ECLI:NL:RBDHA:2016:4088

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2016
Publicatiedatum
18 april 2016
Zaaknummer
VK-16_4943
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Jemenitische eiseressen en de verantwoordelijkheid van Italië onder de Dublinverordening

In deze zaak hebben twee Jemenitische eiseressen, eiseres 1 en eiseres 2, beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die hun asielaanvragen niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank heeft op 7 april 2016 uitspraak gedaan in de zaken AWB 16/4943 en 16/4962, waarbij de bestreden besluiten zijn vernietigd. De eiseressen hebben op 5 oktober 2015 asiel aangevraagd, maar de staatssecretaris concludeerde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van hun aanvragen, omdat zij Schengenvisa hadden verkregen via de Italiaanse vertegenwoordiging in Riyad. Eiseressen voerden aan dat Italië niet veilig was voor hen, verwijzend naar het Tarakhel-arrest van het EHRM, en dat er onvoldoende opvang en medische zorg beschikbaar was.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat Italië verantwoordelijk was, maar dat eiseres 1, gezien haar medische problemen, als bijzonder kwetsbaar moest worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris onvoldoende garanties had gevraagd van de Italiaanse autoriteiten voor de opvang van eiseres 1. De rechtbank vernietigde de besluiten van de staatssecretaris en oordeelde dat deze nieuwe besluiten moest nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de kwetsbare situatie van eiseres 1. De verzoeken om voorlopige voorzieningen werden afgewezen, maar de staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van de eiseressen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 16/4943 en 16/4962 (beroepen) en AWB 16/4944 en 16/4964 (verzoeken)
V-nummers: [nummer] en [nummer]
uitspraak van de voorzieningenrechter en de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 7 april 2016 in de zaken tussen
[naam 1], eiseres 1 en verzoekster 1, hierna: eiseres 1, en
[naam 2],eiseres 2 en verzoekster 2, hierna: eiseres 2,
gezamenlijk te noemen: eiseressen,
gemachtigde mr. M.C. Heijnneman,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. I.E. Lemmers.

