2.19.De politie heeft [C] onder meer verhoord op 7 september 2010, vanaf 11:25 uur, waarbij zij onder meer het volgende heeft verklaard:
“V: Hoe is het met je gezondheid?
A: Stijf van de stressen stijf van de angst.
V: Waarvoor is de angst?
A: Voor bedreigingen die mijn ex geuit heeft naar mij toe.
V: Wat waren dat voor bedreigingen?
A: Dat als ik ooit mijn mond open zou trekken, hij mijn kind af zou nemen. Dat ik in de cel zou komen en dat ik mijn dochtertje niet meer zou kunnen zien. Daarom heb ik ook nooit wat gezegd, omdat ik mijn kind niet kwijt wil. Ik weet waar hij toe in staat is. Hij uit de bedreigingen wel. Hij probeert zijn hachje te redden en er valt gewoon niets meer te redden. Hij heeft mijn leven tot een hel gemaakt. Ik ga hem niet meer dekken. Ik moet aan mijzelf denken en niet aan mijn kind
V: Hij vraagt jou hem te dekken
A: Ja, hij heeft mij gevraagd of ik niets wilde zeggen bij de politie. Ik heb gehoord dat aangifte tegen mij gedaan van brandstichting. Het is helemaal niet waar dat ik alles van tevoren wist. Dat was allemaal achteraf.
V: Waarom moet jij hem dekken, waar heeft dat mee te maken?
A: Omdat [A] dat heeft gecreeerd allemaal.
V: Waar praten wij over?
A: Over de brand in [plaats 1] . Ik heb nergens aan meegewerkt. Ik heb ook tegen [A] gezegd dat wanneer ik opgepakt zou worden ik alles zou vertellen. Hij heeft mij helemaal kapot gemaakt
V: Wat kun je ons vertellen over de brandstichting?
A: Dat hij er mee te maken heeft en dat hij dat zelf gecreeerd heeft. Er spelen meer dingen. Vooral op financieel gebied. Hij dacht alleen maar aan zijn eigen. Ik heb een kind. Ik heb hier geen zin meer in.
Dat een vader zijn gezin in zo’n positie gaat brengen. Als ik hem zie, ik sla hem total loss. Met zijn gelieg en gedraai en zijn bedreigingen. Ik was vijfenzestig kilo en ben tien kilo kwijt. Hij vind alles best, maar ik kan er niet meer tegen. Hij heeft mij in een lastig parket gebracht. Ik heb hem al eens op zijn bek geveegd, vanwege liegen.
V: Wat is [A] zijn betrokkenheid bij de brand?
A: Alles.
V: Wat is alles?
A: Ik weet het niet precies, hij heeft alleen gezegd dat hij het gedaan heeft.
V: Wist jij dat hij het zou doen?
A: Nee. Hij heeft het alleen gezegd.
V: Wanneer heeft hij dat gezegd?
A: Of die dag na de brand of twee dagen daarna. Ik had een slaapgebrek
die tijd, dus ik weet niet alles precies meer.
V: Heb jij [B] in vertrouwen genomen over deze brand?
A: Ik heb wel eens iets in de wandelgangen gehoord. Ik wilde het haar later uitleggen.
V: [B] heeft een verklaring afgelegd, waarin zij vertelde dat jij haar van tevoren hebt ingelicht over een komende brand.
A: [B] heeft overdreven. Ik heb wel bewijzen dat zij weleens wat vaker liegt.
V: Zij heeft SMS-berichten in haar telefoon staan die haar verhaal bevestigen?
A: Dat klopt, maar dat zijn allemaal berichten achteraf en niet voor de brand.
V: Wat heeft [A] nu precies gedaan voor de brand.
A: Ja [A] heeft gezegd dat hij zelf iets gecreeerd heeft, en dat het met kortsluiting te maken had.
De avond van de brand heb ik hem gebeld. Hij vertelde mij toen dat hij op kleding wachtte. Ik vroeg hem toen wat wil je nu met kleding. Hij vertelde mij dat hij in de kinderopvang kleding wilde verkopen, want dat liep niet. Ik had de kinderopvang ook al gesloten. Die was vanaf 1
januari gesloten, omdat er geen genoeg kinderen kwamen. [G] kan dat bevestigen die heeft de blaadjes op de deuren opgehangen.
V Weet [G] ook van de brand?
A: Nee jullie zijn de eersten die ik het vertel. Ik heb het ook aan mijn ouders verteld. Zijn ouders vermoeden het wel, die vroegen het mij ook al gisteren.
