3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Verklaringen verdachte over aanvang werkzaamheden [bedrijf]
De verdachte heeft in haar eerste verhoor bij de Inspectie SZW op 25 augustus 2015 verklaard dat zij in 2013 bij [bedrijf] was begonnen met werken. Nadat haar vervolgens door de verhoorders werd gevraagd of het klopt dat zij als eerder hij [bedrijf] werkzaam was, heeft de verdachte verklaard dat zij [medeverdachte 1] al in 2011 adviezen had gegeven.
In haar tweede verhoor op 26 augustus 2015 heeft de verdachte verklaard dat zij zeker weet dat zij in 2011 voor het eerst bij [bedrijf] binnen was gelopen.
Nadat de verdachte in haar derde verhoor op 27 augustus 2015 werd geconfronteerd met gegevens die erop wijzen dat zij al in 2010 door [medeverdachte 2] (destijds vennoot van de v.o.f. en echtgenoot van [medeverdachte 1] ) is betaald, heeft zij verklaard dat zij al in 2010 advies gaf aan [medeverdachte 1] . De verdachte wilde het verder bij die verklaring houden.
Contract met [bedrijf] in 2011
In het dossier zit een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf] ., vertegenwoordigd door medeverdachte [medeverdachte 1] , en de verdachte d.d. 1 maart 2011. Volgens deze overeenkomst wordt de verdachte met ingang van 1 maart 2011 bij [bedrijf] . aangesteld als oproepkracht in de functie van
Verzorgendevoor een brutosalaris van €18,-- p/u.
Melding nevenactiviteiten
In de arbeidsovereenkomst tussen de verdachte en CIZ is het volgende opgenomen:
“Artikel 9 nevenwerkzaamheden
De werknemer is gehouden bij de werkgever opgave te doen van nevenwerkzaamheden die hij verricht of van plan is te gaan verrichten die de belangen van de werkgever kunnen raken. Het is hem verboden nevenwerkzaamheden te verrichten die de goede vervulling van zijn functie en de belangen van de werkgever in de weg staan.”
Verder blijkt uit de ‘Regeling nevenwerkzaamheden’ d.d. 25 oktober 2007 (gewijzigd april 2012) dat ten tijde van de ten laste gelegde periode binnen CIZ een specifieke procedure bestond voor de melding van nevenwerkzaamheden. Die procedure komt kort gezegd op het volgende neer: de melding van nevenactiviteiten dient plaats te vinden bij de HRM-adviseur van de unit of het hoofdkantoor waar de werknemer werkzaam is. Bij de melding moet een aantal bijzonderheden over de nevenactiviteiten worden opgegeven. In de regeling staat dat het personeelsbeheer van de unit en het hoofdkantoor een registratie van verleende toestemmingen bijhouden. Binnen 4 weken na de melding ontvangt de werknemer een schriftelijke beslissing van de werkgever, waartegen binnen 6 weken bezwaar kan worden ingediend. Alle medewerkers hebben deze regeling per email ontvangen.
In het personeelsdossier van de verdachte is niets terug te vinden over een melding door de verdachte van nevenwerkzaamheden.
De verdachte heeft verklaard dat zij haar nevenactiviteiten voor [bedrijf] “meteen in 2011” mondeling heeft gemeld bij haar leidinggevenden [leidinggevende 1] en [leidinggevende 2] en dat zij het zouden hebben goedgekeurd.Uit het dossier blijkt echter dat [leidinggevende 2] eind september 2008 bij CIZ uit dienst is getreden. [leidinggevende 1] kon zich niet herinneren dat de verdachte nevenactiviteiten heeft gemeld.[leiddinggevende] , die in de periode 2011-2012 leidinggevende van de verdachte was, heeft verklaard dat hij zeker weet dat de verdachte bij hem niets heeft gemeld.[getuige] , onderzoeker fraudebestrijding bij CIZ, heeft verklaard dat zij geen reden kan bedenken waarom de werkzaamheden van de verdachte bij [bedrijf] goedgekeurd zouden zijn.
Betrokkenheid [verdachte] bij indicatieaanvragen [bedrijf]
Uit intern onderzoek van CIZ over de periode 2010 tot 2013 is gebleken dat de verdachte in deze periode bijzonder vaak werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot aanvragen ingediend door (cliënten van) [bedrijf] .
