ECLI:NL:RBDHA:2017:1190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
C/09/520618
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de geldigheid van inschrijvingen in aanbestedingsprocedure voor flexibele arbeidskrachten

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een aanbestedingsprocedure voor de inhuur van flexibele arbeidskrachten door de Belastingdienst, hebben verschillende partijen, waaronder Randstad Resource Bedrijf Zakelijk B.V. en Driessen B.V., hun inschrijvingen ingediend. Randstad vordert dat de inschrijving voor perceel 2 wordt herbeoordeeld, omdat zij meent dat haar inschrijving ten onrechte niet de maximale score heeft gekregen op het subgunningscriterium KW-3. De Staat, Driessen en YoungCapital verzetten zich tegen deze vordering en stellen dat Randstad's inschrijving ongeldig is omdat deze niet voldoet aan de eisen zoals beschreven in de aanbestedingsstukken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de inschrijving van Randstad inderdaad ongeldig is, omdat deze niet voldeed aan de eis om e-mailberichten te gebruiken in het inhuurproces, zoals voorgeschreven in de aanbestedingsdocumenten. De voorzieningenrechter oordeelt dat Randstad niet kan aantonen dat haar inschrijving aan de gestelde eisen voldeed, en dat de beoordeling van de inschrijving door de Belastingdienst correct was. De vorderingen van Randstad worden afgewezen, evenals de vorderingen van Driessen en YoungCapital, die ook geen belang meer hebben bij hun verzoeken nu de inschrijving van Randstad ongeldig is verklaard.

De rechtbank wijst de vorderingen van Randstad, Driessen en YoungCapital af en veroordeelt Randstad in de proceskosten van de andere partijen. Dit vonnis benadrukt het belang van naleving van de aanbestedingsregels en de gevolgen van een ongeldige inschrijving in aanbestedingsprocedures.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/520618 / KG ZA 16/1302
Vonnis in kort geding van 1 februari 2017
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Randstad Resource Bedrijf Zakelijk B.V.,
gevestigd te Diemen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Randstad Uitzendbureau B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
eiseressen,
advocaat mr. B. Blaisse-Verkooyen te Haarlem,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden(het ministerie van Veiligheid en Justitie, de Dienst Justitiële Inrichtingen),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mr. P.J.S. de Jong-van den Bogaard en mr. C.G.A.J. van Seeters te Den Haag.
waarin zijn tussengekomen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Driessen B.V.
gevestigd te Helmond,
advocaat mr. L.J.W. Sueters te ’s-Hertogenbosch,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
YoungCapital B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
advocaten mr. E.E. Zeelenberg en mr. R.G.P. Snel te Nijmegen.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Randstad’ (eiseressen gezamenlijk in enkelvoud), ‘de Staat’, ‘Driessen’ en ‘YoungCapital’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de door de Staat overgelegde producties;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst c.q. voeging van Driessen;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst c.q. voeging van YoungCapital;
- de akte houdende een wijziging van eis van YoungCapital;
- de bij de mondelinge behandeling door alle partijen overgelegde pleitnotities.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 januari 2017. Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De incidenten tot tussenkomst

2.1.
Driessen en YoungCapital hebben (primair) gevorderd om te mogen tussenkomen in de procedure tussen Randstad en de Staat. Ter zitting hebben Randstad en de Staat verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. Driessen en YoungCapital zijn vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij daarbij voldoende belang hebben. Voorts is niet gebleken dat toewijzing van de gevorderde tussenkomst in de weg staat aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen.
2.2.
De Staat heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis van de zijde van YoungCapital. De eiswijziging is toegestaan, nu de goede procesorde daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet wordt geschaad.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
Het Inkoop Uitvoeringscentrum van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft krachtens volmacht van de Belastingdienst een openbare Europese aanbestedingsprocedure georganiseerd getiteld “Inhuur Flexibele Arbeidskrachten ‘Massaal’ op basis van een Uitzendovereenkomst ten behoeve van de Belastingdienst”. De opdracht is onderverdeeld in drie percelen.
