ECLI:NL:RBDHA:2017:11108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
C-09-535347-KG ZA 17-892
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsgeschil tussen FN Herstal SA en de Staat der Nederlanden inzake de gunningsbeslissing voor munitie

In deze zaak heeft FN Herstal SA, een vennootschap naar buitenlands recht gevestigd in België, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het ministerie van Defensie. De aanleiding voor het geschil is de gunningsbeslissing van de Defensie Materieel Organisatie (DMO) met betrekking tot een niet-openbare aanbesteding voor de levering van 12,7 mm munitie. FN had ingeschreven op drie percelen van de aanbesteding, maar haar inschrijving werd afgewezen omdat deze niet voldeed aan de eisen zoals opgenomen in de Programma's van Eisen (PvE's). De Staat stelde dat de inschrijving van FN niet compliant was met de eisen omtrent klimatologische omstandigheden, EPVAT (Electronic Pressure Velocity and Action Time) en vuursnelheid.

FN vorderde primair dat de gunningsbeslissing zou worden ingetrokken en dat haar inschrijving zou worden herbeoordeeld, subsidiair dat alle inschrijvingen opnieuw zouden worden beoordeeld of dat er een heraanbesteding zou plaatsvinden. FN voerde aan dat de afwijzing onterecht was, omdat zij had aangetoond dat haar munitie voldeed aan de gestelde eisen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat DMO op goede gronden had geconcludeerd dat FN niet voldeed aan de eisen, en dat de vorderingen van FN derhalve werden afgewezen. FN werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en gelijke behandeling in aanbestedingsprocedures, en bevestigt dat inschrijvers voldoende onderbouwing moeten geven voor hun inschrijvingen. De voorzieningenrechter concludeerde dat FN niet had aangetoond dat haar inschrijving voldeed aan de gestelde eisen, en dat de Staat de inschrijving terecht had afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/535347 / KG ZA 17-892
Vonnis in kort geding van 27 september 2017
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
FN HERSTAL SA,
gevestigd te Herstal, België,
eiseres,
advocaat mr. M.M. Fimerius te Eindhoven,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
(ministerie van Defensie),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. D. Wolters Rückert te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als 'FN' en 'de Staat'.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de drie akten houdende overlegging (aanvullende) producties van FN;
- de brief van de Staat van 12 september 2017, met producties;
- de op 13 september 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Op 6 juli 2016 heeft Defensie Materieel Organisatie - een onderdeel van het ministerie van Defensie en hierna 'DMO' te noemen - de niet-openbare aanbesteding "Overeenkomst 12,7 mm Munitie" aangekondigd. Op deze aanbesteding is de Aanbestedingswet op Defensie- en Veiligheid van toepassing.
2.2.
DMO heeft - onder andere - FN geselecteerd voor de aanbesteding en haar uitgenodigd voor het indienen van een inschrijving.
2.3.
Voor zover hier van belang vermeldt de gunningsleidraad van 11 oktober 2016:
"HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN
(…)
2.9
Uitsluiting van uw inschrijving
Een inschrijving wordt ongeldig verklaard en uitgesloten van verdere beoordeling binnen deze aanbesteding indien één of meer van de volgende situaties zich voordoen:
(…)
- De gevraagde informatie is niet, niet volledig, onder voorbehoud, onder voorwaarden of onjuist verstrekt;
(…)
- De Technische specificatie, conform het gestelde in 3.5, waarbij het ontbreken van de onderbouwing kan leiden tot uitsluiting;
(…)
HOOFDSTUK 3 OMSCHRIJVING VAN DE OPDRACHT
In dit hoofdstuk wordt op hoofdlijnen de overheidsopdracht omschreven die onderwerp is van deze aanbesteding. De functionele en/of technische specificaties en de condities waaronder de opdracht moet worden uitgevoerd, zijn inhoudelijk beschreven in het programma van eisen en de concept overeenkomst, die als Bijlage 2 aan de gunningsleidraad zijn toegevoegd.