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 14 maart 2016 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eiseressen niet in behandeling genomen.
Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Eiseressen hebben tevens een voorlopige voorziening verzocht ter voorkoming van uitzetting hangende de beroepen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2016. Eiseres 2 is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig A. Khabote, tolk in de Arabische taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres 1 is geboren op [geboortedatum]. Eiseres 2, de dochter van eiseres 1, is geboren op [geboortedatum]. Eiseressen bezitten de Jemenitische nationaliteit. Op 5 oktober 2015 hebben eiseressen aanvragen ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder geconcludeerd dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. Uit EU-Vis is gebleken dat eiseressen door de buitenlandse vertegenwoordiging van Italië in Riyad in het bezit zijn gesteld van Schengenvisa. Om die reden zijn de aanvragen niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3. Eiseressen hebben in beroep aangevoerd dat ten aanzien van Italië niet mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daartoe verwijzen zij naar het Country Report Italy van Asylum Information Database (AIDA) van december 2015. Uit dit rapport blijkt volgens eiseressen dat er in Italië geen sprake is van structurele rechtshulp. Daarnaast zijn er te weinig opvangplaatsen voor Dublinterugkeerders en zijn er grote problemen met de toegang tot medische zorg. Eiseres 2 heeft voorts aangevoerd dat zij op de vlucht is voor haar (ex-)echtgenoot en vreest voor eerwraak. Van familie heeft zij vernomen dat hij met een visum naar Italië is gereisd en daar naar haar op zoek is. Tot slot hebben eiseressen aangevoerd dat eiseres 1 ten onrechte niet is aangemerkt als een bijzonder kwetsbaar persoon in de zin van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 4 november 2014 in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland, nr. 29217/12 (hierna: Tarakhel-arrest).
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Italië op grond van artikel 12, vierde lid, van de Verordening EU nr. 604/2013 (de Dublinverordening) in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eiseressen, nu eiseressen door Italië in het bezit zijn gesteld van Schengenvisa. Ter beoordeling staat allereerst of Nederland de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvragen van eiseressen aan zich moet trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er in Italië geen sprake is van ernstige aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 17 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1304), 20 mei 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1677) en 27 augustus 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2791), waaruit volgt dat ten aanzien van Italië in het algemeen nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Verder is in recente arresten van het EHRM van 26 november 2015 in de zaak J.A. en anderen tegen Nederland (nr. 21459/14) en van 10 december 2015 in de zaak A.T.H. tegen Nederland (nr. 54000/11) geoordeeld dat de huidige situatie voor asielzoekers in Italië niet vergelijkbaar is met de situatie in Griekenland ten tijde van het EHRM-arrest M.S.S. tegen België en Griekenland van 21 januari 2011 (nr. 30696/09) en voorts dat de situatie in de opvangvoorzieningen in Italië op zichzelf niet aan iedere overdracht in de weg staat.
6. Naar het oordeel van de rechtbank komt uit het door eiseressen aangehaalde rapport geen wezenlijk ander beeld naar voren van de situatie in Italië dan in voornoemde uitspraken van het EHRM en de Afdeling wordt geschetst. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen en verweerder heeft die behandeling niet aan zich hoeven trekken.
7. Naar het oordeel van de rechtbank kan het betoog van eiseres 2 dat zij in Italië vreest voor eerwraak niet aan het voorgaande afdoen, reeds omdat zij niet heeft onderbouwd dat de Italiaanse autoriteiten niet bereid of in staat zouden zijn haar afdoende bescherming te bieden.
8. Ter beoordeling staat vervolgens of eiseres 1 vanwege haar medische problemen kan worden aangemerkt als bijzonder kwetsbare persoon in de zin van het Tarakhel-arrest, zodat verweerder bij overdracht aan Italië aanvullende garanties van de Italiaanse autoriteiten dient te vragen over passende opvang.
9. In het Tarakhel-arrest heeft het EHRM overwogen dat de verzoekende lidstaat voor bijzonder kwetsbare personen voorafgaand aan de overdracht aan de Italiaanse autoriteiten aanvullende garanties dient te vragen indien de vreemdeling aantoont dat hij zonder die garanties geen toereikende zorg- en opvangvoorzieningen zal kunnen krijgen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 3 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3806) volgt dat dit arrest ook van toepassing kan zijn op andere bijzonder kwetsbare personen indien aannemelijk is gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden, waarbij het geslacht, de leeftijd en de gezondheidstoestand van de betrokken vreemdeling mede van belang kunnen zijn. Verder volgt uit artikel 21 van Richtlijn 2013/33/EU (de Opvangrichtlijn) dat onder meer personen met een handicap en personen met ernstige ziekten worden aangemerkt als kwetsbare personen.
10. Niet in geschil is dat eiseres 1 medische problemen heeft. Uit de door eiseressen bij brieven van 22 en 30 maart 2016 overgelegde medische stukken blijkt dat eiseres 1 op 30 maart 2016 is geopereerd. Er is een afwijking in haar schildklier geconstateerd en de rechter schildklierhelft is verwijderd voor weefselonderzoek. Indien uit dit onderzoek blijkt dat sprake is van een kwaadaardig gezwel zal een tweede operatie nodig zijn, alsmede nabehandeling. Daarnaast dient eiseres 1 een staaroperatie te ondergaan. Op 4 mei 2016 staat daarvoor een voorbereidend gesprek gepland.
11. Eiseressen hebben erop gewezen dat uit het AIDA-rapport van december 2015 blijkt dat er slechts 443 opvangplaatsen beschikbaar zijn voor Dublinterugkeerders. Verder blijkt dat in sommige gevallen Dublinterugkeerders geen opvang aangeboden krijgen en dat het aan hen zelf is om alternatieve manieren van opvang te vinden. Gelet op de kwetsbare situatie van eiseres 1, kan dit niet van eiseressen gevergd worden.
12. De rechtbank is van oordeel dat eiseres 1 gelet op de door eiseressen overgelegde medische informatie aangemerkt dient te worden als een bijzonder kwetsbaar persoon in de zin van het Tarakhel-arrest. Zij heeft kort geleden een zware operatie ondergaan en het verkrijgen van specifieke en adequate opvang en hulp zal daarom voor haar noodzakelijk zijn. Gelet op de door eiseressen overgelegde informatie over de beschikbaarheid van opvang voor Dublinterugkeerders, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat geen aanvullende garanties nodig zijn bij de overdracht van eiseres 1 aan Italië.
13. De rechtbank stelt ten slotte vast dat eiseres 1 vanwege haar medische omstandigheden de steun van haar dochter, eiseres 2, met wie zij samen naar Europa is gereisd, nodig heeft. De aanvraag van eiseres 2 is in zoverre dan ook afhankelijk van de aanvraag van eiseres 1.
14. De slotsom is dat de bestreden besluiten ondeugdelijk zijn gemotiveerd. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten vanwege strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Er bestaat geen aanleiding voor het treffen van voorlopige voorzieningen.
15. Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten zijn vastgesteld op in totaal €1.488,- in verband met de samenhangende verzoeken om voorlopige voorziening (1 punt), de samenhangende beroepschriften (1 punt) en het verschijnen ter zitting (1 punt). De waarde per punt bedraagt €496,- en de wegingsfactor is 1.

Beslissing

De rechtbank, in de zaken met nr. AWB 16/4943 en 16/4962:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • bepaalt dat verweerder nieuwe besluiten neemt;
  • veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepen, ten bedrage van €992,- (negenhonderdtweeënnegentig euro), te betalen aan eiseressen.
De voorzieningenrechter, in de zaken met nr. AWB 16/4944 en 16/4964:
  • wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de kosten van de verzoeken, ten bedrage van €496,- (vierhonderdzesennegentig euro), te betalen aan eiseressen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter en voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover deze betrekking heeft op het beroep, kan binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.