3.2.
De Belastingdienst wenst per perceel een raamovereenkomst te sluiten met een opdrachtnemer voor de inhuur van flexibele arbeidskrachten. Gedurende de looptijd van de raamovereenkomsten kan de Belastingdienst nadere overeenkomsten (NOK’s) sluiten met de geselecteerde opdrachtnemers, waarin specifieke informatie over de in te zetten flexibele arbeidskrachten wordt vastgelegd.
3.3.
Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving. Het subgunningscriterium kwaliteit telt voor 70% mee en het subgunningscriterium prijs telt voor 30% mee. In het kader van de kwalitatieve beoordeling zijn vijf wensen opgesteld:
Wens 1 (KW-1): Selectie van Flexibele Arbeidskrachten (groepsgewijze inzet)
Wens 2 (KW-2): Begeleiding van Flexibele Arbeidskrachten
Wens 3 (KW-3): Ontzorging proces
Wens 4 (KW-4): Aansturing dienstverlening
Wens 5 (KW-5): Presentatie: uitwerking casus.
3.4.
De inschrijvers moeten per wens informatie aanleveren die door de beoordelingscommissie wordt beoordeeld. De beoordelingscommissie beoordeelt de beantwoording op basis van consensus met een rapportwaardering. De mogelijke rapportwaarderingen zijn ‘slecht’, ‘onvoldoende’, ‘matig’, ‘voldoende’, ‘goed’ en ‘zeer goed tot uitstekend’.
3.5.
In het Beschrijvend Document van 12 mei 2016 staat voorts onder meer vermeld:
4.2 Eisen
In het Programma van Eisen (...) zijn diverse “Eisen” opgenomen. Deze Eisen zijn individueel herkenbaar aan een codering in combinatie met een oplopend volgnummer (bijv.1.1.).
De Eisen beschrijven het minimum waaraan de Inschrijving en de uitvoering van de Diensten moeten voldoen. Indien de Inschrijving niet voldoet aan (ten minste) één eis of slechts deels of voorwaardelijk voldoet of niet heeft aangegeven of hij voldoet aan de gestelde Eisen, wordt de Inschrijving terzijde gelegd. Ook indien anderszins uit de Inschrijving blijkt dat niet, niet geheel of voorwaardelijk wordt voldaan aan een van de Eisen, wordt de Inschrijving terzijde gelegd. Voor alle Eisen dient in de Inschrijving te worden aangegeven of uw Inschrijving daaraan voldoet (indien van toepassing bewijs c.q. toelichting meesturen) dan wel of u akkoord gaat met het gestelde.”
3.6.
In Bijlage A bij het Beschrijvend Document, het Programma van Eisen, staat onder meer vermeld:
2. Digitalisering van het inhuurproces
2.1
De overheid heeft als doelstelling om te komen tot administratieve lastenverlichting voor het bedrijfsleven en de Rijksdienst door bedrijfsprocessen te optimaliseren. DigiInkoop ondersteunt deze doelstelling. DigiInkoop is een transactiegerichte, digitale voorziening, die de verwerving van goederen en diensten voor het Rijk en het bedrijfsleven ondersteunt.
(...)
De Digipoort is een directe aansluiting met een rechtstreekse koppeling tussen het verkoopsysteem van de leverancier en DigiInkoop. Het volledige inkoopproces wikkelt zich dan digitaal af.
(...)
Opdrachtgever onderscheidt de onderstaande processtappen (blauw en groen) en hieraan gerelateerde berichten (grijs) in het inhuurproces.
In bijlage G wordt bovenstaand proces nader uitgewerkt en per processtap aangegeven welke berichten gebruikt worden.
3.7.