(…)
3.2
Perceelverdeling
De aanbesteding geschiedt in 3 percelen:
Perceel 1: CTG 12.7 MM MED RNG 4 BALL-1 TR LKD, in band van 100 patronen;
(…)
Perceel 2: CTG 12.7 MM BALL LKD, in band van 100 patronen;(perceel '2A')
(…)
en
CTG 12.7 MM 4 BALL-1 TR LKD. in band van 100 patronen;(perceel '2B')
(…)
en
CTG 12.7 MM 4 API-1 TR LKD, in band van 100 patronen;(perceel '2C')
Perceel 3: CTG 12.7 MM BLANK LKD in band van 100 patronen.
(…)
3.5
Technische specificatie
Bedrijfszekerheid
Het artikel dient onder alle omstandigheden, zoals in dit document vermeld, veilig te zijn in gebruik en het dient te voldoen aan alle in dit hoofdstuk gestelde eisen. De Inschrijver dient aan te tonen in welke mate èn op welke wijze wordt voldaan aan de in dit document gestelde eisen en ook hoe de bedrijfszekerheid van het artikel is gewaarborgd.
(…)
HOOFDSTUK 4 GUNNING
In dit hoofdstuk worden de criteria en methodiek beschreven die bij de beoordeling van de inschrijvingen zullen worden gehanteerd, ter bepaling welke inschrijver op basis van het gehanteerde gunningscriterium de beste aanbieding heeft ingediend. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen eisen die leiden tot een directe knock-out van een inschrijving indien u daar niet aan voldoet, en de nadere (sub-)gunningscriteria waarmee de uiteindelijke rangorde tussen inschrijvers wordt bepaald.
4.1
Knock-out criteria
K1: Het niet voldoen aan het gestelde zoals bedoeld in par. 2.9
K2: Het niet voldoen aan het programma van eisen welke gevoegd zijn als bijlage bij de Overeenkomst (Bijlage 1), zoals moet worden aangetoond door het overleggen van de technische specificaties bij uw inschrijving als bedoeld in par 3.5, dit naar oordeel van de Aanbestedende dienst
K3: (…)
K4: Voor de definitieve gunning zal er eerst een typeclassificatie worden gehouden, het generiel Typeclassificatieplan is als Bijlage 10 (Technisch Informatie Pakket Overzicht) gevoegd bij de Concept Overeenkomst.
4.2
Gunningscriterium
Onverminderd alle overige eisen en voorwaarden zoals opgenomen in deze gunningsleidraad zal gunning plaatsvinden aan de inschrijver met de laagste prijs."
2.4.
De Programma's van Eisen ('PvE's') met betrekking tot de percelen 1, 2A en 2B vermelden onder andere:
"3.2.2.1 Eisen in verband met de klimatologische omstandigheden
Het verpakte en onverpakte artikel dient bestand te zijn tegen opslag, transport en gebruik onder de klimatologische omstandigheden die overeenkomen met de klimatologische categorieën Al, A2, A3, B1, B2, B3, C0, C1 ,C2, M1, M2 en M3 zoals omschreven in AECTP 200 en AECTP 300.
Hierbij geldt, rekening houdend met de effecten van zoninstraling, een temperatuurbereik voor:
• Operationeel gebruik: -46°C tot en met 63°C
• Opslag en transport: -46°C tot en met 71°C
• Veiligheidstemperatuur: 63°C tot en met 71°C
(…)
3.2.3.1 EPVAT (Electronic Pressure Velocity and Action Time)
De inwendige ballistiek dient overeen te komen met de eisen zoals gesteld in de Multi Calibre Manual of Proof and Inspection PFP(NAAG-LCG/1-SG/1)WP(2010)0002 sectie 12 (gedateerd 5 mei 2006). De gespecificeerde testen bij +52°C dienen echter uitgevoerd te worden bij +71°C, de eis ten aanzien van de maximum druk blijft daarbij gelijk.
(…)
3.2.3.5 Vuursnelheid
De vuursnelheid ligt tussen 450 en 600 schoten per minuut."
2.5.
Het PvE met betrekking tot perceel 2C bevat eveneens de in r.o. 2.4. onder 3.2.2.1 en 3.2.3.5 vermelde eisen. Eis 3.2.3.1 daarin luidt:
"3.2.3.1 EPVAT (Electronic Pressure Velocity and Action Time)
De inwendige ballistiek dient overeen te komen met de eisen zoals gesteld in de Multi Calibre Manual of Proof and Inspection AEP-97 Ed.A sectie 12. De gespecificeerde testen bij +52°C dienen echter uitgevoerd te worden bij +71°C, de eis ten aanzien van de maximum druk blijft daarbij gelijk."