Uit onderzoek door de Inspectie SZW is voorts het volgende gebleken:
- door [bedrijf] zijn via de zogenoemde Aanmeld Functionaliteit (AF) 142 indicatieaanvragen ingediend in de periode dat de verdachte werkzaam was voor CIZ;
- via het account van de verdachte is aan 76 van deze aanvragen gewerkt, terwijl bij de overige indicatieaanvragen twintig verschillende CIZ-medewerkers betrokken waren;
- van de 128 AF-aanvragen werd 47 keer vlak na het indienen van daarvan via het account van de verdachte ingelogd, en aan deze aanvragen gewerkt;
- de eerste 21 van de 128 AF-aanvragen werden een dag na indiening daarvan afgehandeld via het account van de verdachte, terwijl zij op die dag stond ingeroosterd op een receptiedienst;
- Via het account van de verdachte werden 64 aanvragen zelfstandig afgehandeld: bij 56 cliënten is de indicatie met één of meerdere klassen verhoogd; bij 33 van deze cliënten is de termijn van het indicatiebesluit verhoogd naar de maximale termijn van 15 jaar.
Ten aanzien van de tijdstippen waarop de 128 indicatieaanvragen zijn ingediend en het tijdstip waarop er voor het eerst door een medewerker van CIZ aan is gewerkt, is het volgende gebleken:
- 47 van de 128 keer nadat door [bedrijf] een aanvraag is ingediend, wordt er vlak hierna (binnen een minuut tot één uur) voor het eerst via het account van de verdachte aan gewerkt. Op de dagen dat er meerdere indicatieaanvragen worden ingediend is te zien dat er eerst vanuit [bedrijf] verschillende aanvragen achter elkaar worden ingediend en dat deze vervolgens achter elkaar in behandeling worden genomen via het account van de verdachte;
- Van de 47 keer dat via het account van de verdachte is gewerkt, is 35 keer in de avonduren ingelogd in het CIZ-systeem. Bij de overige 12 keer wordt de aanvraag overdag in behandeling genomen op een parttime-dag, thuiswerkdag of (anderszins) vrije dag van de verdachte; een aanvraag is op de laatste werkdag van de verdachte verwerkt.
Nader onderzoek naar inloggen in systeem CIZ
Uit onderzoek is gebleken dat verschillende keren vanaf externe IP-adressen via het account van de verdachte is ingelogd in het systeem van CIZ. Zo is eenmaal met een computer met de cliëntnaam ‘ [bedrijf] Notebook’ ingelogd vanaf een IP-adres waarbij Tele2 als provider is geregistreerd. Dit is dezelfde provider als die van [bedrijf] (destijds). Voorts is zeven keer ingelogd met een computer met de naam ‘Thuis’ en negen keer met de computer met [naam] ’, in beide gevallen vanaf een IP-adres waarbij Caiway als provider is geregistreerd. De verdachte had een internetabonnement bij Caiway en de zoon van de verdachte heet [naam] .
Betalingen per bank aan de verdachte
Uit onderzoek is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 2] , destijds vennoot van de v.o.f.vanaf zijn privérekening in juli, augustus en november 2010 respectievelijk bedragen van € 900,-, € 800,-- en € 200,-- aan de verdachte heeft overgemaakt (de laatste betaling is gedaan op de bankrekening van haar zoon, waarvan de verdachte in de bewuste periode gebruik maakte).
In februari en april 2011 heeft medeverdachte [medeverdachte 2] van zijn privérekening bedragen van respectievelijk € 1.400,-- en € 1.300,-- aan de verdachte overgemaakt. In de periode vanaf 30 juni 2011 tot en met 29 december 2011 zijn vanaf de zakelijke rekening van [bedrijf] op verschillende momenten bedragen van in totaal € 6.206,51 aan de verdachte overgemaakt.
In de periode vanaf 2 maart 2012 tot en met 23 november 2012 zijn aan de verdachte bedragen van in totaal € 3.300,-- overgemaakt. Het betreft vier betalingen vanaf de zakelijke rekening van [bedrijf] . en één betaling vanaf de privérekening van [medeverdachte 2] .
Ten aanzien van de betalingen aan de verdachte is uit nader onderzoek voorts gebleken dat deze niet stroken met de administratie van [bedrijf] de aangiften loonheffing, loonstroken, betalingen per bank komen onderling niet overeen. Zij komen niet overeen op totaalniveau, niet op jaarniveau en veelal ook niet op individueel maandniveau.
Ook strookt de aangetroffen administratie niet met de eigen verklaring van de verdachte. In dit verband is onder meer gebleken dat de verdachte door [bedrijf] in de periode juli 2011 tot en met augustus 2012 (m.u.v. september 2011) voor 72 uren per maand is verloond terwijl uit de verklaring van de verdachte moet worden opgemaakt dat zij maximaal 30 uren per maand voor [bedrijf] beschikbaar was.
