ECLI:NL:RBDHA:2016:761

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
4594820 RP VERZ 15-50737
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werknemer met afwijzing van de billijke vergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer, [verzoeker], en de werkgever, Alba Belettering B.V. De werknemer verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c BW, met een opzegtermijn van drie maanden en een billijke vergoeding van € 20.309,- bruto. De werknemer stelde dat de arbeidsrelatie ernstig verstoord was door het handelen van de werkgever, die haar onder druk had gezet om in te stemmen met beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

De werkgever, Alba, verzet zich niet tegen de ontbinding, maar betwist de toekenning van de billijke vergoeding. Alba stelde dat zij open kaart had gespeeld over de financiële situatie van het bedrijf en dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsrelatie inderdaad verstoord was, maar oordeelde dat het handelen van Alba niet als ernstig verwijtbaar kon worden aangemerkt. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 mei 2016, maar de verzoeken om een billijke vergoeding afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld.

De kantonrechter heeft verder bepaald dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen. De beschikking is gegeven door kantonrechter mr. J.M. van Baardewijk en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG

Team kanton Den Haag
MB
Zaaknummer: 4594820 RP VERZ 15-50737
Datum: 3 februari 2016

Beschikking in de zaak van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij, verder te noemen [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. P.H. Mahieu,
tegen

de besloten vennootschap Alba Belettering B.V.,

gevestigd te Den Haag,
verwerende partij, verder te noemen Alba,
gemachtigde: mr. E.R. Knoester.

Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 11 november 2015,
- het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 29 december 2015,
- de brief van 4 januari 2016 van mr. Mahieu,
- de in het geding gebrachte producties.
1.2
Op 6 januari 2016 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaats gevonden. Beide partijen zijn met hun gemachtigden verschenen. Alba werd daarbij vertegenwoordigd door [LE] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van het verhandelde ter zitting. Mr. Mahieu heeft een pleitnotitie overgelegd.

De feiten

2.1
De kantonrechter gaat op grond van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling van het volgende uit.
2.2
[verzoeker] (geboren op [jaar] 1970) is op 1 januari 2004 bij Alba in dienst getreden. Zij bekleedt de functie van [functie] en heeft een dienstverband van 38 uur per week, waarvoor zij een salaris van € [xx] bruto per maand vermeerderd met 8% vakantiebijslag ontvangt.
2.3
In juni 2015 heeft Alba [verzoeker] verzocht mee te werken aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst, wat [verzoeker] heeft geweigerd.
2.4
Bij verzoekschrift van 15 oktober 2015 heeft Alba de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Ter zitting heeft Alba het verzoek ingetrokken.
2.5
Bij vonnis van 30 oktober 2015 heeft de kantonrechter bij vonnis in kort geding Alba veroordeeld tot betaling van het loon over augustus 2015.
2.6
In de periode van 29 juni 2015 tot 16 november 2015, met uitzondering van de ochtend van 26 oktober 2015, heeft [verzoeker] vanwege arbeidsongeschiktheid, verband houdende met spanningsklachten, niet gewerkt.

