ECLI:NL:RBDHA:2017:10953
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Polen onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een burger van Armenië, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 7 september 2017 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de zaak tezamen met een andere zaak behandeld.
De rechtbank heeft overwogen dat de Poolse autoriteiten op 12 mei 2017 de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek van eiser hebben geaccepteerd. Eiser heeft aangevoerd dat hij psychische klachten heeft en dat overdracht aan Polen zou leiden tot een ernstige verslechtering van zijn gezondheidstoestand. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij lijdt aan een geestelijke of lichamelijke ziekte die overdracht problematisch zou maken. De rechtbank heeft de beslissing van verweerder om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen, alsook de toepassing van de Dublinverordening, als rechtmatig beoordeeld.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet heeft aangetoond dat Polen zich niet aan zijn internationale verplichtingen zal houden en dat er in Polen vergelijkbare behandelmogelijkheden voorhanden zijn. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.