ECLI:NL:RBDHA:2017:1199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
10 februari 2017
Zaaknummer
C-09-520585-KG ZA 16-1301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring inschrijving Randstad in aanbestedingsprocedure door YoungCapital

In deze zaak heeft YoungCapital B.V. een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, waarbij zij vorderingen heeft ingediend met betrekking tot de aanbestedingsprocedure voor de inhuur van flexibele arbeidskrachten door de Belastingdienst. YoungCapital betwist de geldigheid van de inschrijving van Randstad Resource Bedrijf Zakelijk B.V. en Driessen B.V. op de percelen 1 en 2, en vordert onder andere dat de inschrijving van Randstad ongeldig wordt verklaard. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 januari 2017, waarbij de voorzieningenrechter de eiswijziging van YoungCapital heeft toegestaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat Randstad niet voldeed aan de eisen zoals beschreven in de aanbestedingsdocumenten, met name het gebruik van e-mailberichten voor CV-aanvragen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de inschrijving van Randstad ongeldig is en heeft de Staat bevolen om de inschrijving van Randstad op perceel 1 ongeldig te verklaren en te verbieden de opdracht aan een ander dan YoungCapital te gunnen. De vorderingen van Randstad en Driessen zijn afgewezen, en YoungCapital is veroordeeld in de proceskosten van Driessen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst de gunningsbeslissingen voldoende heeft gemotiveerd en dat YoungCapital geen recht heeft op heraanbesteding.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/520585 / KG ZA 16/1301
Vonnis in kort geding van 1 februari 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
YoungCapital B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
eiseres,
advocaten mr. E.E. Zeelenberg en mr. R.G.P. Snel te Nijmegen,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden(het ministerie van Veiligheid en Justitie, de Dienst Justitiële Inrichtingen),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaten mr. P.J.S. de Jong-van den Bogaard en mr. C.G.A.J. van Seeters te Den Haag.
waarin zijn tussengekomen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Randstad Resource Bedrijf Zakelijk B.V.,
gevestigd te Diemen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Randstad Uitzendbureau B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
advocaat mr. B. Blaisse-Verkooyen te Haarlem,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Driessen B.V.,
gevestigd te Helmond,
advocaat mr. L.J.W. Sueters te ’s-Hertogenbosch.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘YoungCapital’, ‘de Staat’, ‘Randstad’ en ‘Driessen’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de akte houdende een wijziging van eis;
- de door de Staat overgelegde producties;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst c.q. voeging van Randstad;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst c.q. voeging van Driessen;
- de bij de mondelinge behandeling door alle partijen overgelegde pleitnotities.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 januari 2017. De Staat heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis van de zijde van YoungCapital. De eiswijziging is toegestaan, nu de goede procesorde daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet wordt geschaad. Ter zitting is voorts vonnis bepaald op heden.

2.Het incident tot tussenkomst

2.1.
Randstad en Driessen hebben (primair) gevorderd om te mogen tussenkomen in de procedure tussen YoungCapital en de Staat. Ter zitting hebben YoungCapital en de Staat verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. Randstad en Driessen zijn vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij daarbij voldoende belang hebben. Voorts is niet gebleken dat toewijzing van de gevorderde tussenkomst in de weg staat aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
Het Inkoop Uitvoeringscentrum van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft krachtens volmacht van de Belastingdienst een openbare Europese aanbestedingsprocedure georganiseerd getiteld “Inhuur Flexibele Arbeidskrachten ‘Massaal’ op basis van een Uitzendovereenkomst ten behoeve van de Belastingdienst”. De opdracht is onderverdeeld in drie percelen.
3.2.
De Belastingdienst wenst per perceel een raamovereenkomst te sluiten met een opdrachtnemer voor de inhuur van flexibele arbeidskrachten. Gedurende de looptijd van de raamovereenkomsten kan de Belastingdienst nadere overeenkomsten (NOK’s) sluiten met de geselecteerde opdrachtnemers, waarin specifieke informatie over de in te zetten flexibele arbeidskrachten wordt vastgelegd.
3.3.
Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving. Het subgunningscriterium kwaliteit telt voor 70% mee en het subgunningscriterium prijs telt voor 30% mee. In het kader van de kwalitatieve beoordeling zijn vijf wensen opgesteld:
Wens 1 (KW-1): Selectie van Flexibele Arbeidskrachten (groepsgewijze inzet)
Wens 2 (KW-2): Begeleiding van Flexibele Arbeidskrachten
Wens 3 (KW-3): Ontzorging proces
Wens 4 (KW-4): Aansturing dienstverlening
Wens 5 (KW-5): Presentatie: uitwerking casus.