In Bijlage G, met als titel “Digitale systemen in gebruik bij percelen 1 t/m 3” wordt de Belastingdienst ook aangeduid als “de bestelgemachtigde” en de opdrachtnemer als de uitzendorganisatie”. In die bijlage staat over de processtap “CV aanvragen” vermeld:
1. CV aanvragen
(...)
b. Elk van de in het beschrijvend document genoemde organisatieonderdelen van de Belastingdienst kan een aanvraag voor CV’s doen. Dit gebeurt door de bestelgemachtigden;
c. Elke aanvraag wordt digitaal middels een e-mail met een standaard format verzonden naar het centrale e-mailadres van de uitzendorganisatie;
d. De uitzendorganisatie is zelf verantwoordelijk voor eventuele verdere verspreiding van de aanvraag binnen de organisatie. De uitzendorganisatie verzendt via een reply op de e-mail één of meerdere CV’s naar de bestelgemachtigde. Dit gebeurt binnen de daarvoor in de raamovereenkomst gestelde termijn;
e. Afwijzingen worden door de Belastingdienst digitaal verstuurd naar het centrale e-maildres.”
3.8.
Randstad, Driessen en YoungCapital hebben tijdig een inschrijving ingediend voor perceel 2. In de inschrijving van Randstad staat vermeld:
Instroomoverzicht
Wij sturen u een instroomoverzicht met de vereiste gegevens voor de NOK. Dat kan per mail of in een HR-XML Human Resource (kandidaat)bericht, als aanbieding op de aanvraag. In de implementatie vernemen wij graag wat uw voorkeur heeft.”
3.9.
Na beoordeling van de inschrijvingen heeft DJI aan de betrokkenen meegedeeld dat de inschrijving van Driessen als de economisch meest voordelige inschrijving is beoordeeld voor perceel 2, de inschrijving van Randstad de tweede plaats heeft behaald en de inschrijving van YoungCapital als derde is geëindigd.
3.10.
Bij brief van 7 oktober 2016 heeft DJI met betrekking tot perceel 2 aan Randstad bericht:
“Voor perceel 2 is de Inschrijving van Driessen bv met een score van 889,94 punten, als de economisch meest voordelige inschrijving beoordeeld.
DJI heeft daarom het voornemen de opdracht aan Driessen bv te gunnen.
Uw Inschrijving is niet als “economisch meest voordelige inschrijving” beoordeeld om de volgende redenen:
Uw inschrijving heeft een totaalscore van 877,88 punten behaald. Hiermee heeft uw inschrijving de tweede plaats behaald.
(...)
Uw inschrijving behaalt op de wensen KW-1, KW-2, KW-4 en KW-5 de maximaal te behalen score. Uw antwoorden op deze wensen zijn volledig en zeer goed uitgewerkt.
Voor KW-3 Procesinrichting scoort uw inschrijving de waardering ‘goed’ in plaats van ‘zeer goed tot uitstekend’. De volgende redenen liggen aan deze score ten grondslag. (...)
Uit uw antwoord komt onvoldoende naar voren dat u aan alle mogelijkheden hebt gedacht om de belastingdienst bij dit proces te ontzorgen. Het belangrijkste punt is dat u niet beschrijft dat in het proces van instroom, verloning en facturatie van een flexibele arbeidskracht, de nadere overeenkomst (NOK) door u zal worden gecontroleerd. Het controleren van de NOK beschouwt de Belastingdienst als een cruciale stap om oponthoud in het vervolg van het proces te voorkomen. Wanneer de NOK niet door de dienstverlener gecontroleerd wordt, kunnen er fouten optreden in het proces van het tijdig laten starten van de flexibele arbeidskracht en het tijdig kunnen verlonen. Hieronder worden de gevolgen van het ontbreken van de controle op de NOK nader toegelicht.
In uw inschrijving staat: ‘Het instroomoverzicht met vereiste gegevens van de kandidaten wordt per e-mail gestuurd’.
Deze werkwijze heeft tot gevolg dat de Belastingdienst de gegevens in de NOK handmatig moet overnemen. Dit is een foutgevoelig proces. (...)
Helaas hebben we moeten vaststellen dat de Belastingdienst niet volledig wordt ontzorgd. Om deze reden scoort uw inschrijving geen zeer goed tot uitstekend voor deze wens.
