ECLI:NL:RBDHA:2016:264
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor andere functies
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiser, die sinds 14 december 2012 arbeidsongeschikt was door rug- en schouderklachten, had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het primaire besluit van 18 februari 2015 weigerde deze uitkering per 6 maart 2015, en het bestreden besluit van 2 september 2015 verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond. Eiser stelde beroep in tegen dit besluit, waarbij hij betoogde dat hij meer beperkt was dan door de verzekeringsartsen was aangenomen.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de medische rapporten van de verzekeringsartsen. De verzekeringsarts had vastgesteld dat eiser beperkt was in zijn fysieke mogelijkheden, maar de rechtbank vond geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had geen extra beperkingen vastgesteld en de rechtbank concludeerde dat de FML (functionele mogelijkhedenlijst) correct was opgesteld.
De rechtbank oordeelde dat eiser in staat was om de geduide functies uit te oefenen, ondanks zijn klachten. De arbeidsdeskundige had de functies productiemedewerker, snackbereider en textielproductenmaker als geschikt beoordeeld. Aangezien het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 35% was, werd de WIA-uitkering terecht geweigerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.