2.6.
Het PvE met betrekking tot perceel 3 bevat eveneens de in r.o. 2.4 onder 3.2.2.1 en 3.2.3.5 vermelde eisen, met dien verstande dat de laatste eis is opgenomen onder 3.2.3. Eis 3.2.3.1, dan wel een daarmee vergelijkbare eis komt daarin niet voor.
2.7.
De Nota van Inlichtingen nummer 13 van 21 december 2016 vermeldt onder meer:
"Vraag:
Als niet alle documenten, die ter ondersteuning van de compliance matrix dienen, aanwezig zijn, leidt dit dan tot uitsluitsel? Ons inziens is het redelijkerwijs niet te vragen dat een potentiele leverancier alle documenten toelevert en dan later verneemt dat het contract niet aan hem is gegund. Bij gunning dienen uiteraard wel alle documenten geleverd worden tenzij anders overeengekomen in het contract.
Antwoord:
DMO kan slechts beoordelen wat ontvangen is. Indien een eis bij de offerte niet afdoende onderbouwd wordt, moet die eis als "niet voldaan" worden gecategoriseerd."
2.8.
FN heeft tijdig ingeschreven op alle drie percelen van de aanbesteding.
2.9.
Bij e-mailbericht van 22 februari 2017 heeft DMO aan FN een aantal vragen gesteld ter verduidelijking van haar inschrijving. In dat verband verzoekt DMO om
"harde uitspraken/aanvullingenzonder voorbehoud". FN heeft daarop - per e-mail - gereageerd op 24 februari 2017.
2.10.
Op 19 juni 2017 heeft DMO het volgende bericht aan FN:
" Onder verwijzing naar de aankondiging op TenderNed van de Europese aanbesteding volgens de niet openbare procedure inzake de aanbesteding van Overeenkomst "12,7 mm patronen" ref. 871.14.7397.00 en de door u ingediende inschrijving stel ik u bij deze op de hoogte van de gunningsbeslissing.
Na grondige evaluatie van de ingediende inschrijvingen is de inschrijving ten behoeve vanperceel 1 en 2van CBC aangemerkt als de inschrijving met de laagste prijs.
Ten behoeve vanperceel 3is de inschrijving van Nammo aangemerkt als de inschrijving met de laagste prijs.
Conform artikel 2.120 Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied houdt deze mededeling van de gunningsbeslissing geen aanvaarding in van een aanbod van een inschrijver.
Uw inschrijving is beoordeeld aan de hand van de eisen opgenomen in de uitnodiging tot inschrijving. De inschrijvingen is niet compliant conform de vereisten van de uitnodiging tot inschrijving aangeboden.
De reden van uw afwijzing is:
Niet conform PVE 3.2.2.1. Klimatologische omstandigheden
• Gebruik is gedefinieerd voor temperaturen van -54 t/m +52. Opgeslagen munitie welke voor zeer korte tijd op +63 is geweest kan nog worden gebruikt. Opslag onder extreme temperaturen zoals geeist in PVE kan slechts voor korte duur, i.p.v. een duur van 3 jaar zoals geeist. Geen vermelding van voldoen aan PVE eisen bij +63 en +71
Niet conform PVE 3.2.3.1. EPVAT
• conform MOPI. Dus tot +52 Celsius en niet +71
Niet conform PVE 3.2.3.5. Vuursnelheid
• DAS Function/casualty test tussen 485-635 op 21 CELSIUS!"

3.Het geschil

3.1.
FN vordert, zakelijk weergegeven, de Staat - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te veroordelen:
primair
I. over te gaan tot intrekking van de gunningsbeslissing;
II. over te gaan tot herbeoordeling van de inschrijving van FN en - voor zover zij heeft ingeschreven met de laagste prijs - de percelen aan haar te gunnen;
subsidiair
III. over te gaan tot herbeoordeling van alle inschrijvingen;
meer subsidiair
IV. over te gaan tot heraanbesteding;
een en ander met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert FN - samengevat - het volgende aan.