3.11.
Bij brief van 20 oktober 2016 heeft Randstad aan DJI bericht dat zij zich niet kan vinden in de toegekende score voor wens 3 omdat Randstad uitgaat van een volledig digitale werkwijze zonder e-mailverkeer waarbij de Belastingdienst maximaal wordt ontzorgd. Op 25 oktober 2016 heeft DJI daarop geantwoord:
“In uw wensuitwerking had u volledig (100%) moeten aansluiten op de uitgevraagde werkwijze zoals omschreven in de bijlagen A en G. Hierop bent u door de beoordelingscommissie beoordeeld. De conclusie is dat u in deze werkwijze onvolledig bent geweest in uw beschrijving.
(...)
U stelt in uw brief dat u heeft gekozen voor optie A als bedoeld in het Programma van Eisen (eis 2.7), waardoor er volgens u van verzending van personeelsgegevens per e-mail en handmatige overname van personeelsgegevens geen sprake (meer) is. U stelt in dat kader dat de keuze voor Digipoort inhoudt dat er enkel nog wordt gewerkt met HR-XML berichten.
Uw uitleg van eis 2.7 deel ik niet. Uw uitleg is niet in overeenstemming met het bepaalde in eis 2.2 en Bijlage G1 van het Beschrijvend Document. Hierin is immers het bestel- en facturatieproces uitgewerkt, welke uitgaat van het handmatig opstellen van de bestelling, c.q. de NOK.
(...)
Het enkele feit dat u stelt dat de gegevens ook gedigitaliseerd via HR-XML kunnen worden aangeboden, waardoor het proces volledig gedigitaliseerd kan worden uitgevoerd, doet niet af aan het feit dat er in uw procesbeschrijving geen controlemechanisme is ingebouwd om een controle uit te voeren op de handmatig opgestelde bestelling/NOK. Daarbij wordt opgemerkt dat het huidige systeem van de Belastingdienst geen mogelijkheden kent en het voor de Belastingdienst bovendien ook niet wenselijk is om de betreffende gegevens via HR-XML te ontvangen en deze automatisch te verwerken in de bestelling/de NOK.”

4.Het geschil

4.1.
Randstad vordert, zakelijk weergegeven:
primair:de Staat te gebieden de maximale score toe te kennen aan de inschrijving van Randstad voor perceel 2 op het subgunningscriterium KW-3, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiair:de Staat te gebieden de aanbestedingsprocedure voor perceel 2 te staken en tot heraanbesteding over te gaan indien hij de opdracht nog wenst te gunnen.
4.2.
Daartoe voert Randstad – samengevat – het volgende aan. De inschrijving van Randstad heeft voor het subgunningscriterium KW-3 ten onrechte niet de maximale score gekregen. Volgens DJI ontzorgt Randstad de Belastingdienst niet maximaal omdat zij niet beschrijft dat de NOK zal worden gecontroleerd. Randstad heeft de in haar inschrijving aangeboden processen echter volledig gedigitaliseerd en geautomatiseerd. Van het verzenden van personeelsgegevens per e-mail en handmatige overname van personeelsgegevens in een NOK zal geen sprake meer zijn. Er zal enkel worden gewerkt met HR-XML-berichten. Controle van de NOK is dan ook niet nodig. DJI concludeert ten onrechte dat de door Randstad aangeboden werkwijze foutgevoelig is. De brief van de zijde van DJI van 25 oktober 2016 bevat nieuwe redenen die ten grondslag zouden liggen aan de toekenning van de score ‘goed’ in plaats van ‘zeer goed of uitstekend’. Dat is niet toegestaan.
DJI geeft een andere uitleg aan KW-3 dan Randstad. Uit de aanbestedingsstukken blijkt niet dat wordt uitgegaan van het handmatig opstellen van de bestelling of de NOK en het verrichten van een controle door de inschrijver op de NOK, althans de aanbestedingsstukken zijn niet eenduidig.
4.3.
