Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 juni 2015, met producties 1 t/m 16;
- de conclusie van antwoord van 26 augustus 2015, met producties 1 t/m 8;
- het tussenvonnis van 9 september 2015, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 december 2015, met daaraan gehecht de brief van 28 december 2015, van de zijde van [A] .
2.De feiten
Het spaartegoed was in 2005 met € 13.000 afgenomen.
heeft meegedeeld dat hij toen een lening heeft gekregen en dat hij die lening heeft afgelost.
en [E] hebben nog een bedrag van € 3.000,- geleend. Dit is grotendeels terugbetaald. De resterende € 700,- is hen kwijtgescholden.
heeft haar kleindochter [de kleindochter] € 5.000,- geleend. Dit bedrag heeft [de kleindochter] nog niet terugbetaald.”
[de kleindochter] had haar lening aan Oma willen aflossen met de verkoop van haar huis, maar gezien de huidige economische situatie lukt dat niet zo best, ik neem aan dat je dit begrijpt en ook hierover moeten dus afspraken gemaakt worden.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Beneficiaire aanvaarding
bloemen crematie”, “
diner”, “
huur City Box, “
akte beneficiaire” en “
bloemen notaris” en daarnaast noemt hij nog bedankkaartjes en gebruik van de telefoon. Nu deze uitgaven zijn gedaan voor 15 juni 2015, zijn dit kosten waardoor [B] over de goederen der nalatenschap heeft beschikt en deze, zo doende, zuiver heeft aanvaard.
Door zuivere aanvaarding van een nalatenschap worden erfgenamen persoonlijk aansprakelijk voor de schulden van de erflater. Als deze aanvaarding te gemakkelijk wordt aangenomen, kunnen erfgenamen in grote problemen geraken. Er is dus alle reden de zuivere aanvaarding niet al te klakkeloos uit ondoordacht gedrag van een erfgenaam af te leiden.”
nietde vraag ter beoordeling voor of deze vordering bestaat of niet.
Nu verweerders niet hebben aangetoond dat aan de echtgenoot van verzoekster een lening ter hoogte van € 10.000,00 is verstrekt en verweerders hebben erkend dat een bedrag van € 5.000,00 door de echtgenoot van verzoekster aan [C] is terugbetaald en daarnaast niet, althans onvoldoende is weersproken dat de aan de dochter verstrekte “lening” een schenking betrof, wordt dit verweer verworpen.”
boedelbeschrijving”, zonder dat verder wordt gesteld wanneer [E] heeft gezegd dat hij een bedrag van € 10.000 heeft geleend en zonder dat wordt verklaard waarom hiervan tijdens de bespreking van 13 oktober 2010 geen melding is gemaakt, onvoldoende ter toelichting op zijn stelling dat er uitstaande leningen zijn.