3.4.
Het Beschrijvend Document bepaalt daarnaast dat de inschrijvers per wens informatie moeten aanleveren, die door de beoordelingscommissie wordt beoordeeld. De beoordelingscommissie beoordeelt de beantwoording op basis van consensus met een rapportwaardering. De mogelijke rapportwaarderingen zijn ‘slecht’, ‘onvoldoende’, ‘matig’, ‘voldoende’, ‘goed’ en ‘zeer goed tot uitstekend’.
3.5.
In het Beschrijvend Document van 12 mei 2016 staat voorts onder meer vermeld:
4.2 Eisen
In het Programma van Eisen (...) zijn diverse “Eisen” opgenomen. Deze Eisen zijn individueel herkenbaar aan een codering in combinatie met een oplopend volgnummer (bijv.1.1.).
De Eisen beschrijven het minimum waaraan de Inschrijving en de uitvoering van de Diensten moeten voldoen. Indien de Inschrijving niet voldoet aan (ten minste) één eis of slechts deels of voorwaardelijk voldoet of niet heeft aangegeven of hij voldoet aan de gestelde Eisen, wordt de Inschrijving terzijde gelegd. Ook indien anderszins uit de Inschrijving blijkt dat niet, niet geheel of voorwaardelijk wordt voldaan aan een van de Eisen, wordt de Inschrijving terzijde gelegd. Voor alle Eisen dient in de Inschrijving te worden aangegeven of uw Inschrijving daaraan voldoet (indien van toepassing bewijs c.q. toelichting meesturen) dan wel of u akkoord gaat met het gestelde.”
3.6.
In Bijlage A bij het Beschrijvend Document, het Programma van Eisen, staat onder meer vermeld:
2. Digitalisering van het inhuurproces
2.1
De overheid heeft als doelstelling om te komen tot administratieve lastenverlichting voor het bedrijfsleven en de Rijksdienst door bedrijfsprocessen te optimaliseren. DigiInkoop ondersteunt deze doelstelling. DigiInkoop is een transactiegerichte, digitale voorziening, die de verwerving van goederen en diensten voor het Rijk en het bedrijfsleven ondersteunt.
(...)
De Digipoort is een directe aansluiting met een rechtstreekse koppeling tussen het verkoopsysteem van de leverancier en DigiInkoop. Het volledige inkoopproces wikkelt zich dan digitaal af.
(...)
Opdrachtgever onderscheidt de onderstaande processtappen (blauw en groen) en hieraan gerelateerde berichten (grijs) in het inhuurproces.
In bijlage G wordt bovenstaand proces nader uitgewerkt en per processtap aangegeven welke berichten gebruikt worden.
3.7.
In Bijlage G, met als titel “Digitale systemen in gebruik bij percelen 1 t/m 3” wordt de Belastingdienst ook aangeduid als “de bestelgemachtigde” en de opdrachtnemer als de uitzendorganisatie”. In die bijlage staat over de processtap “CV aanvragen” vermeld:
1. CV aanvragen
(...)
b. Elk van de in het beschrijvend document genoemde organisatieonderdelen van de Belastingdienst kan een aanvraag voor CV’s doen. Dit gebeurt door de bestelgemachtigden;
c. Elke aanvraag wordt digitaal middels een e-mail met een standaard format verzonden naar het centrale e-mailadres van de uitzendorganisatie;
d. De uitzendorganisatie is zelf verantwoordelijk voor eventuele verdere verspreiding van de aanvraag binnen de organisatie. De uitzendorganisatie verzendt via een reply op de e-mail één of meerdere CV’s naar de bestelgemachtigde. Dit gebeurt binnen de daarvoor in de raamovereenkomst gestelde termijn;
e. Afwijzingen worden door de Belastingdienst digitaal verstuurd naar het centrale e-maildres.”
3.8.
YoungCapital en Randstad hebben tijdig een inschrijving ingediend voor perceel 1. YoungCapital, Randstad en Driessen hebben tijdig een inschrijving ingediend voor perceel 2.
3.9.
Na beoordeling van de inschrijvingen heeft DJI aan de betrokkenen meegedeeld dat de inschrijving van Randstad als de economisch meest voordelige inschrijving is beoordeeld voor perceel 1 en de inschrijving van YoungCapital als tweede is geëindigd. De inschrijving van Driessen is als de economisch meest voordelige inschrijving beoordeeld voor perceel 2, de inschrijving van Randstad heeft voor dat perceel de tweede plaats behaald en de inschrijving van YoungCapital is als derde geëindigd.
