3.1.[eiser] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. ingevolge artikel 392 Rv aan de Hoge Raad de navolgende prejudiciële vragen zal voorleggen:
a) of strafbeschikkingen niet ingevolge artikel 4.8 Algemene wet bestuursrecht (Awb) op straffe van nietigheid vooraf dienen te worden gegaan door het in de gelegenheid stellen van de betrokkene tot het geven van een zienswijze;
b) of de betrokken wetgeving waarbij strafvervolging wordt gekoppeld aan de kentekenregistratie niet strijdig is met elementaire grondbeginselen van het strafrecht, nu daardoor een strafsanctie wordt opgelegd aan de persoon op wiens naam de auto in het kentekenregister staat geregistreerd in verband met de verplichting tot keuring van een motorvoertuig en de verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid voor met een voertuig aan derden veroorzaakte schade, zonder dat vaststaat dat de kentekengeregistreerde dit motorrijtuig doet deelnemen of toelaat dat het deelneemt aan het verkeer;
c) of de totstandkoming van machtiging tot gijzeling rechtmatig is en of deze gijzelingsbevelen (executoriale titels) alleen rechtmatig ten uitvoer kunnen worden gelegd indien deze vooraf zijn gegaan door de in artikel 430, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dwingendrechtelijk voorgeschreven betekening en aanzegging;
d) of het gebrek aan toetsing door een onafhankelijke rechter binnen 87 uur van de vrijheidsbeneming niet tot onrechtmatigheid van de vrijheidsbeneming leidt;
e) of niet binnen korte tijd na de vrijheidsbeneming de Staat verplicht is de gegijzelde in de gelegenheid te stellen een advocaat te raadplegen,
dan wel de zaak zal voorleggen aan het Hof van Justitie van de EU als prejudiciële kwestie voor wat betreft de schending van het Handvest van de Grondrechten en de uitleg van en toetsing van het beleid van de Staat ten aanzien van het beheer van het kentekenregister en de daaruit voortvloeiende strafvervolgingen en incassomaatregelen.
II. voor recht zal verklaren dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door tot strafvervolging over te gaan op grond van wetgeving die strijdig is met elementaire grondbeginselen van het strafrecht, waarbij een strafsanctie kan worden opgelegd op de persoon op wiens naam het motorvoertuig in het kentekenregister staat geregistreerd in verband met de verplichting tot keuring van een motorvoertuig en aansprakelijkheidsverzekering, zonder dat vaststaat dat de kentekengeregistreerde dit motorrijtuig doet deelnemen of toelaat dat het deelneemt aan het verkeer en hem dienaangaande een verwijt treft;
III. voor recht zal verklaren dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door niet voorafgaande aan de strafbeschikking [eiser] in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze te geven conform artikel 4.8 Awb;
IV. voor recht zal verklaren dat de Staat onrechtmatig (in strijd met artikel 430, derde lid, Rv) heeft gehandeld dan wel heeft nagelaten door niet alvorens tot aanhouding of tenuitvoerlegging van een machtiging tot gijzeling over te gaan, deze machtiging tot gijzeling in persoon aan [eiser] te betekenen en alsnog aan te zeggen binnen twee dagen zijn verplichtingen na te komen en voorts tot tenuitvoerlegging is overgegaan terwijl [eiser] onmachtig was te betalen;
V. voor recht zal verklaren dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld dan wel heeft nagelaten bij de tenuitvoerlegging van een machtiging tot gijzeling door [eiser] niet binnen 87 uur na de vrijheidsbeneming voor de rechter te geleiden ter toetsing van de rechtmatigheid van de detentie/gijzeling op basis van de onderliggende strafbeschikking;
VI. voor recht zal verklaren dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld dan wel heeft nagelaten door [eiser] na de vrijheidsbeneming niet binnen zes uur te voorzien van rechtsbijstand door een advocaat;
VII. voor recht zal verklaren dat de Staat jegens [eiser] onrechtmatig tekort is geschoten in zijn zorgplicht als registerhouder van het kentekenregister door niet ervoor zorg te dragen dat het kentekenregister (basisregister) de feitelijk juiste gegevens bevat;
VIII. voor recht zal verklaren dat de Staat ten onrechte gegevens van [eiser] heeft verstrekt aan overheidsinstanties die op basis van die gegevens tot strafbeschikkingen zijn overgegaan, zonder geverifieerd te hebben of deze gegevens juist waren;
IX. de Staat zal veroordelen tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van
€ 62.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2011,
althans de Staat te veroordelen tot een, door deskundigen nader vast te stellen
schadevergoeding, een en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
X. de Staat zal veroordelen tot betaling van € 1.000 aan buitengerechtelijke incassokosten;
XI. de Staat zal veroordelen in de kosten van dit geding.