V: Wanneer heb je je ouders hierover ingelicht.
A: Ik heb mijn moeder een paar weken terug ingelicht. Mijn moeder wilde nog een sein geven naar de verzekering.
V: Wanneer is [A] begonnen jou te bedreigen?
A: Vanaf het begin al. [A] had het idee dat hij werd getapt. Hij zei toen tegen mij dat ik nooit wat mocht zeggen, want dan zou ik een probleem hebben.
V: We gaan even terug naar die avond van de brand 10 februari 2010?
A: Toen was ik thuis in [plaats 2] . Het was op een woensdag. Normaal werkte ik op woensdag. Ik heb [A] nog gevraagd of hij daar naar toe wilde. Vrijdags werkte ik altijd van vijf tot tien. Ik bracht onze dochter dan s’morgens en [A] haalde haar dan s’middags op.
V Hoe laat belde jij [A] .
A: Dat moet die woensdag van de brand zijn geweest tussen kwart over tien en elf.
V: Het was toen slecht weer weet je dat nog?
A: Dat weet ik nog ik ben in de rotonde in [plaats 2] nog aan de kant geschoven. De agent verklaarde mij nog voor gek dat ik hier naar toe was gereden met een gang van honderd veertig per uur. Ik weet niet meer hoe laat ik in [plaats 1] was.
V: Wat vroeg je [A] toen?
A: Waar hij was en waar hij bleef. En waarom hij niet gebeld had. Want dan weet ik hoe laat hij thuis komt.
V: Wat zei hij?
A: Hij was nog op de zaak en zat te wachten op een paar jongens die kleding kwamen brengen.
V: Hoe reageerde jij daarop?
A: Een beetje beduusd. Kleding, gaan we iets met kleding beginnen. Hij had hierover nog nooit met hem besproken, maar ik wist eigenlijk nooit wat. Dit was totaal onverwacht. Misschien heeft hij wel eens wat er over gezegd, maar dat heb ik dan niet gehoord of niet onthouden.
V: Hij zei dus dat hij zat te wachten op kleding?
A: Ja, hij vertelde dat hij iets wilde beginnen met de verkoop van sportkleding in de kinderopvang. Ik was nog niet aan mijn opleiding begonnen. Dat moet nu ook nog steeds. Half twaalf of kwart voor twaalf belde [A] mij en vertelde dat de sportschool in brand stond. Hij vertelde dat hij dat van [G] had gehoord.
V: Waar was hij toen?
A: Hij reed toen op de A6 bij Lelystad. Ik heb toen tegen hem gezegd dat ik er wel naar toe zou gaan. Dat was omdat [A] net in het ziekenhuis had gelegen. Hij was volgens mij rond tien voor twaalf
thuis. Ondanks het weer was ik volgens mij zo ongeveer binnen een uur en een kwartier in [plaats 1] .
V: Hoe heb jij er op gereageerd op de brand?
A: Ik was geschrokken, maar ik reageer altijd lachend als ik schrik.
V: Kwam het onverwacht?
A: Ja het kwam bij mij heel onverwacht, Ik had niet verwacht dat hij het zou doen. Hij had er in de loop van de tijd wel eens geroepen, maar ik had nooit verwacht dat hij het zou doen.
V: Ondanks dat hij het geroepen heeft dat hij het in de brand zou steken had je het niet verwacht.?
A: Nee. Hij riep het wel, maar ik nam het niet serieus. Hij kan zijn emoties heel goed verbergen. Dat heb ik ook wel gezien toen ik bij hem weg ging samen met mijn dochter. Je ziet niks aan hem.
V: Ben je na het telefoontje ben je naar [plaats 1] gereden?
A: In de auto waar [A] net mee terug was gekomen. In januari hadden we deze Chevrolet gekocht.
V: Heb je wat gemerkt aan [A] toen hij thuis kwam?
A: Niet dat ik mij kan heugen niet, nee.
V: Heb je niet gevraagd hoe de brand was ontstaan?
A: Nee ik maakte me zorgen over [G] . Zij stond voor het pand. [G] is altijd op de hoogte van de gang van zaken. Ik breng haar op de hoogte. Ik neem haar altijd in vertrouwen
V: Hoe zit het met [B] ?