3.10.
Bij brief van 7 oktober 2016 heeft DJI ten aanzien van perceel 1 aan YoungCapital bericht:
“Uw inschrijving is niet als “economisch meest voordelige inschrijving” beoordeeld om de volgende reden:
Uw inschrijving heeft een totaalscore van 856,43 punten behaald. Hiermee heeft uw inschrijving de tweede plaats behaald. Hieronder treft u het overzicht van de door u behaalde scores op de wensen en de prijs.
Totaal beoordeling
Max te Behalen punten
Young Capital
Randstad
KW-1
230
230
230
KW-2
190
190
190
KW-3
140
140
112
KW-4
90
90
90
KW-5
50
50
50
prijs
300
156,43
213,51
Totaalpunten
856,43
885,51
rangorde
2
1
Uw inschrijving behaalt op de wensen KW-1 tot en met KW-5 de maximaal te behalen score. Uw antwoorden voldoen, net als de antwoorden van de winnende inschrijving, volledig aan de vraagstelling en zijn zeer goed uitgewerkt. Tijdens de presentatie heeft u op originele wijze een doeltreffende invulling gegeven aan de casusbeschrijving, dit heeft de beoordelingscommissie als zeer positief beoordeeld.”
3.11.
Bij brief van 7 oktober 2016 heeft DJI ten aanzien van perceel 2 aan YoungCapital bericht:
“Uw inschrijving is niet als “economisch meest voordelige inschrijving beoordeeld om de volgende reden:
Uw inschrijving heeft een totaalscore van 860,85 punten behaald. Hiermee heeft uw inschrijving de derde plaats behaald. Hieronder treft u het overzicht van de door u behaalde scores op de wensen en de prijs.
Totaal beoordeling
Max te Behalen punten
Young Capital
Driessen bv
KW-1
235
235
235
KW-2
140
140
140
KW-3
185
185
185
KW-4
95
95
95
KW-5
45
45
45
prijs
300
160,85
198,94
Totaalpunten
860,85
889,94
rangorde
3
1
Uw inschrijving behaalt op de wensen KW-1 tot en met KW-5 de maximaal te behalen score. Uw antwoorden voldoen, net als de antwoorden van de winnende inschrijving, volledig aan de vraagstelling en zijn zeer goed uitgewerkt. Tijdens de presentatie heeft u op originele wijze een doeltreffende invulling gegeven aan de casusbeschrijving, dit heeft de beoordelingscommissie als zeer positief beoordeeld.
Zoals blijkt uit de tabel is de door u aangeboden tariefstelling echter hoger dan de tariefstelling van de winnende inschrijver. Uw inschrijving behaalt op het onderdeel prijs daarom minder punten.”

4.Het geschil

4.1.
YoungCapital vordert, na wijziging van eis, zakelijk weergegeven:
primair:
I. de Staat te gebieden de inschrijving van Randstad op de percelen 1 en 2 ongeldig te verklaren en te verbieden de opdracht voor perceel 1 aan een ander dan aan YoungCapital te gunnen;
II. de Staat te gebieden de aanbestedingsprocedure voor perceel 2 te staken en gestaakt te houden;
III. de Staat te gebieden de (voorlopige) gunningsbeslissing voor perceel 2 alsnog te voorzien van alle relevante redenen, waaronder in elk geval een toelichting van alle afzonderlijke scores van de inschrijving van YoungCapital en alle inschrijvingen die boven haar zijn geëindigd;
IV. de Staat te gebieden om na het verstrekken van de relevante redenen een opschortende termijn van minimaal 20 dagen in acht te nemen waarbinnen niet tot gunning zal worden overgegaan;
subsidiair:
V. de Staat te gebieden de aanbestedingsprocedure voor de percelen 1 en 2 te staken en gestaakt te houden;
VI. de Staat te gebieden de (voorlopige) gunningsbeslissing voor de percelen 1 en 2 alsnog te voorzien van alle relevante redenen, waaronder in elk geval een toelichting van alle afzonderlijke scores van de inschrijving van YoungCapital en alle inschrijvingen die boven haar zijn geëindigd;
VII. de Staat te gebieden om na het verstrekken van de relevante redenen een opschortende termijn van minimaal 20 dagen in acht te nemen waarbinnen niet tot gunning zal worden overgegaan;
meer subsidiair:
VIII. de Staat te verbieden de percelen 1 en 2 van de opdracht te gunnen en te gebieden de aanbestedingsprocedure ten aanzien van dat perceel te staken en gestaakt te houden;
IX. de Staat te gebieden om tot heraanbesteding over te gaan van de opdracht voor de percelen 1 en 2, voor zover hij die opdracht nog wenst te gunnen;
alles op straffe van verbeurte van een dwangsom.