De Staat, Driessen en YoungCapital voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
Driessen vordert – zakelijk weergegeven – de Staat te gebieden de inschrijving van Randstad voor perceel 2 ongeldig te verklaren en te verbieden om perceel 2 aan een ander te gunnen dan aan Driessen, voor zover de Staat de opdracht nog wenst te gunnen.
4.5.
Verkort weergegeven stelt Driessen daartoe dat zij er belang bij heeft dat de opdracht voor perceel 2 definitief aan haar gegund wordt en derhalve bij afwijzing van de vorderingen van Randstad, nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.6.
YoungCapital vordert, na wijziging van eis:
primair:
I. de Staat te gebieden de inschrijving van Randstad voor perceel 2 ongeldig te verklaren;
II. de Staat te gebieden de aanbestedingsprocedure voor wat betreft perceel 2 te staken en gestaakt te houden;
III. de Staat te gebieden de (voorlopige) gunningsbeslissing voor perceel 2 alsnog te voorzien van alle relevante redenen, waaronder in elk geval een toelichting van alle afzonderlijke scores van de inschrijving van YoungCapital en alle inschrijvingen die boven haar zijn geëindigd;
IV. de Staat te gebieden om na het verstrekken van de relevante redenen een opschortende termijn van minimaal 20 dagen in acht te nemen waarbinnen niet tot gunning zal worden overgegaan;
subsidiair:
V. de Staat te verbieden perceel 2 van de opdracht te gunnen en te gebieden de aanbestedingsprocedure ten aanzien van dat perceel te staken en gestaakt te houden;
VI. de Staat te gebieden om tot heraanbesteding over te gaan van de opdracht voor perceel 2, voor zover hij die opdracht nog wenst te gunnen;
alles op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4.7.
YoungCapital stelt daartoe – verkort weergegeven – dat de inschrijving van Randstad ongeldig is en dat de voorlopige gunningsbeslissing voor het overige niet in stand kan blijven omdat die onvoldoende is gemotiveerd.
4.8.
Voor zover nodig zullen de standpunten van Randstad en de Staat met betrekking tot de vorderingen van Driessen en YoungCapital hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
Partijen twisten over de juistheid van de beoordeling van de inschrijving van Randstad voor wens KW-3 van perceel 2. Bij die wens moesten inschrijvers beschrijven hoe zij de processen hadden ingericht en hoe deze processen ertoe zouden bijdragen dat Belastingdienst zou worden ontzorgd tijdens het inhuurproces. Uit de brief van DJI van 7 oktober 2016 volgt dat de inschrijving van Randstad voor voornoemde wens niet de maximale score heeft gekregen omdat Randstad niet beschrijft dat de NOK zal worden gecontroleerd. Randstad heeft op zichzelf niet weersproken dat bij een verzending van gegevens van in te huren personen
per e-mailde kans op fouten aanwezig is en dat controle van de NOK in dat geval dus noodzakelijk is. Volgens Randstad is controle van de NOK evenwel niet noodzakelijk bij de werkwijze die in haar inschrijving staat beschreven. Randstad zal gebruikmaken van een volledig digitaal, gesloten systeem zonder handmatige handelingen. E-mailberichten zullen dus niet worden gebruikt, aldus Randstad.
5.2.
Het geschil van partijen spitst zich in dit verband toe op de vraag of het gebruik van e-mailberichten als eerste stap in het inhuurproces is voorgeschreven in de aanbestedingsstukken. Volgens de Staat, Driessen en YoungCapital is dat het geval. Randstad betwist dat.
5.3.
