Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2017 in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Daarnaast moet de gemachtigde, wanneer hij niet op kantoor is, iemand anders machtigen om in het digitale dossier te kunnen. Er is een verschil in de benadering van de processtukken tussen verweerder en de gemachtigde van eiser en de gemachtigde moet meer moeite doen om toegang te krijgen tot het dossier. Dit is in strijd met het rechtsbeginsel ‘equality of arms’.
De beroepsgrond slaagt niet.
ofambtshalve wordt getoetst. In ons nationale recht is ervoor gekozen ‘op verzoek’ te toetsen. Dit is bovendien in lijn met de door eiser aangehaalde jurisprudentie van het HvJ, waar het HvJ heeft geoordeeld dat het een aangelegenheid van de interne rechtsorde van elke lidstaat is om de bevoegde rechterlijke instanties aan te wijzen en de procedureregels vast te stellen.
De beroepsgrond slaagt niet.
De beroepsgrond slaagt niet.
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
3m. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en onmiddellijke overdracht of overdracht op zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
1.3. (…) Hoewel de vreemdeling de bewaringsgronden in beroep feitelijk niet heeft weersproken en deze derhalve op zichzelf terecht aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, heeft hij wel aangevoerd dat hij zich niet aan uitzetting zal onttrekken en dat zijn gebrek aan voldoende middelen van bestaan inherent is aan zijn hoedanigheid van asielzoeker. Door aan dit laatste voorbij te gaan, heeft de rechtbank niet onderkend dat uit de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2012 in zaak nr. 201202147/1/V3 (www.raadvanstate.nl) volgt dat de gronden dat de vreemdeling niet over een vaste woon- of verblijfplaats en voldoende middelen van bestaan beschikt, niet van dien aard zijn dat hieruit op zichzelf dan wel in samenhang bezien reeds volgt dat hij zich aan uitzetting zal onttrekken. Een nadere op de persoon van de vreemdeling betrekking hebbende toelichting is dan ook vereist. Dit geldt te meer indien, zoals in dit geval, een vreemdeling asielzoeker is en de aan de maatregel ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden in zijn algemeenheid voor veel asielzoekers zullen gelden, aangezien de minister het beleid hanteert dat bewaring bij vreemdelingen die een asielaanvraag willen indienen of hebben ingediend zo beperkt mogelijk dient te geschieden.