ECLI:NL:RBDHA:2016:333

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2016
Publicatiedatum
15 januari 2016
Zaaknummer
C/09/500392 / KG ZA 15/1791
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een gekraakt pand door de gemeente Alphen aan den Rijn

In deze zaak heeft de gemeente Alphen aan den Rijn een kort geding aangespannen tegen gedaagden die zonder toestemming in een pand aan de [adres 1] te Boskoop verblijven. De gemeente is eigenaar van het pand, dat sinds het voorjaar van 2014 leegstaat, en heeft een overeenkomst gesloten voor de verkoop van het pand aan [belanghebbende]. Gedaagden hebben het pand in augustus 2015 gekraakt, waarna de gemeente hen heeft gesommeerd het pand te ontruimen. De gemeente vordert in deze procedure ontruiming van het pand, omdat de herontwikkeling van het gebied nabij het pand niet kan beginnen zolang het pand niet is ontruimd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagden zonder recht of titel in het pand verblijven, wat in strijd is met het eigendomsrecht van de gemeente. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gemeente een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien de plannen voor herontwikkeling en de mogelijke schade die kan ontstaan door de aanwezigheid van gedaagden. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de gemeente toegewezen en gedaagden veroordeeld om het pand binnen 24 uur te ontruimen. Tevens is bepaald dat het vonnis tot een half jaar na uitspraak herhaald ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich zonder recht of titel in het pand bevindt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/500392 / KG ZA 15/1791
Vonnis in kort geding van 15 januari 2016
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de gemeente Alphen aan den Rijn,
statutair gevestigd te Alphen aan den Rijn,
eiseres,
advocaten mr. J.J.D. Ruiter en mr. A. al Mansouri te Utrecht,
tegen:

