ECLI:NL:RBDHA:2016:4409

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 april 2016
Publicatiedatum
22 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 8844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WGA-uitkering en geschiktheid voor andere functies na herbeoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2016 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de beëindiging van de WGA-uitkering van eiseres, die sinds 2007 met psychische klachten uitgevallen was. Eiseres had een WGA-uitkering ontvangen, maar deze werd per 18 juni 2015 beëindigd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. Hierop heeft zij beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet meer geschikt werd geacht voor haar eigen arbeid, maar wel voor andere functies. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiseres op basis van haar medische situatie in staat was om bepaalde functies te vervullen, ondanks haar klachten. Eiseres heeft betoogd dat zij volledig arbeidsongeschikt is en dat de GAF-score niet correct is. De rechtbank heeft echter geen redenen gevonden om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts en heeft de medische beoordeling als zorgvuldig beschouwd.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de medische rapporten en de expertise van Psyon, gewogen en geconcludeerd dat er onvoldoende medische informatie was om aan de conclusies van de verzekeringsarts te twijfelen. De rechtbank heeft de geduide functies geschikt bevonden en oordeelde dat eiseres in staat was om deze functies te vervullen, waardoor de beëindiging van de WGA-uitkering terecht was. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 15/8844

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. Th.T.M. van Hemert),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)(gemachtigde: C. Beckers).