DMO heeft de inschrijvingen van FN op de drie percelen ten onrechte afgewezen omdat deze niet compliant zouden zijn voor wat betreft de in de PvE's opgenomen eisen met betrekking tot de (i) klimatologische omstandigheden, (ii) EPVAT en (iii) vuursnelheid. In de zogenaamde 'Compliance Matrix' heeft FN namelijk aangegeven dat de door haar aangeboden munitie voldoet aan de dienaangaande gestelde eisen, waarbij - voor zover mogelijk en nuttig - wordt verwezen naar nadere documentatie. In haar - onder 2.9 vermelde - e-mailbericht van 24 februari 2017 heeft FN dat nog eens bevestigd. Subsidiair - voor zover wordt geoordeeld dat de inschrijving van FN inderdaad niet voldoet aan voormelde eisen - is van belang dat bij de beoordeling van de inschrijvingen de beginselen van transparantie en gelijke behandeling niet in acht zijn genomen, omdat in het ene geval kon worden volstaan met de enkele verklaring dat wordt voldaan aan een eis en in het andere geval - daarnaast - ook een onderbouwing werd verlangd en in de aanbestedingsstukken in dat verband geen nadere worden gesteld. Dat biedt ruimte voor willekeur.
3.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Vooraf
4.1.
Kern van het onderhavige (primaire) geschil betreft de vraag of DMO op goede gronden tot het oordeel is gekomen dat de inschrijvingen van FN niet voldoen voor wat betreft de in de PvE's gestelde eisen ten aanzien van klimatologische omstandigheden, EPVAT en vuursnelheid en deze vervolgens terecht heeft afgewezen, ofwel ter zijde heeft gelegd. Alvorens die kwesties - telkens afzonderlijk - inhoudelijk te beoordelen stelt de voorzieningenrechter het volgende voorop.
4.2.
Op de zitting is gedebatteerd over de vraag of de inschrijvingen van FN (enkel) zijn afgewezen omdat niet is voldaan aan voormelde eisen, of (mede) omdat FN niet - voldoende - heeft onderbouwd dat de door haar aangeboden munitie daaraan voldoet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit de gunningsbeslissing onmiskenbaar dat de inschrijvingen van FN zijn afgewezen omdat niet wordt voldaan aan de eisen. Echter, blijkens de Nota van Inlichtingen nummer 13 is ook sprake van niet-voldoening aan een eis in geval van onvoldoende onderbouwing. Dat van een inschrijver wordt verwacht dat hij (nader) onderbouwt dat hij voldoet aan de eisen - en dus niet kan volstaan met de enkele opmerking dát daaraan wordt voldaan - volgt duidelijk uit de aanbestedingstukken. In dat verband wordt onder meer verwezen naar de paragrafen 2.9, 3.5 en 4.1 van de gunningsleidraad, alsmede naar de hiervoor al aangehaalde Nota van Inlichtingen nummer 13. FN heeft dat - als behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettend inschrijver - ook moeten (kunnen) begrijpen, alsmede dat het niet voldoen daaraan kan leiden tot terzijdelegging van haar inschrijvingen omdat de consequentie daarvan is dat ervan moet worden uitgegaan dat de aangeboden munitie niet voldoet aan de betreffende eis. Daaraan doet niet af dat voorafgaand aan de definitieve gunning nog een typeclassificatie zal plaatsvinden met betrekking tot de aanboden munitie.
Klimatologische omstandigheden (eis 3.2.2.1 bij alle percelen)
4.3.
Op grond van de onderhavige eis moet de aangeboden munitie bij operationeel gebruik bestand te zijn tegen klimatologische omstandigheden met een temperatuurbereik van -46°C tot en met 63°C. Voor wat betreft de opslag en het transport ervan geldt een temperatuurbereik van -46°C tot en met 71°C, terwijl als veiligheidstemperatuur een bereik van 63°C tot en met 71°C is vereist.
4.4.
Ter zake van alle percelen heeft FN in haar Compliance Matrix aangegeven:
"As required, oud cartridges correspond to the NATO Specifications (STANAG 4383) to operate within the temperature range from -54 to +52 °C
Function under temperature that could reach +63 is possible but for a very short periode of time, taking into account that moving parts have to be backwards position to avoid cook-off after firing."