In het Programma van Eisen wordt in Eis 2.2 verwezen naar Bijlage G. In Eis 2.2 staat immers vermeld dat het inhuurproces in bijlage G nader wordt uitgewerkt en dat daar tevens per processtap wordt aangegeven welke berichten worden gebruikt. In Bijlage G staat ondubbelzinnig beschreven dat een CV-aanvraag middels een e-mail (door de Belastingdienst) wordt verzonden naar de opdrachtnemer en dat de opdrachtnemer via een “reply” op de e-mail één of meerdere CV’s naar de Belastingdienst verzendt. De stelling van Randstad dat Bijlage G slechts de huidige gang van zaken beschrijft en niet als voorgeschreven werkwijze moet worden opgevat, kan in dit licht geen stand houden. De Staat heeft weliswaar bevestigd dat Bijlage G een beschrijving van de huidige situatie bevat, zoals de titel van het document ook aangeeft, maar het gebruik van de huidige situatie als uitgangspunt voor de toekomstige situatie – zoals de Belastingdienst kennelijk beoogt – is niet ontoelaatbaar. In de huidige situatie worden de hiervoor bedoelde CV’s per e-mail aan de Belastingdienst toegezonden. Die werkwijze kan niet anders dan als eis worden beschouwd, nu die werkwijze staat beschreven in Bijlage G en die bijlage onderdeel uitmaakt van Eis 2.2. Voor zover Randstad nog betoogt dat de doelstelling van de Belastingdienst tot optimalisering en digitalisering van de bestaande bedrijfsprocessen (zoals geciteerd onder randnummer 3.6. van dit vonnis) zich niet verhoudt tot het verplichte gebruik van (handmatige) e-mailberichten, kan dat betoog niet worden gevolgd. Randstad lijkt daarmee te miskennen dat e-mailberichten ook digitale berichten zijn en dat digitalisering geen synoniem is van automatisering. In de aanbestedingsstukken staat nergens vermeld dat het proces volledig moet zijn geautomatiseerd. Daar komt bij dat de Belastingdienst de doelstelling van optimalisering en digitalisering helder binnen de kaders van de gestelde eisen heeft geplaatst. Ook de door de Belastingdienst gewenste “ontzorging” dient vanzelfsprekend binnen die kaders plaats te vinden.
5.4.
Driessen en YoungCapital hebben aangevoerd dat de inschrijving van Randstad op grond van voornoemde eis als ongeldig terzijde moet worden gelegd. Voor de beoordeling van dat standpunt dient te worden bezien wat de inschrijving van Randstad behelst en of dat in overeenstemming is met deze eis van de aanbesteding. Het enkele feit dat Randstad door middel van de Akkoordverklaring Programma van Eisen onvoorwaardelijk heeft ingestemd met alle eisen die zijn gesteld in deze aanbesteding, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat Randstad een geldige inschrijving heeft gedaan. De verdere inhoud van de inschrijving dient die verklaring immers inhoudelijk te ondersteunen. De Staat stelt op zichzelf terecht dat de Belastingdienst bij de beoordeling moest uitgaan van de informatie zoals die in de inschrijving van Randstad staat vermeld. Of de Belastingdienst de inschrijving van Randstad zo heeft mogen begrijpen dat bij de beantwoording van wens KW-3 wordt voldaan aan Eis 2.2 en Bijlage G is voor de beoordeling van het thans voorliggende geschil evenwel niet relevant. Randstad heeft in (de aanloop naar) deze procedure immers uitdrukkelijk verklaard dat zij, bij uitvoering van de opdracht, de verzending van gegevens uitsluitend met HR-XML-berichten zal verzorgen en dat haar inschrijving op die wijze moet worden begrepen. Dat Randstad in het geheel geen gebruik zal maken van verzending van gegevens via e-mailberichten is, zoals uit de voorgaande overwegingen blijkt, in strijd met de vereisten zoals vastgelegd in de aanbestedingsstukken. Dat – zoals Randstad nog aanvoert – uit de Nota van Inlichtingen moet worden afgeleid dat de Belastingdienst zelf geen bemoeienis heeft met het selectieproces, maakt dat niet anders. Of de Belastingdienst al dan niet een actieve, inhoudelijke