ECLI:NL:RBDHA:2016:9250
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen ambtshalve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2013
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een vennoot in een vennootschap onder firma en eigenaar van een eenmanszaak, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had de vereiste aangifte voor het jaar 2013 niet ingediend, wat leidde tot een ambtshalve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van € 40.000. Eiser stelde dat de aanslag te hoog was en dat hij voor een totaalbedrag van € 23.985 aan privéopnamen had gedaan. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet overtuigend had aangetoond dat de aanslag onjuist was en dat de inspecteur een redelijke schatting had gemaakt op basis van de gerealiseerde omzetten in 2011 en 2012.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij ook de opgelegde verzuimboete van € 49 werd gehandhaafd. Eiser had geen tijdig aangifte gedaan en er was geen sprake van afwezigheid van alle schuld. De rechtbank concludeerde dat de boete passend en geboden was gezien de omstandigheden van het geval. De uitspraak op bezwaar van de inspecteur werd bevestigd, en het beroep tegen de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet werd eveneens ongegrond verklaard, omdat eiser geen zelfstandige gronden had aangevoerd tegen deze aanslag.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.