4.5.
Daarmee voldoet de door FN aangeboden munitie niet aan de gestelde eis ter zake van operationeel gebruik. De munitie kan immers slechts onbeperkt worden gebruikt tussen -54°C en +52°C. Het vereiste - onbeperkte - gebruik tot +63°C is alleen mogelijk voor hele korte perioden. Daar komt bij dat uit de door FN ingediende technische specificaties - de Delivery and Acceptance Specifications ('DAS') - blijkt dat aan de eis niet wordt voldaan. Voor wat betreft de percelen 1 en 2 wordt daarin immers een temperatuurbereik van -54°C tot + 52°C vermeld en voor wat betreft perceel 3 een bereik van -20° tot +52°C.
4.6.
FN is in haar inschrijving niet nader ingegaan op de gestelde eisen ter zake van de opslag en het transport van de munitie, noch op het vereiste bereik betreffende de veiligheidstemperatuur.
4.7.
Ook uit de reactie van FN op het verzoek van DMO van 22 februari 2017 om harde uitspraken/aanvullingen (zonder voorbehoud), ter verduidelijking van het aanbod, volgt niet dat de munitie van FN onvoorwaardelijk voldoet aan de onderhavige eisen.
Daarin verwijst FN voor wat betreft het operationele gebruik van de munitie naar "MOPI standaarden", die vereisen dat munitie functioneert tussen -54°C tot +52°C. In verband met temperaturen tot en met + 63°C - wordt verwezen naar testen die succesvol zouden hebben plaatsgevonden met betrekking tot de door FN onder oude contracten aan DMO geleverde munitie. Zonder nadere toelichting, die niet wordt gegeven, moet - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - worden aangenomen, althans kan niet worden uitgesloten, dat gebruik van de munitie tot +63°C - anders dan verlangd - slechts voor hele korte tijd mogelijk is.
Met het oog op de opslag van de munitie geeft FN aan dat er geen probleem is voor korte opslag. Anders dan FN stelt, heeft DMO daaruit niet behoeven te begrijpen dat FN daarmee een periode van (tenminste) drie jaar heeft bedoeld, zoals vereist in de PvE ter zake van alle percelen onder 3.2.2.3. Voor zover FN heeft bedoeld een dergelijke minimale periode aan te geven, had zij dat duidelijk(er) moeten doen.
Met betrekking tot de veiligheidstemperatuur heeft FN enkel aangevoerd dat zich geen geval van zelfontbranding zal voordoen als het slaghoedje niet aan een temperatuur van meer dan 90°C wordt blootgesteld. Met de Staat moet worden geoordeeld dat op grond daarvan niet kan worden aangenomen dat er geen andere veiligheidsrisico's bestaan bij temperaturen tussen 63°C tot en met 71°C. Daarop had FN ook moeten ingaan.
4.8.
Het vorenstaande brengt mee dat DMO op goede gronden heeft geconcludeerd dat FN niet voldoet aan de onderhavige eis.
EPVAT (eis 3.2.3.1 bij de percelen 1 en 2 (A t/m C))
4.9.
Ingevolge de PvE's met betrekking tot de percelen 1 en 2 moet de inwendige ballistiek van de munitie overeenkomen met de eisen zoals gesteld in de "Multi Calibre Manual of Proof and Inspection" ('MOPI'), met dien verstande dat de testen dienen te worden uitgevoerd bij +71°c en niet bij +52°C zoals onder MOPI.
4.10.
In haar inschrijving heeft FN enkel verwezen naar MOPI. Daaruit volgt - gelet op het voorgaande - niet dat de testen zijn uitgevoerd bij +71°C. Ook uit de reactie van FN op het verzoek van DMO van 22 februari 2017 om harde uitspraken/aanvullingen (zonder voorbehoud), ter verduidelijking van het aanbod, volgt niet dat de munitie van FN onvoorwaardelijk voldoet. Hierin geeft FN - zonder nadere onderbouwing - aan dat de munitie voldoet en dat deze is getest conform de laatste contracten met DMO, alsmede dat functioneringstesten succesvol zijn uitgevoerd tot en met +63°. Verder voert zij aan dat een gedeelte van de testen ook positief is uitgevoerd tot +71°C. Zonder nadere toelichting, die niet wordt gegeven, kan niet met voldoende zekerheid worden aangenomen dat de door FN aangeboden munitie voldoet aan de onderhavige eis, althans niet voor wat betreft alle munitie.