4.2.
Daartoe voert YoungCapital – samengevat – het volgende aan. De inschrijving van Randstad op de percelen 1 en 2 voldoet niet aan de in de aanbestedingsdocumenten gestelde eisen. Uit de eigen stellingen van Randstad blijkt dat haar inschrijving niet voldoet aan de knock-out-eisen zoals beschreven in het Programma van Eisen en Bijlage G van het Beschrijvend Document. Uit de aanbestedingsstukken volgt dat als eis geldt dat de communicatie bij processtap 1 (CV-aanvragen) digitaal via e-mailberichten plaatsvindt. Randstad heeft zelf verklaard dat zij alleen HR-XML-berichten gebruikt. Dit moet tot uitsluiting en ongeldigheid leiden.
De voorlopige gunningsbeslissingen zijn onvoldoende gemotiveerd. De brieven van 7 oktober 2016 bevatten slechts een scoretabel met een zeer summiere (niet inhoudelijke) toelichting op de behaalde eindscores van YoungCapital en de winnaars (Randstad en Driessen). Op basis van de toelichting is niet vast te stellen of de uitkomst van de aanbestedingsprocedure gerechtvaardigd is. Niet is inzichtelijk gemaakt hoe de beoordelingscommissie concreet toepassing heeft gegeven aan de gunningscriteria. De Belastingdienst heeft wel die verplichting.
Uit de scoretabellen in de brieven van 7 oktober 2016 is de indruk ontstaan dat alle inschrijvers (vrijwel) maximaal hebben gescoord op kwaliteit en dat als gevolg daarvan slechts de laagste prijs doorslaggevend is geweest in deze aanbestedingsprocedure. Dat is in strijd met de gehanteerde systematiek waarbij op basis van de economisch meest voordelige inschrijving moet worden gegund.
4.3.
De Staat, Randstad en Driessen voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
Randstad vordert – zakelijk weergegeven – de Staat te verbieden de opdracht voor perceel 1 aan een ander te gunnen dan aan Randstad.
4.5.
Driessen vordert – zakelijk weergegeven – de Staat te verbieden om de opdracht voor perceel 2 aan een ander te gunnen dan aan Driessen.
4.6.
Verkort weergegeven stellen Randstad en Driessen daartoe dat zij er belang bij hebben dat de opdracht voor de respectieve percelen definitief aan hen gegund wordt en derhalve bij afwijzing van de vorderingen van YoungCapital, nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.7.
Voor zover nodig zullen de standpunten van YoungCapital en de Staat met betrekking tot de vorderingen van Randstad en Driessen hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
YoungCapital stelt zich allereerst op het standpunt dat de inschrijving van Randstad voor perceel 1 en 2 ongeldig moet worden verklaard. In dit verband is van belang dat niet in geschil is dat de inschrijvingen van Randstad voor beide percelen identiek zijn, althans op het punt van de hierna te bespreken discussie. Het geschil van partijen spitst zich toe op de vraag of het gebruik van e-mailberichten als eerste stap in het inhuurproces voorgeschreven is in de aanbestedingsstukken.
5.2.