De verzoeken en de verweren

3.1
[verzoeker] verzoekt de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c BW te ontbinden met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden, onder toekenning van een vergoeding van € 20.309,- bruto, met veroordeling van Alba in de kosten van de procedure.
3.2
[verzoeker] legt aan de verzoeken ten grondslag dat sprake is van omstandigheden welke van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst behoort te eindigen. Door toedoen van van Alba is de relatie tussen partijen ernstig verstoord geraakt. Alba heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door te trachten haar, en haar collega [B] , in juni 2015 te dwingen tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Daarbij heeft Alba, in de persoon van [LE] , [verzoeker] geen gelegenheid willen geven het voorstel tot beëindiging met haar vader te bespreken en haar verboden advies te vragen aan het UWV. Daarnaast heeft Alba geweigerd inzicht te geven in de bedrijfseconomische omstandigheden en het personeelsbestand, zodat [verzoeker] niet kon vaststellen of het voorstel terecht was en of het afspiegelingsbeginsel juist werd toegepast. Nadat [verzoeker] en [B] hebben geweigerd in te stemmen met beëindiging heeft [LE] te kennen gegeven dat als zij “
nu niet tekenden zij dan allebei zijn rug op kunnen en de kanker kunnen krijgen.” De druk die [LE] heeft uitgeoefend heeft spanningsklachten bij [verzoeker] veroorzaakt als gevolg waarvan zij zich op 29 juni 2015 ziek heeft gemeld. Alba heeft vervolgens het loon over augustus 2015 niet betaald, waarvoor [verzoeker] een kort geding heeft moeten starten. Ook het loon over oktober 2015 is met vertraging betaald. In oktober 2015 heeft Alba een verzoek tot ontbinding op grond van onterechte verwijten ingediend. Nadat de kantonrechter Alba had voorgehouden dat zij de transitievergoeding verschuldigd zou zijn, heeft Alba het verzoek ingetrokken, terwijl duidelijk was dat de arbeidsverhouding was verstoord. Na de mondelinge behandeling heeft Alba [verzoeker] weer opgeroepen om te komen werken, waarbij een zodanige druk is uitgeoefend dat [verzoeker] verder overspannen is geraakt. Zij heeft aan de oproep wel gevolg gegeven, maar haar werden vervolgens niet de reguliere werkzaamheden opgedragen. Daarnaast werd [verzoeker] doodgezwegen door haar collega’s en was haar werkplek leeggehaald. Dit heeft zij dan ook maar een ochtend volgehouden, waarna zij zich ziek heeft moeten melden. Met ingang van 16 november 2015 is [verzoeker] arbeidsgeschikt verklaard, waarna zij aan het werk is gegaan. Dit brengt echter veel spanning mee, waarvoor [verzoeker] nog altijd onder behandeling van de huisarts en de psycholoog staat en medicatie gebruikt. Deze omstandigheden maken dat van [verzoeker] niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Daarnaast is Alba op grond van ernstig verwijtbaar handelen gehouden een billijke vergoeding, gelijk aan tweemaal de transitievergoeding, aan haar uit te betalen.
3.3
Alba verzet zich niet tegen de ontbinding, maar voert wel verweer tegen de verzochte billijke vergoeding. Alba ontkent dat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Correct is dat Alba heeft voorgesteld de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] en haar collega [B] te beëindigen, omdat de onderneming al langere tijd financieel onder druk stond. Alba heeft daarover open kaart gespeeld. Alba ontkent dat zij daarbij oneigenlijke druk heeft uitgeoefend. Zij heeft zelfs aangedrongen op het inwinnen van juridisch advies. Nadat [verzoeker] aanvankelijk had ingestemd en Alba een beëindigingsovereenkomst had opgesteld heeft [verzoeker] , na overleg met haar huidige gemachtigde, niet meer willen tekenen. In een gesprek dat later volgde heeft [LE] zich eenmalig de minder passende bewoordingen, als door [verzoeker] gesteld, laten ontvallen. Die woorden volgden op een tirade van de zijde van [verzoeker] , waarbij zij op hoge toon een voor Alba onhaalbare vergoeding vroeg. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt. De daarop volgende arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] heeft tegen de verwachting maanden geduurd. Door de bedrijfsarts was de verwachting uitgesproken dat [verzoeker] per 3 augustus 2015 weer arbeidsgeschikt zou zijn. Omdat [verzoeker] niet op het werk verscheen is een loonsanctie in het vooruitzicht gesteld en uitgevoerd. Nadien is een rapport uitgebracht waarin [verzoeker] met terugwerkende kracht arbeidsongeschikt is bevonden. Om tot een oplossing te komen hebben partijen met elkaar een mediationgesprek gevoerd, waarin duidelijk werd dat [verzoeker] niet wenste terug te keren. Hierop heeft Alba een viergesprek met de gemachtigden voorgesteld, wat door [verzoeker] is afgewezen. Vervolgens heeft Alba een verzoek tot ontbinding ingediend. De ter mondelinge behandeling voorgehouden transitievergoeding was voor Alba financieel niet haalbaar. Omdat zij genoeg werk had liggen en op het werk van Zuiderwijk op zichzelf niets valt aan te merken, heeft Alba het verzoek tot ontbinding ingetrokken. In aanloop naar de terugkeer van [verzoeker] heeft Alba het personeel geïnstrueerd niet over voorgaande verwikkelingen te reppen. [verzoeker] is conform haar functie tewerkgesteld. Haar werkspullen waren gedurende haar afwezigheid alleen verplaatst. [verzoeker] functioneert alweer enige tijd naar behoren. Van Alba hoeft de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet per se. Van ernstig verwijtbaar handelen is volgens Alba geen sprake.