Conclusie
Op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte in de ten laste gelegde periode aanvragen van (cliënten van) de [bedrijf] . met voorrang in behandeling heeft genomen, en dat zij zorgklassen heeft opgehoogd en de termijn van indicatiestelling naar 15 jaar heeft verlengd.
Uit onderzoek is immers gebleken dat deze handelingen zijn verricht via het account van de verdachte bij CIZ en bovendien in meerdere gevallen vanaf externe computers die aan haar kunnen worden gelinkt en bovendien (met een enkele uitzondering) steeds wanneer de verdachte niet op het kantoor van CIZ was. Niet is gebleken dat iemand anders dan de verdachte toegang had tot dit account. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat zij op enig moment haar agenda met inlogcodes op het kantoor van [bedrijf] heeft laten liggen, maar uit die enkele verklaring volgt nog niet dat iemand anders dan de verdachte zou hebben ingelogd, en geeft ook geen aanleiding te vermoeden dat dit is gebeurd. De feiten en omstandigheden in deze zaak laten naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie toe dan dat het steeds de verdachte is geweest die heeft ingelogd en vervolgens via haar account werkzaamheden heeft verricht.
De ‘voorkeursbehandeling’ die de verdachte (cliënten van) [bedrijf] . heeft gegeven door ten behoeve van die vennootschappen indicatieaanvragen op de hiervoor omschreven wijze met voorrang in behandeling te nemen, is in strijd met haar plicht als ambtenaar bij CIZ (de functie medewerker back-/frontoffice). Aanvragen dienden immers op volgorde van binnenkomst te worden verwerkt, zoals de verdachte zelf ook heeft verklaard, en uit het hierboven weergegeven onderzoek blijkt genoegzaam dat de verdachte zich hieraan niet heeft gehouden.
Voorts stelt de rechtbank op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende omstandigheden vast:
- de verdachte heeft wisselend verklaard over de aanvang van haar werkzaamheden voor [bedrijf] en haar eerste contacten met [medeverdachte 1] ;
- uit niets blijkt dat de verdachte haar werkzaamheden voor [bedrijf] heeft gemeld aan CIZ, terwijl zij kennelijk wist dat dit moest;
- aan de verdachte zijn al in 2010 en begin 2011 (forse) bedragen betaald terwijl zij naar eigen zeggen pas in 2011 met haar werkzaamheden voor [bedrijf] was begonnen en terwijl haar contract bij [bedrijf] . pas met ingang van 1 maart 2011 gold;
- het betreft bovendien betalingen die vanaf de privérekening van [medeverdachte 2] zijn gedaan, en die niet in de boekhouding of in de gegevens van de belastingdienst voorkomen, zodat de conclusie gerechtvaardigd is dat kennelijk is getracht deze betalingen buiten de boekhouding te houden;
- de functie in het oproepcontract d.d. 1 maart 2011 (‘verzorgende’) strookt niet met de (voornamelijk advies)werkzaamheden die de verdachte naar eigen zeggen voor [bedrijf] zou hebben verricht;
- (ook) de betalingen van [bedrijf] aan de verdachte stroken niet met de administratie van het bedrijf;
- verdachte heeft volgens de administratie van [bedrijf] veel meer uren gewerkt dan volgens haar eigen verklaring mogelijk was.
Op grond van deze feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de verdachte voor [bedrijf] naast haar ‘reguliere’ werkzaamheden (advieswerk, het opstellen van zorgplannen etc.) ook niet-reguliere betaalde werkzaamheden heeft verricht. Blijkens het voorgaande hebben deze niet-reguliere werkzaamheden in ieder geval bestaan uit het met voorrang behandelen van indicatieaanvragen, het ophogen van zorgklassen en het verlengen van de indicatietermijn met betrekking tot cliënten van [bedrijf] .
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de geldbedragen die de verdachte op haar bankrekening en die van haar zoon heeft ontvangen in ieder geval gedeeltelijk betrekking moeten hebben gehad op haar handelingen met betrekking tot de indicatieaanvragen ten behoeve van [bedrijf] . Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet vast komen te staan dat de verdachte contante geldbedragen heeft ontvangen, nu dit enkel volgt uit de administratie van [bedrijf] , die ondeugdelijk is gebleken.
Het voorgaande betekent dat naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte in haar functie als ambtenaar giften in de vorm van geldbedragen heeft aangenomen terwijl zij wist dat deze werden gedaan om haar te bewegen om in strijd met haar plicht iets te doen, dan wel naar aanleiding van hetgeen zij al in strijd met haar plicht had gedaan.