In het Programma van Eisen wordt in Eis 2.2 verwezen naar Bijlage G. In Eis 2.2 staat immers vermeld dat het inhuurproces in bijlage G nader wordt uitgewerkt en dat daar tevens per processtap wordt aangegeven welke berichten worden gebruikt. In Bijlage G staat ondubbelzinnig beschreven dat een CV-aanvraag middels een e-mail (door de Belastingdienst) wordt verzonden naar de opdrachtnemer en dat de opdrachtnemer via een “reply” op de e-mail één of meerdere CV’s naar de Belastingdienst verzendt. De stelling van Randstad dat Bijlage G slechts de huidige gang van zaken beschrijft en niet als voorgeschreven werkwijze moet worden opgevat, kan in dit licht geen stand houden. De Staat heeft weliswaar bevestigd dat Bijlage G een beschrijving van de huidige situatie bevat, zoals de titel van het document ook aangeeft, maar het gebruik van de huidige situatie als uitgangspunt voor de toekomstige situatie – zoals de Belastingdienst kennelijk beoogt – is niet ontoelaatbaar. In de huidige situatie worden de hiervoor bedoelde CV’s per e-mail aan de Belastingdienst toegezonden. Die werkwijze kan niet anders dan als eis worden beschouwd, nu die werkwijze staat beschreven in Bijlage G en die bijlage onderdeel uitmaakt van Eis 2.2. Voor zover Randstad nog betoogt dat de doelstelling van de Belastingdienst tot optimalisering en digitalisering van de bestaande bedrijfsprocessen (zoals geciteerd onder randnummer 3.6. van dit vonnis) zich niet verhoudt tot het verplichte gebruik van (handmatige) e-mailberichten, kan dat betoog niet worden gevolgd. Randstad lijkt daarmee te miskennen dat e-mailberichten ook digitale berichten zijn en dat digitalisering geen synoniem is van automatisering. In de aanbestedingsstukken staat nergens vermeld dat het proces volledig moet zijn geautomatiseerd. Daar komt bij dat de Belastingdienst de doelstelling van optimalisering en digitalisering helder binnen de kaders van de gestelde eisen heeft geplaatst. Ook de door de Belastingdienst gewenste “ontzorging” dient vanzelfsprekend binnen die kaders plaats te vinden.
5.3.
YoungCapital en Driessen hebben aangevoerd dat de inschrijving van Randstad op grond van voornoemde eis als ongeldig terzijde moet worden gelegd. Voor de beoordeling van dat standpunt dient te worden bezien wat de inschrijving van Randstad behelst en of dat in overeenstemming is met deze eis van de aanbesteding. Het enkele feit dat Randstad door middel van de Akkoordverklaring Programma van Eisen onvoorwaardelijk heeft ingestemd met alle eisen die zijn gesteld in deze aanbesteding, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat Randstad een geldige inschrijving heeft gedaan. De verdere inhoud van de inschrijving dient die verklaring immers inhoudelijk te ondersteunen. De Staat stelt op zichzelf terecht dat de Belastingdienst bij de beoordeling moest uitgaan van de informatie zoals die in de inschrijving van Randstad staat vermeld. Of de Belastingdienst de inschrijving van Randstad zo heeft mogen begrijpen dat bij de beantwoording van wens KW-3 wordt voldaan aan Eis 2.2 en Bijlage G is voor de beoordeling van het thans voorliggende geschil evenwel niet relevant. Randstad heeft in (de aanloop naar) deze procedure immers uitdrukkelijk verklaard dat zij, bij uitvoering van de opdracht, de verzending van gegevens uitsluitend met HR-XML-berichten zal verzorgen en dat haar inschrijving op die wijze moet worden begrepen. Dat Randstad in het geheel geen gebruik zal maken van verzending van gegevens via e-mailberichten is, zoals uit de voorgaande overwegingen blijkt, in strijd met de vereisten zoals vastgelegd in de aanbestedingsstukken. Dat – zoals Randstad nog aanvoert – uit de Nota van Inlichtingen moet worden afgeleid dat de Belastingdienst zelf geen bemoeienis heeft met het selectieproces, maakt dat niet anders. Of de Belastingdienst al dan niet een actieve, inhoudelijke rol heeft bij het selectieproces staat immers los van de vraag naar de wijze van aanlevering van gegevens. De stelling van Randstad dat uit het feit dat de Belastingdienst de wensuitwerkingen van Randstad heeft beoordeeld, moet worden afgeleid dat de inschrijving besteksconform is, slaagt evenmin. Het is juist dat het Beschrijvend Document bepaalt dat de beoordeling van de inschrijvingen plaatsvindt in vijf opeenvolgende fasen, waarbij de geldigheidscontrole voorafgaat aan de beoordeling van de wensuitwerkingen. Echter, de aanbestedingsstukken laten onverlet dat een inschrijving terzijde zal worden gelegd indien de wensuitwerking niet voldoet aan de eisen. Bovendien staat het gelijkheidsbeginsel eraan in de weg dat aan een – naar nu is vastgesteld – inschrijver met een ongeldige inschrijving wordt gegund. De inschrijving van Randstad is dan ook ongeldig.
5.4.