rol heeft bij het selectieproces staat immers los van de vraag naar de wijze van aanlevering van gegevens. De stelling van Randstad dat uit het feit dat de Belastingdienst de wensuitwerkingen van Randstad heeft beoordeeld, moet worden afgeleid dat de inschrijving besteksconform is, slaagt evenmin. Het is juist dat het Beschrijvend Document bepaalt dat de beoordeling van de inschrijvingen plaatsvindt in vijf opeenvolgende fasen, waarbij de geldigheidscontrole voorafgaat aan de beoordeling van de wensuitwerkingen. Echter, de aanbestedingsstukken laten onverlet dat een inschrijving terzijde zal worden gelegd indien de wensuitwerking niet voldoet aan de eisen. Bovendien staat het gelijkheidsbeginsel eraan in de weg dat aan een – naar nu is vastgesteld – inschrijver met een ongeldige inschrijving wordt gegund. De inschrijving van Randstad is dan ook ongeldig.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Randstad, nu zij een ongeldige inschrijving heeft ingediend, geen recht en belang meer heeft bij toetsing van de rechtmatigheid van de uitgevoerde beoordeling van en puntentoekenning voor wens KW-3. De primaire vordering van Randstad zal dan ook worden afgewezen. Dat geldt eveneens voor de subsidiaire vordering strekkende tot heraanbesteding, nu niet kan worden geconcludeerd dat de aanbestedingsstukken voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Ook de vordering van YoungCapital strekkende tot ongeldigverklaring van de inschrijving van Randstad voor perceel 2 zal worden afgewezen. Uit de voorgaande overwegingen volgt weliswaar dat de inschrijving van Randstad ongeldig is, maar de inschrijving van YoungCapital is als derde geëindigd, zodat YoungCapital geen belang heeft bij die vordering. Zoals hierna zal blijken, zullen ook de andere vorderingen van YoungCapital – die bij toewijzing in de visie van YoungCapital nog tot een andere rangorde zouden kunnen leiden – worden afgewezen. De vorderingen van Driessen zullen eveneens worden afgewezen. Driessen is op perceel 2 als winnaar geëindigd. Nu de vorderingen van Randstad – die tot een andere rangorde hadden geleid – worden afgewezen, heeft Driessen geen belang meer bij haar vordering strekkende tot ongeldigheidsverklaring van de inschrijving van Randstad voor perceel 2. Driessen heeft ook geen belang meer bij toewijzing van haar tweede vordering, aangezien de Staat voornemens is de opdracht definitief te gunnen aan Driessen.
5.6.
YoungCapital heeft voorts gevorderd de Staat te gebieden de gunningsbeslissing voor perceel 2 nader te motiveren. Ten aanzien van die vordering wordt vooropgesteld dat op grond van artikel 2.130 Aanbestedingswet 2012 (Aw 2012) de mededeling van de gunningsbeslissing aan iedere inschrijver of gegadigde onder meer de relevante redenen voor die beslissing dient te bevatten, waaronder in ieder geval dienen te worden verstaan de kenmerken en voordelen van de uitgekozen inschrijving. Blijkens de parlementaire geschiedenis van artikel 2.130 Aw 2012 ligt het, ingeval de aanbestedende dienst het criterium ‘economisch meest voordelige inschrijving’ heeft gehanteerd, in de rede dat de aan de inschrijvingen toegekende scores en de relatieve positie van de afgewezen inschrijver ten opzichte van de geselecteerde inschrijver ter onderbouwing van de mededeling van de gunningsbeslissing door de aanbestedende dienst worden meegezonden. Hoewel een precieze invulling van de relevante redenen afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, geldt in zijn algemeenheid dat de relevante redenen onder meer de volgende elementen zullen bevatten:
- bekendmaking van de eindscores van zowel de afgewezen inschrijver als van de geselecteerde inschrijver;
- bekendmaking van de scores van de afgewezen inschrijver op specifieke kenmerken en de reden(en) waarom op dat specifieke kenmerk eventueel niet een hogere score is toegekend.
5.7.