A: [B] was ook een hele dikke vriendin. [B] heeft mij vaak zwart lopen praten. [B] heeft ook veel schulden. Ze mocht bij mij gratis sporten. Ze is alleen een ster in het verdraaien van verhalen. Ze loop vaak te stoken tussen vrienden. Het is niet echt een vriendin. Als ze een goede vriendin was geweest had ze mij de kans gegeven om het uit te leggen hoe het echt in elkaar zat.
V: Dit is de eerste keer dat je het verteld, behalve aan je moeder?
A: Dat klopt. De verhalen gaan wel rond over de brandstichting, maar ik heb het altijd ontkend. Waarom moet ik betrokken zijn bij een zaak waar ik niets mee te maken heb.
V: Wat is de reden van [A] om de boel in brand te steken?
A: Geld, alles bij [A] draaide om geld.”
(…)
V: Op vrijdag 12 februari 2010 werd [B] gehoord. Zij vertelde ons dat zij ongeveer 10 dagen daarvoor met jou in de auto had gezeten, toen jij haar vertelde dat jullie geinteresseerd waren in een ander pand voor de sportschool. Jullie bekeken toen een pand in [plaats 1] tegenover de Peugeot garage, hoe zit dat?
A: Dat klopt dat is het oude pand van welzijnzorg.
V: Wie waren daarvan op de hoogte?
A: Alleen [B]
V: Heb je ook tegen haar gezegd dat jullie belang hadden bij dat pand?
A: [A] had er wel belang bij. [A] vond het een mooi pand. Hij had gezegd, misschien kunnen we daar wel heen. Ik heb eigenlijk meer de meubels bekeken dan het pand. [B] heeft
het pand geinspecteerd. Dat was eigenlijk wel gek.
V: [A] zou dat pand ook geinspecteerd hebben?
A: Dat klopt niet. Ik ben naar het pand gaan kijken. [A] wilde er nog wel eens een keer naar kijken. Dat bedoel ik nu juist met dat [B] de woorden wel eens verdraaid.
V: Een paar dagen later had ze jou weer gesproken. Je had toen verteld dat het aanstaande zaterdag zou gaan gebeuren. Jij zou gezegd hebben, We gaan er voor zorgen dat er kortsluiting komt, dan gaat in de fik of woorden van die strekking.
A: Dit klopt absoluut niet.
V: Verder zei ze, dat je zou hebben gezegd dat jullie achtduizend euro achterop liepen met de huur.
A: Wat een bitch dat heb ik haar ver daarvoor al verteld. Ik vertelde haar dat we verlies draaiden. Hoe komt ze daarbij. Ik kan slecht tegen mensen die liegen. Als ik vrij kom trek ik haar aan haar kraagje en breng ik ze hier. Ik heb het haar verteld dat mijn klantenbestand minder werd. Ze vroeg mij nog hoe ik dat wist. Ik heb haar verteld dat ik dat kon zien aan de incasso’s.
V: Hoe gaan die betalingen dan?
A: We hebben via ZAG een coach systeem. Je kunt via een instelling dan kun je incasso’s maken. Dan stuur ik dat via de mail naar [A] die vervolgens er voor zorgde dat de automatische incasso’s geincasseerd werden. [B] is daar nooit bij geweest.
V: Ze zei het gaat zaterdag gebeuren, sneller dan je denkt?
A: Dat is niet waar, ik wist het niet eens. Ik vind het knap dat ze dat weet allemaal, terwijl ik het niet eens wist. Zij heeft op mij in kopen praten, zij wist dat [A] geld had, dan zat ik save.
V: Verder vertelde ze, [C] zei nog dat [A] het vermoeden had dat ik meer wist dan mocht?
A: Ik heb inderdaad aan [A] verteld dat ik een deel aan [B] heb verteld. Daarvoor heb ik het nooit geweten, en het is woensdags gebeurd en zij spreekt over een zaterdag.
V: Op woensdagmiddag of avond 10 februari 2010 vertelde [B] dat ze nog met jou had gesproken. Ze vond toen dat het een zooitje was.
A: Ik ben er helemaal klaar mee met deze verklaring. Ik wil niet eens meer antwoord geven op haar verklaring. Ik was hier die woensdag niet geweest. [A] was namelijk in [plaats 2] aan het werk. Ik was thuis met mijn dochter. Ik ga inhoudelijk niet meer in op deze verklaring, want het zijn allemaal leugens dit verhaal. Ik kan mij hier heel boos om maken, om haar gedraai en haar gelieg. Ik kan ook nog wel wat haar vertellen met haar zwart werken en haar uitkerinkje behouden. Dit
slaat helemaal nergens op.