1.[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats],
2.
zij die verblijven in de onroerende zaak, staande en gelegen aan de [adres 1] te Boskoop of een gedeelte daarvan,
gedaagden,
advocaat mr. drs. E. Tamas te Den Haag.
Eiseres wordt hierna aangeduid als ‘de gemeente’ en gedaagde sub 1 afzonderlijk als ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de op 6 januari 2016 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de gemeente pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De gemeente is eigenaar van een perceel en het zich daarop bevindende gebouw aan de [adres 1] te Boskoop, kadastraal bekend gemeente Boskoop, [nummer] (hierna ook: het gebouw). Het gebouw is een voormalige gemeentewerf en staat sinds het voorjaar van 2014 leeg.
2.2.
In een notariële conceptakte, aangeduid als ‘levering onroerende zaken’, van
22 juli 2015 staat onder meer vermeld dat de gemeente met [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende] ) een overeenkomst heeft gesloten tot levering van het gebouw aan [belanghebbende] .
2.3.
In augustus 2015 hebben derden, onder wie [gedaagde] , het gebouw – zonder toestemming van de gemeente – in gebruik genomen.
2.4.
Op 17 september 2015 heeft de gemeente bij de politie aangifte gedaan van huisvredebreuk tegen gedaagden.
2.5.
Bij exploot van 12 november 2015 heeft de gemeente gedaagden gesommeerd om het gebouw uiterlijk op 19 november 2015 te ontruimen en om opgave te doen van hun personalia. Gedaagden hebben hieraan geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
De gemeente vordert, zakelijk weergegeven, gedaagden te veroordelen om het gebouw te ontruimen en ontruimd te houden en ter beschikking van de gemeente te stellen onder afgifte van de sleutels, met machtiging van de gemeente om de ontruiming op kosten van gedaagden zelf ten uitvoer te leggen, desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie, en met bepaling dat het vonnis tot een half jaar na de uitspraak herhaald ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging zonder recht of titel in het gebouw bevindt of daar binnen treedt en telkens wanneer zich dat voordoet, met veroordeling van gedaagden in de proces- en de nakosten.
3.2.
Samengevat voert de gemeente daartoe aan dat gedaagden zonder recht of titel in het aan haar toebehorende gebouw verblijven. Dit is volgens de gemeente om meerdere redenen niet aanvaardbaar. Naast de omstandigheid dat de gemeente de inbreuk door gedaagden op haar eigendomsrecht niet behoeft te dulden, is van belang dat de gemeente in februari 2016 aanvang zal maken met de herontwikkeling van het nabij het gebouw gelegen gebied aan de [adres 2] . De herontwikkeling is erop gericht om de bereikbaarheid van de aan de [adres 2] gelegen bedrijven te verbeteren en de nabijgelegen woonwijk ‘vrachtwagenluw’ te maken. In dit plan moet het pand van het door [belanghebbende] geëxploiteerde garagebedrijf [belanghebbende] aan de [adres 2] wijken voor een keerlus voor vrachtverkeer. De gemeente is met [belanghebbende] overeengekomen dat het garagebedrijf van de oude locatie zal verhuizen naar het gebouw aan de [adres 1] en heeft met het oog hierop het aan de orde zijnde perceel en het gebouw aan [belanghebbende] verkocht. De met [belanghebbende] overeengekomen leveringsdatum is 15 november 2015. Zolang het gebouw niet is ontruimd kunnen de werkzaamheden in het kader van de herontwikkeling niet aanvangen, met de nodige maatschappelijke en financiële schade tot gevolg. De gemeente voert ter onderbouwing van haar vordering verder nog aan aan dat gedaagden ernstige (geluids)overlast veroorzaken voor de omwonenden, dat de brandverzekering vanwege het verblijf van gedaagden in het gebouw door de verzekeraar op korte termijn kan worden beëindigd en ten slotte dat het bestemmingsplan bewoning van het gebouw niet toestaat.
3.3.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Gedaagden hebben allereerst betwist dat de gemeente een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De voorzieningenrechter gaat hieraan voorbij. Nu onbetwist vaststaat dat gedaagden op dit moment zonder toestemming van de gemeente in het gebouw verblijven is het spoedeisend belang gegeven.
4.2.
Bij de inhoudelijke beoordeling van het geschil wordt vooropgesteld dat gedaagden het gebouw hebben ‘gekraakt’. Dat is in strijd met het eigendomsrecht van de gemeente op het gebouw. Daarnaast kwalificeert het kraken van een onroerende zaak zich als een misdrijf, op grond van artikel 138a van het Wetboek van Strafrecht. Blijkens de wetsgeschiedenis is het belang van die bepaling vooral gelegen in de bescherming van het eigendomsrecht van de ander. Daarmee is de onrechtmatigheid van het handelen van gedaagden gegeven.
4.3.
Gedaagden hebben zich echter beroepen op het ‘huisrecht’ ex artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Uit rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens met betrekking tot het huisrecht moet worden afgeleid dat het gedwongen verlies van iemands huis de meest vergaande vorm van inmenging in de uitoefening van het huisrecht is en dat een ieder die het risico loopt op een dergelijke inmenging in beginsel de mogelijkheid moet hebben de proportionaliteit te laten toetsen door de rechter, voordat de ontruiming wordt geëffectueerd. Door middel van de onderhavige procedure worden gedaagden in staat gesteld de proportionaliteit van de voorgenomen ontruiming te laten toetsen door de (onafhankelijke) rechter, zodat aan voormelde voorwaarde is voldaan.
4.4.
Met het oog op de proportionaliteitstoets acht de voorzieningenrechter het volgende van belang. Zoals eerder overwogen, behoeft de gemeente de inbreuk door gedaagden op haar eigendomsrecht – in beginsel – niet te dulden. Daar komt bij dat de gemeente onder verwijzing naar de in 2.2. vermelde conceptakte voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij het gebouw heeft verkocht aan [belanghebbende] en jegens hem gehouden is het gebouw op korte termijn ontruimd over te dragen. Voorts heeft de gemeente onder verwijzing naar gemeentelijke beleidsstukken gemotiveerd aangevoerd dat deze overdracht onderdeel is van een meeromvattend plan om (de infrastructuur in) het gebied nabij het gebouw te herontwikkelingen. De stelling van gedaagden dat de koopovereenkomst en de herontwikkelingsplannen van de gemeente nog niet bindend zijn, wat daar verder ook van zij, hebben gedaagden niet onderbouwd en zal daarom worden gepasseerd. Verder is van belang dat blijkens de door de gemeente overgelegde brief van haar assurantietussenpersoon de brandverzekering door de verzekeraar op korte termijn kan worden opgezegd, omdat het gebouw is gekraakt. Ten slotte weegt in het nadeel van gedaagden mee dat het gebouw, naar niet is betwist, in publiekrechtelijke zin geen woonbestemming heeft. Dat, zoals gedaagden stellen, de ontruiming verband houdt met de uiterlijke kenmerken en levenswijze van gedaagden, en dus discriminatoir is, is niet gebleken. Voor zover [gedaagde] zich nog beroept op het feit dat de gemeente hem in de Basisadministratie personen (BPR) op het adres van het gebouw heeft ingeschreven, wordt ook daaraan voorbijgegaan. Anders dan [gedaagde] kennelijk meent, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, immers niet in te zien dat de gemeente aldus de gerechtvaardigde verwachting heeft gewekt dat [gedaagde] in het gebouw onbelemmerd zou mogen blijven wonen. Gelet op al het voorgaande acht de voorzieningenrechter de gevorderde ontruiming proportioneel en gerechtvaardigd. Bij die stand van zaken behoeven hetgeen de gemeente verder aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd, in het bijzonder de gestelde (geluids)overlast, en het door gedaagden daartegen gevoerde verweer geen verdere bespreking.
4.5.
Gedaagden hebben de stelling van de gemeente dat er geen aanleiding is voor het vragen van inlichtingen, zoals bedoeld in artikel 557a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), niet betwist. Verder ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de gevorderde ontruiming op te schorten, nu gedaagden het daartoe strekkende verzoek onvoldoende hebben onderbouwd.
4.6.
Slotsom is dat de gevorderde ontruiming zal worden toegewezen. Bij een machtiging om de ontruiming (zelf) uit te voeren heeft de gemeente geen belang, zodat de daartoe strekkende vordering zal worden afgewezen. De deurwaarder heeft immers de bevoegdheid om tot reële executie van de veroordeling tot ontruiming over te gaan op grond van de artikelen 555 en volgende in verbinding met artikel 444 Rv. De vordering om het vonnis binnen een half jaar ten uitvoer te leggen jegens een ieder is wel toewijsbaar, aangezien die vordering een wettelijke grondslag heeft en – op zich zelf – niet is weersproken.
4.7.
Gedaagden zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt gedaagden om de onroerende zaak staande en gelegen aan de [adres 1] te Boskoop, kadastraal bekend gemeente Boskoop, [nummer] , binnen vierentwintig uur na betekening van dit vonnis met al het hunne en de hunnen te verlaten, te ontruimen, ontruimd te houden en ter vrije en algehele beschikking van de gemeente te stellen onder afgifte van de sleutels die toegang tot het pand verschaffen;
5.2.
bepaalt dat dit vonnis tot een half jaar na het uitspreken ervan (herhaald) ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging zonder recht of titel in de onroerende zaak aan de [adres 1] te Boskoop bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet;
5.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de gemeente begroot op € 1.530,82 waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 619,-- aan griffierecht en € 95,82 aan dagvaardingskosten;
5.4.
bepaalt dat gedaagden hoofdelijk bij gebreke van tijdige betaling vanaf 14 dagen na dit vonnis de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zijn;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op
15 januari 2016.