De stelling van YoungCapital dat de Belastingdienst alle afzonderlijke scores van de inschrijving van YoungCapital en alle inschrijvingen die boven haar zijn geëindigd onvoldoende heeft toegelicht, kan in het licht van het voorgaande niet slagen. De Belastingdienst heeft de scores van YoungCapital en van de winnende inschrijver immers bekendgemaakt. Op een aanbestedende dienst rust voorts de verplichting om de scores van de afgewezen inschrijver toe te lichten in relatie tot de scores van de winnende inschrijver. De stelling van YoungCapital dat een aanbestedende dienst ook is gehouden de scores van andere inschrijvers toe te lichten, mist een grondslag. In dit kader is voorts relevant dat de inschrijving van YoungCapital op alle onderdelen maximaal heeft gescoord. Een uitgebreidere toelichting dan de mededeling dat YoungCapital maximaal tegemoet is gekomen aan de wensen van de Belastingdienst is in deze situatie niet verplicht en overigens ook niet goed denkbaar.
5.8.
Naast het voorgaande is van belang dat de argwaan van YoungCapital ten aanzien van de uitgevoerde beoordeling in eerste instantie voornamelijk voortkwam uit haar veronderstelling dat alle inschrijvers maximaal hadden gescoord op alle onderdelen. Die veronderstelling is onjuist gebleken. Uit de door de Staat overgelegde beoordelingstabellen volgt immers dat de verschillende inschrijvers bij perceel 2 op diverse subgunningscriteria andere scores toebedeeld hebben gekregen. Gelet hierop bestaat voor een verzwaarde motiveringsplicht geen aanleiding. YoungCapital heeft voorts gewezen op de omstandigheden dat ter zitting pas duidelijk is geworden dat de inschrijving van Randstad ongeldig is, evenals de inschrijving van Driessen op een ander perceel. Het standpunt van YoungCapital dat deze omstandigheden gegronde redenen vormen voor twijfel aan de puntentoekenning – en dus voor een verzwaarde motiveringsplicht – kan echter niet worden gevolgd. De beoordeling van de geldigheid van de inschrijvingen staat immers los van de door de beoordelingscommissie uit te voeren puntentoekenning. Concrete redenen om te veronderstellen dat de beoordeling van de wensen niet conform de aanbestedingsstukken is verlopen, zijn dan ook gesteld noch gebleken.
5.9.
Een en ander leidt tot de conclusie dat de vorderingen van YoungCapital als genoemd onder II tot en met IV zullen worden afgewezen. Dat geldt eveneens voor de vorderingen strekkende tot heraanbesteding, aangezien die niet zijn onderbouwd.
5.10.
Nu de vorderingen van Driessen en YoungCapital zullen worden afgewezen, zullen zij worden veroordeeld in de kosten van de Staat, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat de Staat als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet Randstad in haar verhouding tot Driessen worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Driessen was immers te voorkomen dat de opdracht aan Randstad zou worden gegund, welk doel is bereikt. Randstad zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Driessen. Voorts zal Randstad, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Staat. Nu alle vorderingen van YoungCapital zijn afgewezen, moet zij in haar verhouding tot Randstad als de in het ongelijk gestelde partij worden aangemerkt. YoungCapital zal dan ook worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van Randstad, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat Randstad als gevolg van de vorderingen van YoungCapital extra kosten heeft moeten maken.
5.11.
Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt Driessen en YoungCapital voor wat betreft de door hen ingestelde vorderingen jegens de Staat in de kosten van de Staat, tot dusver begroot op nihil;
6.3.
veroordeelt YoungCapital voor wat betreft de door haar ingestelde vorderingen jegens Randstad in de kosten van Randstad, tot dusver begroot op nihil;
6.4.
veroordeelt Randstad in de overige proceskosten, tot dusver aan de zijde van de Staat begroot op € 1.435, waarvan € 619,-- aan griffierecht en € 816,-- aan salaris advocaat en aan de zijde van Driessen op € 1.434,--, waarvan € 618,-- aan griffierecht en € 816, aan salaris advocaat;
6.5.
bepaalt dat de verschuldigde proceskosten dienen te worden voldaan binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken en dat – bij gebreke daarvan – daarover de wettelijke rente verschuldigd is;
6.6.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2017.
hvd