V: Zij zegt ook dat jij die woensdag zou hebben gezegd dat we daar morgen geen last meer van zouden hebben.
A: Dat klopt helemaal niet, ik ben er woensdag niet geweest.
V: [A] gaat vanavond naar de zaak, het gaat vanavond gebeuren, dat zou jij ook tegen haar gezegd hebben?
A: Heb ik niet gezegd. Hoe moet ik dat gezegd kunnen hebben terwijl ik niet eens wist dat het gebeurde. Bel [… 2] (een vrouw) maar eens op, dat is een klant van ons. Zij kan wel heel wat vertellen over haar gelieg.
V: Wanneer heb jij contact gehad met [B] , na de brand, voor het eerst?
A: De volgende dag of twee dagen daarna?
V: Weet je nog welke dag dat was?
A: Dat weet ik niet. Daar kan ik geen antwoord op geven
V: Donderdag morgen 11 februari?
A: Daar weet ik niets meer van. Maar wat ik gezegd heb weet ik niet.
V: Klopt het dat je [B] hebt gebeld?
A: Dat klopt wel, maar ik weet niet precies meer wanneer.
V: 11 februari 2010 06: 48 bel me of laat overgaan, rij nu naar huis?
Kun je dat nog herinneren?
A: Nee, dat kan ik mij niet herinneren
V: Wat voor telefoonnummer heb jij, is dat het nummer waar wij jou gisteren op gebeld hebben? Of is dit jou nummer: [nummer 1] ?
A: Dat zou kunnen kloppen, dat is dan mijn oude nummer.
V: S’middags op 11-02-010, 16.18.39 verstuur jij het bericht: Er is volgens de recherche sluiting geweest via water bij de tv of bij de step. Vind het jammer dat jij zoals je zegt mijn vriendin te zijn niet eens de kans krijg om het uit te leggen en dit terwijl ik veel voor jou doe. Kijk maar of je mij gelooft en als je het wil horen dan hoor ik het wel.
A: Weet ik niet meer, het is voor mij een zwart gat.
V: Verzonden SMS
Datum/tijd: 11-02-2010, 16.29.22
Jij hoeft mij niet uit te leggen ik weet al te veel en dat jij veel voor mij gedaan hebt dat klopt maar dat staat buiten dit wat jullie gedaan hebben. Ik kan en wil daar niets mee te maken hebben het klopt
niet [C] . Ik zal het hierbij laten en jullie zouden het ook via sluiting gaan doen.
A: Heb ik haar nooit verteld, ik weet het niet ik kan niet in haar gedachten patroon kijken. Ik heb daar volgens mij nooit op gereageerd.
A: Je hebt daar wel op gereageerd een paar minuten daarna namelijk:
Ontvangen SMS
Datum/tijd: 11-02-2010, 16.32.29
Het is toch anders dan jij nu denkt. Wil het best uitleggen maar niet zo.
A: Dat zou best kunnen, ik weet dat niet meer. Het komt mij vaag
bekend voor, maar ik weet het niet meer. Dat stuk is gewoon, ja hoe
moet ik dat zeggen, het is gewoon een zwart gat.
V: Nu komt er weer een reactie van [B] :
Verzonden SMS
Datum/tijd: 11-02-2010, 16.35.33
Ik hoef geen uitleg meer. Onze wegen gaan nu ieder zijn kant. Wens je nog veel geluk en ik hoop voor je dat je jezelf nog in de spiegel kan aankijken. Ik wil nu jij no.
A: Ik hoop wel dat zij dat kan met haar gelieg.
V: Er komt nog een keer een reactie van jou op:
Ontvangen SMS
Datum/tijd: 11-02-2010, 16.41.12
Ik wel en als vriendin had ik het je uit willen leggen maar daarin geef je me niet een kans. Echte vriendinnen kunnen elkaar alles vertellen en uitleggen maar blijkbaar ben jij niet zo. Erg jammer.
Verder laat ik het hierbij. Als je wel uitleg wil weet je mij te vinden.
A: Het kan best, ik weet dat niet meer. Het is mij heel wazig allemaal.
V: Hieruit lijkt het voor ons dat jij wel wist dat de brand zou gaan gebeuren. Dat je alles van tevoren al wist.
A: [B] stookte altijd al. Ook tussen mij en haar broertje, een junk die lekker aan de drugs zit. Ze is een grote leugenaar.
V: Heb je nu de waarheid verteld?
A: Ja natuurlijk. Ik wil nu graag naar huis. De druk is er af.(…)”