Overwegingen
1. Met het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Italië op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van Verordening EU 604/2013 (PB 2013 L 180; hierna: de Dublinverordening) verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Verweerder komt tot die beslissing omdat uit Eurodac (de Europese database met vingerafdrukken) blijkt dat eiseres eerder in Italië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Daarnaast is door verweerder een terugnameverzoek bij de Italiaanse autoriteiten ingediend, op welk verzoek door de Italiaanse autoriteiten niet tijdig is gereageerd, waardoor een zogenoemd fictief claimakkoord is ontstaan.
2. Eiseres is het met het bestreden besluit niet eens. Zij stelt dat zij in Italië geen asiel heeft aangevraagd. Zij wilde ook geen asiel in Italië, maar wel binnen de Europese Unie, bij haar man die in Nederland is toegelaten als vluchteling. Van eiseres zijn in Italië alleen vingerafdrukken afgenomen. Daarbij wijst eiseres erop dat de Italiaanse autoriteiten ook niet hebben ingestemd met het door verweerder ingediende terugnameverzoek, maar in plaats daarvan een fictief claimakkoord is ontstaan. Ook is er door Italië geen besluit genomen op een asielaanvraag van eiseres.
Verder betoogt eiseres dat op grond van artikel 9 van de Dublinverordening Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielaanvraag, omdat haar echtgenoot in Nederland is toegelaten als een persoon die internationale bescherming geniet. Ter onderbouwing van deze beroepsgrond heeft eiseres bij haar zienswijze in kopie een huwelijksverklaring van 1 augustus 2016 overgelegd, waarin is vermeld dat zij in [de plaats] in het huwelijk is getreden met [de man] . Daarbij heeft eiseres in de zienswijze gesteld dat zij in het bezit is van het originele exemplaar en verweerder verzocht aan haar kenbaar te maken waar naartoe zij dat document dient op te sturen. Ook hebben [de man] en eiseres bij brief van 27 juni 2017 de wens kenbaar gemaakt dat verweerder de asielaanvraag van eiseres inhoudelijk behandelt. In deze brief is ook vermeld dat [de man] en eiseres samen zorgen voor twee kinderen uit het eerste huwelijk van [de man] , te weten [naam kind 1] , geboren op [geboortedatum] 2008, en [naam kind 2] , geboren op [geboortedatum] 2010, van wie de moeder is overleden bij de geboorte van een (doodgeboren) drieling in december 2015. Verder heeft eiseres onderbouwd dat zij zwanger is. De uitgerekende datum is vastgesteld op [datum] 2017. Ten slotte betoogt eiseres dat verweerder haar asielaanvraag op grond van humanitaire omstandigheden inhoudelijk moet behandelen.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen geslaagd beroep kan doen op artikel 9 van de Dublinverordening, omdat in het geval van eiseres sprake is van een terugnameprocedure en niet van een overnameprocedure. Niet verweerder, maar de Italiaanse autoriteiten zijn (na terugname) bevoegd om te oordelen over het beroep op artikel 9 van de Dublinverordening, aldus verweerder.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder de gelegenheid heeft gehad om, zoals eiseres heeft aangeboden, de huwelijksverklaring voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit op echtheid te laten onderzoeken. Verweerder heeft dit echter niet gedaan en evenmin aan eiseres kenbaar gemaakt waar zij de huwelijksverklaring naartoe kan sturen. Bovendien heeft verweerder niet betwist dat in dit geval feitelijk aan de overige voorwaarden van artikel 9 van de Dublinverordening is voldaan. Verder blijkt uit het dossier dat eiseres tijdens deze procedure woonachtig is op het adres van [de man] . Ook stelt de rechtbank vast dat [de man] ter zitting aanwezig was. Onder al deze omstandigheden bestaat geen aanleiding om te twijfelen aan de echtheid van het huwelijk tussen eiseres en [de man] .
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling. De relevante wet- en regelgeving waarop de beoordeling berust, is opgenomen in een bijlage achter deze uitspraak. De bijlage behoort bij deze uitspraak en maakt daarvan deel uit.
6. Voor zover verweerder met het onderscheid tussen een terugname- en een overnamesituatie een beroep heeft willen doen op artikel 7, tweede lid, van de Dublinverordening, verwijst de rechtbank naar de overwegingen van deze rechtbank, zittingplaats Middelburg, in de uitspraak van 28 april 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2016:4744). Uit dit artikel kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat indien sprake is van een terugnameprocedure, geen beroep kan worden gedaan op artikel 9 van de Dublinverordening. 7. Ter zitting heeft verweerder bovendien het standpunt ingenomen dat eiseres haar beroep op artikel 9 van de Dublinverordening bij de Italiaanse autoriteiten had moeten doen, omdat zij daar asiel heeft aangevraagd. De rechtbank volgt verweerder evenmin in dit standpunt. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat van een beslissing waarin Italië heeft geoordeeld op dit punt niet is gebleken. Dat verweerder een oordeel van Italië zou doorbreken is dan ook niet aan de orde. Verweerder heeft daar ook geen navraag naar gedaan.
Voorts sluit het beroep van eiseres op artikel 9 van de Dublinverordening juist aan bij een rechtsgegeven binnen Nederland, te weten de toelating van haar echtgenoot als vluchteling alhier. Dat eiseres in Nederland geen beroep zou kunnen doen op artikel 9 van de Dublinverordening, is niet in lijn met de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 juni 2016 inzake Ghezelbash (ECLI:EU:C:2016:409) en Karim (ECLI:EU:C:2016:410), en van 26 juli 2017 inzake Mengsteab (C-670/16). Daar komt bij dat het standpunt van verweerder in deze zaak erop zou neerkomen dat eiseres, om te bewerkstellingen dat verweerder haar asielaanvraag inhoudelijk behandelt, heen en weer reist naar Italië. Dit zou niet in lijn zijn met het doel en nuttig effect van de Dublinverordening om snel vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Een dergelijke “u-bocht constructie” acht de rechtbank, te meer gelet op het feit dat eiseres zwanger is, dit in dit geval niet aangewezen.
8. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het beroep van eiseres op artikel 9 van de Dublinverordening slaagt. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een inhoudelijk besluit moeten nemen op de asielaanvraag van eiseres van 1 mei 2017.
9. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.485,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).