ECLI:NL:RBDHA:2016:4284
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewetuitkering en geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.A. van de Weerd, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door drs. P.F.G. Hermans. Eiseres had een Ziektewetuitkering ontvangen, maar deze werd per 10 april 2015 beëindigd door verweerder, die van mening was dat eiseres weer geschikt was om haar werk als productmanager te verrichten. Eiseres was van mening dat zij door aanhoudende nek- en rugklachten niet in staat was om te werken en voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met de medische adviezen van haar behandelaars.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij eiseres op 17 december 2015 ter zitting is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en een informant. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend voor een nadere reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 29 september 2014 ziek was gemeld en dat zij op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. De rechtbank heeft de medische rapporten van de bedrijfsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende informatie had om tot zijn conclusie te komen dat eiseres geschikt was voor haar eigen werk. Eiseres heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar stelling dat werken voor haar onmogelijk is, onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken.