Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 maart 2016 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
4.1 Eiseres heeft tot 27 oktober 2015 drieënhalf uur per week huishoudelijke hulp ingevolge de Wmo 2007 ontvangen. De toenmalige indicatie berustte op de Verordening Wmo gemeente Rijswijk 2012.
4.2. De eerste vraag die beantwoord moet worden is of verweerder – in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit – het advies van de MO-zaak aan zijn indicatiebesluit ten grondslag heeft mogen leggen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Zij ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het onderzoek van de MO-zaak onzorgvuldig is geweest. Uit het advies komt naar voren dat de indicatie-adviseur op 14 april 2015 bij eiseres een huisbezoek heeft afgelegd. In het advies zijn de beperkingen van eiseres vastgelegd. De MO-zaak geeft aan dat bij de totstandkoming van het advies rekening is gehouden met de persoonskenmerken en behoeften van eiseres en met de mogelijkheid om zelf in maatregelen te voorzien. De MO-zaak komt vervolgens in zijn advies tot de conclusie dat zwaar huishoudelijk werk en de wasverzorging door een hulp in de huishouding moeten worden overgenomen. Licht huishoudelijk werk kan eiseres volgens het advies zelf doen. Eiseres heeft in beroep medische stukken overgelegd, bestaande uit onder andere informatie van de huisarts en neuroloog. Hieruit blijkt van artrose in de rug en verschuiving van een wervel. Uit de door eiseres overgelegde stukken kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat de MO-zaak de beperkingen van eiseres heeft onderschat, of dat zij niet in staat is de licht huishoudelijke werkzaamheden zelf te doen.
4.3 De MO-zaak heeft voor de te adviseren hoeveelheid hulp in de huishouding, aangeknoopt bij de normtijden, zoals die zijn opgenomen in het Protocol Huishoudelijke verzorging van het Ciz. Deze werkwijze is in overeenstemming met paragraaf 7.8 van de Beleidsregels. Het Protocol bevat normtijden, die voorheen door het Ciz werden gebruikt bij de indicatie van huishoudelijke verzorging ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in meerdere uitspraken de werkwijze waarbij dit Protocol ook wordt gebruikt bij de indicatie van hulp in de huishouding ingevolge de Wmo 2007 geaccepteerd. Zo heeft de CRvB in dat verband over het Protocol gezegd dat dit op een deskundige analyse van de zorgbehoefte van leefeenheden berust (zie onder meer: ECLI:NL:CRVB:2015:4262). De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat dit Protocol bij de indicatiestelling ingevolge de Wmo 2015 niet als leidraad zou mogen dienen.
4.4 De MO-zaak is er bij zijn indicatieadvies van uitgegaan dat eiseres als alleenstaande een seniorenwoning bewoont. Gesteld noch gebleken is dat dit onjuist is. Dit betekent op basis van het Protocol dat voor de overname van zware huishoudelijke taken tweeënhalf uur per week kan worden geïndiceerd. Voor de wasverzorging is dat een uur per week.
4.5 De rechtbank stelt vast dat eiseres op basis van de nieuwe indicatie minder zorg krijgt dan voorheen. Het verschil in omvang van de zorgindicatie is echter niet het gevolg van het hanteren van nieuwe (lagere) normtijden, maar van het gegeven dat licht huishoudelijk werk niet (meer) hoeft te worden overgenomen. Eiseres wordt thans in staat geacht zelf de licht huishoudelijke taken te doen (bij de oude indicatie werd afstoffen hoog/laag nog overgenomen). Nu aan de hand van de door eiseres overgelegde medische stukken niet kan worden geoordeeld dat de MO-zaak haar beperkingen heeft onderschat en zij evenmin heeft aangetoond dat zij niet in staat is om zelf licht huishoudelijk werk te doen, heeft verweerder het advies van de MO-zaak integraal over kunnen nemen en aan zijn indicatiebesluit ten grondslag mogen leggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat eiseres door het gebruik van de normtijden voldoende wordt gecompenseerd en dat verweerder met die indicatie maatwerk heeft geleverd.