Procesverloop

Bij besluit van 22 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder per 18 juni 2015 de WGA-uitkering (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) krachtens de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres beëindigd.
Bij besluit van 11 november 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2016.
Eiseres is verschenen, vergezeld van haar begeleider en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is op 16 mei 2007 uitgevallen met psychische klachten voor haar werk als thuishulp voor 15 uren per week. Aan eiseres is na deze ziekmelding een ZW-uitkering toegekend. Eiseres heeft op 23 april 2009 een Wet WIA uitkering aangevraagd.
Bij besluit van 19 augustus 2009 heeft verweerder eiseres vanaf 13 mei 2009 (einde wachttijd) een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100 %. Bij besluit van 29 december 2010 heeft verweerder de loongerelateerde WGA-uitkering per 13 maart 2011 gewijzigd in een loonaanvullingsuitkering.
1.2.
Met brief van 15 april 2014 is namens [bedrijf A] , werkgever van eiseres, verweerder verzocht om een herbeoordeling van eiseres en daarbij verzocht de werkgever eiseres in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA), wat heeft geleid tot de onder ‘Procesverloop’ genoemde besluitvorming.
3. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres op de in geding zijnde datum niet meer geschikt is voor het verrichten van haar eigen arbeid maar wel voor het uitoefenen van andere, voor haar geselecteerde, functies. Op basis van die functies is het verlies aan verdiencapaciteit volgens verweerder 0 %, dat wil zeggen minder dan 35% waarmee eiseres niet meer in aanmerking komt voor een Wet WIA uitkering.
4. Eiseres voert -kort samengevat- aan dat zij door haar fysieke klachten en klachten van psychische aard niet in staat is om arbeid te verrichten. Eiseres acht zich volledig arbeidsongeschikt. Voorts is eiseres van mening dat de GAF-score niet klopt. Ter onderbouwing van haar beroep heeft eiseres een brief van [bedrijf B] van 1 april 2014 en een brief van psychiater [psychiater] van 15 juni 2015 overgelegd, waarvan de conclusies niet te rijmen zijn met de conclusie van [persoon A] , die voor het Uwv een expertise heeft verricht, aldus eiseres.
5.1.
In het kader van het verzoek om een herbeoordeling is eiseres uitgenodigd voor het spreekuur bij de verzekeringsarts op 30 juni 2014, waar een medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft voorts dossierstudie verricht en informatie opgevraagd bij de behandelend psychiater. Nadat de verzekeringsarts kennis heeft genomen van informatie van de behandelend psychiater [psychiater] van 24 juli 2014 is hij tot de conclusie gekomen dat de medische prognose onzeker is. Uit zijn rapport van 8 september 2014 blijkt dat dit voor de verzekeringsarts aanleiding is geweest om een psychiatrische expertise bij Psyon te laten plaatsvinden. Uit zijn rapport van 2 februari 2015 blijkt dat op basis van zijn onderzoek, de informatie van de behandelaar en het verslag van de expertise van Psyon van 13 januari 2015 met daarbij een rapport van een neuropsychologisch onderzoek tot de conclusie gekomen dat eiseres beperkt is op het psychische vlak. Hij acht eiseres vooral sterk verminderd stressbestendig. Hij acht het leervermogen enigszins beperkt. Tevens kan eiseres niet tegen drukte of grote groepen mensen. Hij acht een medische indicatie voor urenbeperking niet aanwezig. De verzekeringsarts heeft de beperkingen vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML).
5.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft vervolgens aan de hand van de door eiseres naar voren gebrachte bezwaren de bevindingen van de verzekeringsarts beoordeeld. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres op 7 oktober 2015 aansluitend aan de hoorzitting zowel lichamelijk als psychisch onderzocht. Tevens heeft deze arts dossierstudie verricht en hiermee kennis genomen van de expertise van Psyon en tevens heeft zij informatie verkregen van psychiater [psychiater] van 15 juni 2015. Uit haar rapport van 7 oktober 2015 blijkt dat de verzekeringsarts b&b ook tot de conclusie is gekomen dat eiseres is aangewezen op niet te stresserend werk, waarbij enigszins rekening moet worden gehouden met een lichte beperking ten aanzien van de handen. De verzekeringsarts b&b heeft de FML op deze punten aangepast.
6. Met betrekking tot de medische beoordeling van het bestreden besluit heeft de rechtbank geen redenen gevonden om te oordelen dat het medisch onderzoek zoals vermeld onder 5.1 en 5.2 onjuist of onzorgvuldig is verlopen of dat de beperkingen van eiseres niet juist zijn vastgelegd in de FML. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts b&b een onjuist beeld had van de lichamelijke en geestelijke gezondheidstoestand van eiseres. Uit haar rapport blijkt dat zij de klachten van eiseres in samenhang met de informatie van de behandelaar en het expertise verslag van Psyon heeft meegewogen en heeft vertaald naar de FML. De rechtbank verwijst naar het rapport van 7 oktober 2015 waar de verzekeringsarts b&b naar het oordeel van de rechtbank gemotiveerd en inzichtelijk is ingegaan op de beroepsgronden van eiseres. Voor het aannemen van meer beperkingen ontbreekt de medische onderbouwing
7. De rechtbank volgt verweerder voorts dat er meer gewicht is toegekend aan het expertise verslag van Psyon nu de conclusie van de behandelend psychiater over de diagnose en de belastbaarheid voor werk niet is onderbouwd bij onderzoek.
8. Aan wat eiseres ten slotte heeft aangevoerd met betrekking tot het belang van de GAF-score, kan de rechtbank niet de waarde hechten die eiseres hieraan gehecht wil zien. Het GAF-systeem is bedoeld om in het kader van een behandeling enig handvat te geven voor beoordeling van het beloop daarvan. Het kan niet doorslaggevend zijn om beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren vast te leggen. Verwezen wordt naar de uitspraak van de CRvB van 11 april 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW1513.
9. Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende medische informatie voorhanden is om te gaan twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts b&b. Mede in verband hiermee acht de rechtbank het inwinnen van een medisch deskundigenadvies niet noodzakelijk, zoals ter zitting is verzocht.
10. Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige voor eiseres de functies wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (sbc-code 267050), meubelstoffeerder, woningstoffeerder (sbc-code 272030) en productiemedewerker (sbc-code 111180) geduid. Als reserve zijn de functies productiemedewerker metaal en electro-industrie, machinebediende inpak-/verpakkingsmachine, medewerker binderij en medewerker tuinbouw geselecteerd. Aan de hand van de aangepaste FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) de geduide functies geschikt bevonden met uitzondering van de functie medewerker stoffeerderij (sbc-code 272030). Hij heeft deze functie laten vervallen omdat de werkzaamheden van deze functie te belastend zijn voor de handen van eiseres.
11. Uitgaande van de juistheid van de aangepaste FML moet eiseres in staat worden geacht de werkzaamheden die zijn verbonden aan deze functies te verrichten. Voor zover sprake is van signaleringen in de aan de schatting ten grondslag liggende functies, is toereikend gemotiveerd waarom de geduide functies ondanks de signaleringen toch geschikt zijn voor eiseres. Aangezien eiseres met het vervullen van de geduide functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit 0 % bedraagt, heeft verweerder terecht de Wet WIA uitkering beëindigd.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.