Vuursnelheid (eis 3.2.3.5 bij de percelen 1 en 2 A t/m C) en eis 3.2.3 bij perceel 3)
4.11.
De vuursnelheid van de aangeboden munitie moet tussen 450 en 600 schoten per minuut liggen. In dat verband heeft de Staat onweersproken aangevoerd dat die snelheid is gebaseerd op een internationale NAVO-norm, die ervoor dient te zorgen dat de door de NAVO-leden gebruikte wapens en munitie onderling uitwisselbaar is.
4.12.
Ter zake van die eis heeft FN in de Compliance Matrix aangegeven:
"For functioning and Casualty tests, the rate of fire with the tested cartridges in automatic firing with te FN M2HB QCB shall be within the range of 485 to 635 rounds/minute, checked during the firing at +21°C on a series of 10 fired cartridges."
Die vuursnelheid heeft FN ook opgenomen in de DAS betreffende de percelen 1 en 2, terwijl met betrekking tot perceel 3 in de DAS een vuursnelheid is opgenomen van tussen 450 en 650 schoten per minuut.
4.13.
Ook voor wat betreft de onderhavige eis heeft DMO op 22 februari 2017 aan FN harde uitspraken/aanvullingen (zonder voorbehoud) verzocht, ter verduidelijking van het aanbod. FN heeft daarop als volgt gereageerd:
"Zoals in het PVE 3.2.1 aangegeven (…) en in overeenstemming met het DAS voor ieder wapen (…), is de vuursnelheid tussen de bandbreedte 485 en 635 schoten per minuut. Voor de .50 M3M ligt de vuursnelheid, in overeenstemming met het DAS, tussen de 950 en 1100 rpm. Comptabiliteit van de FN munitie en FN wapens is een van onze sterke punten daarom is hierop een duidelijk JA geantwoord in de compliancy matrix !"
Die reactie sluit echter niet aan op de geëiste vuursnelheid.
4.14.
Op grond van een en ander kan niet worden aangenomen dat FN heeft aangetoond dat de door haar aangeboden munitie voldoet aan de vereiste vuursnelheid.
Tussenconclusie
4.15.
Het bovenstaande betekent dat de primaire grondslag van de vorderingen van FN faalt.
Subsidiaire grondslag
4.16.
Subsidiair stelt FN dat bij de beoordeling van de inschrijvingen de beginselen van transparantie en gelijke behandeling niet in acht zijn genomen, omdat FN in het ene geval kon volstaan met de enkele verklaring dat wordt voldaan aan een eis en in het andere geval - daarnaast - een onderbouwing wordt verlangd, terwijl de aanbestedingsstukken geen nadere eisen stellen aan de onderbouwing.
4.17.
Ook die grondslag kan FN niet baten. Voor wat betreft de verplichte onderbouwing wordt hier verwezen naar hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen. Niet valt in te zien dat DMO eisen had moeten stellen aan de wijze van onderbouwing. Van (professionele) inschrijvers mag worden verwacht dat zij daartoe geen instructies nodig hebben. Verder is van belang dat de Staat op de zitting gemotiveerd heeft aangevoerd dat voor wat betreft geen enkele eis kon worden volstaan met een enkele
"YES"en dat - voor zover in de Compliance Matrix ten aanzien van een eis slechts
"YES"was ingevuld - is onderzocht of in de DAS een deugdelijke (nadere) onderbouwing was te vinden. Wanneer dat het geval was, werd daarmee genoegen genomen en alleen wanneer de onderbouwing ook daarin ontbrak werd aangenomen dat niet aan de eis wordt voldaan, aldus de Staat. Gelet op deze gemotiveerde betwisting kan de onderhavige stelling van FN in het beperkte bestek van dit kort geding niet voor juist worden gehouden.
Afronding
4.18.
De slotsom is dat de vorderingen van FN zullen worden afgewezen.
4.19.
FN zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van FN af;
5.2.
veroordeelt FN in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.434,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 618,-- aan griffierecht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het uitspreken van dit vonnis;
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2017.
jvl