-Park vastgesteld op € 100,00 aan salaris van de gemachtigde van Q-Park;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. O. van der Burg en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2016.