De beoordeling

4.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:671c lid 1 BW kan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werknemer ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van omstandigheden als hiervoor bedoeld. Ter zitting is duidelijk geworden dat de arbeidsrelatie tussen partijen verstoord is geraakt en dat het voor [verzoeker] moeilijk is het werk binnen de onderneming van Alba te verrichten. Nu [verzoeker] gerechtigd is de arbeidsovereenkomst op haar initiatief te beëindigen en Alba zich daartegen niet heeft verzet, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst op verzoek van [verzoeker] ontbinden met toepassing van artikel 7:671c lid 1 en 2 onder a BW.
Conform het verzoek van [verzoeker] zal bij het moment van ontbinding worden aangesloten bij een opzegtermijn van (nagenoeg) drie maanden en zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden met ingang van 1 mei 2016. Deze termijn komt de kantonrechter redelijk voor. Dat hier de CAO voor de Signbedrijven van toepassing is, is niet vast komen te staan en gelet op bovenstaande overweging ook niet relevant.
4.2
Gelet op artikel 7:671c lid 2 onder b BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren. Een dergelijke situatie doet zich naar het oordeel van de kantonrechter hier niet voor. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.3
In beginsel staat het Alba vrij [verzoeker] een voorstel te doen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Met de bewoordingen die directeur [LE] heeft gebruikt, nadat [verzoeker] daaraan geen medewerking wilde verlenen, heeft hij echter een grens overschreden en aannemelijk is dat de arbeidsrelatie mede daardoor verstoord is geraakt. Daarnaast is, gelet op de schriftelijke verklaring die [B] heeft afgelegd, aannemelijk dat [LE] een forse druk op [verzoeker] heeft uitgeoefend om met beëindiging in te stemmen. De kantonrechter is echter van oordeel dat de handelwijze van Alba daarmee niet als ernstig verwijtbaar kan worden aangemerkt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, nadat [verzoeker] niet instemde met beëindiging, Alba dit gedrag niet heeft voortgezet. Getracht is de relatie te herstellen of anderszins een oplossing te bereiken door middel van mediation en nadat dit niet was gelukt een viergesprek met de gemachtigden voor te stellen. Voorts acht de kantonrechter op grond van de verklaring van [B] en de stellingen die [verzoeker] zelf heeft ingenomen niet aannemelijk dat [verzoeker] door Alba ervan weerhouden zou zijn om juridisch advies in te winnen, nu zij dat in dit stadium wel heeft gedaan.
De latere gebeurtenissen leiden evenmin tot het oordeel dat Alba ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Alba heeft de ontbindingsprocedure gestart nadat duidelijk werd dat [verzoeker] niet naar de werkvloer wilde terugkeren, zo heeft Alba onweersproken aangevoerd. Dit blijkt ook uit het verweerschrift van [verzoeker] en haar proceshouding in deze procedure, waarin zij op de valreep zelf ook een verzoek tot ontbinding wilde instellen. Met betrekking tot de loonsanctie begrijpt de kantonrechter dat [verzoeker] op 1 september 2015 met terugwerkende kracht arbeidsongeschikt is aangemerkt, zodat de inhouding van loon over augustus 2015 niet zonder meer als ernstig verwijtbaar kan worden aangemerkt. Hetzelfde geldt voor het loon over oktober 2015, dat begin november is uitbetaald. Met betrekking tot de gestelde druk die Alba heeft uitgeoefend eind oktober 2015 na intrekking van het verzoek tot ontbinding, stelt de kantonrechter aan de hand van het tussen partijen gevoerde sms-verkeer vast dat Alba [verzoeker] op zakelijke wijze heeft opgeroepen om te komen werken en dat bij gebreke daarvan een loonsanctie in het vooruitzicht is gesteld. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet ongeoorloofd is en geen ernstig verwijtbaar handelen oplevert. Ter zitting heeft [verzoeker] bevestigd dat de werkzaamheden die haar werden opgedragen onderdeel uitmaakten van haar reguliere werk en dat haar leeggehaalde werkplek een plank met haar gereedschappen betrof. Niet is gesteld of gebleken dat zij bemoeilijkt werd in het uitvoeren van haar werkzaamheden. Dat [verzoeker] door collega’s werd doodgezwegen is gemotiveerd betwist. Ter zitting heeft [verzoeker] desgevraagd geen nadere onderbouwing gegeven. Een en ander levert naar het oordeel van de kantonrechter geen ernstig verwijtbaar handelen op.
Op grond van het vorenstaande ziet de kantonrechter geen aanleiding om aan [verzoeker] een billijke vergoeding toe te kennen.
4.4
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:686a lid 6 en 7 BW zal [verzoeker] in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
4.5
Gelet op de uitkomst van de procedure is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen. Indien [verzoeker] het verzoek intrekt, zal zij de proceskosten van Alba moeten betalen. Deze proceskosten zullen in dat geval gesteld worden vastgesteld op € 400,- voor salaris van de gemachtigde van Alba.

De beslissing

De kantonrechter:
5.1
stelt partijen in kennis van het voornemen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 mei 2016,
5.2
bepaalt dat de termijn, waarbinnen [verzoeker] het verzoek kan intrekken, door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van) Alba, zal lopen tot en met 17 februari 2016,
bij handhaving van het verzoek:
5.3
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2016,
5.4
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
bij intrekking van het verzoek:
5.6
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Alba worden vastgesteld op € 400,- aan salaris gemachtigde,
5.7
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. J.M. van Baardewijk en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2016.