De primaire vordering van YoungCapital als genoemd onder I zal gelet op het voorgaande worden toegewezen op de wijze als hierna vermeld, voor zover die betrekking heeft op perceel 1. Aangezien de Staat pleegt gerechtelijke uitspraken na te komen, zal geen dwangsom worden opgelegd. Het voorgaande brengt mee dat de vordering van Randstad strekkende tot gunning van de opdracht voor perceel 1 aan haar zal worden afgewezen. YoungCapital heeft geen belang bij toewijzing van haar vordering voor zover die strekt tot ongeldigverklaring van de inschrijving van YoungCapital voor perceel 2. Toewijzing van die vordering zou er immers niet toe leiden dat YoungCapital als winnaar voor dat perceel moet worden beschouwd, nu de inschrijving van YoungCapital voor dat perceel een derde plaats heeft behaald en Driessen als winnaar is aangemerkt. Zoals hierna zal worden overwogen, slagen de overige stellingen van YoungCapital – die tot een andere rangorde zouden kunnen leiden – niet. Nu de Staat voornemens is de opdracht voor perceel 2 ook definitief te gunnen aan Driessen, brengt voormelde beslissing mee dat Driessen geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vordering, zodat deze eveneens zal worden afgewezen.
5.5.
YoungCapital heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat – in strijd met de gekozen gunningssystematiek – feitelijk is gegund op grond van de laagste prijs. Uit de door de Staat overgelegde beoordelingstabellen volgt evenwel dat de verschillende inschrijvers bij zowel perceel 1 als perceel 2 op diverse subgunningscriteria andere scores toebedeeld hebben gekregen. De veronderstelling van YoungCapital dat alle inschrijvers maximaal hebben gescoord op kwaliteit, is dan ook onjuist. Gelet hierop kan niet worden geconcludeerd dat feitelijk is gegund op grond van de laagste prijs.
5.6.
Partijen twisten voorts over het antwoord op de vraag of de Belastingdienst de gunningsbeslissingen voldoende heeft gemotiveerd. Volgens YoungCapital is dat niet het geval.
5.7.
Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 2.130 Aaanbestedingswet 2012 (Aw 2012) de mededeling van de gunningsbeslissing aan iedere inschrijver of gegadigde onder meer de relevante redenen voor die beslissing dient te bevatten, waaronder in ieder geval dienen te worden verstaan de kenmerken en voordelen van de uitgekozen inschrijving. Blijkens de parlementaire geschiedenis van artikel 2.130 Aw 2012 ligt het, ingeval de aanbestedende dienst het criterium ‘economisch meest voordelige inschrijving’ heeft gehanteerd, in de rede dat de aan de inschrijvingen toegekende scores en de relatieve positie van de afgewezen inschrijver ten opzichte van de geselecteerde inschrijver ter onderbouwing van de mededeling van de gunningsbeslissing door de aanbestedende dienst worden meegezonden. Hoewel een precieze invulling van de relevante redenen afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, geldt in zijn algemeenheid dat de relevante redenen onder meer de volgende elementen zullen bevatten:
- bekendmaking van de eindscores van zowel de afgewezen inschrijver als van de geselecteerde inschrijver;
- bekendmaking van de scores van de afgewezen inschrijver op specifieke kenmerken en de reden(en) waarom op dat specifieke kenmerk eventueel niet een hogere score is toegekend.
5.8.
De stelling van YoungCapital dat de Belastingdienst alle afzonderlijke scores van de inschrijving van YoungCapital en alle inschrijvingen die boven haar zijn geëindigd onvoldoende heeft toegelicht, kan in het licht hiervan niet slagen. De Belastingdienst heeft de scores van YoungCapital en van de winnende inschrijvers immers bekendgemaakt. Op een aanbestedende dienst rust voorts de verplichting om de scores van de afgewezen inschrijver toe te lichten in relatie tot de scores van de winnende inschrijver. De stelling van YoungCapital dat een aanbestedende dienst ook gehouden is de scores van andere inschrijvers toe te lichten, mist een grondslag. In dit kader is voorts relevant dat de inschrijving van YoungCapital op alle onderdelen maximaal heeft gescoord. Een uitgebreidere toelichting dan de mededeling dat YoungCapital maximaal tegemoet is gekomen aan de wensen van de Belastingdienst is in deze situatie niet verplicht en overigens ook niet goed denkbaar.
5.9.
Naast het voorgaande is van belang dat de argwaan van YoungCapital ten aanzien van de uitgevoerde beoordeling in eerste instantie voornamelijk voortkwam uit haar veronderstelling dat alle inschrijvers maximaal hadden gescoord op alle onderdelen. Zoals hiervoor overwogen, is die veronderstelling onjuist en kan die dan ook niet leiden tot een verzwaarde motiveringsplicht, zoals YoungCapital betoogt. YoungCapital heeft voorts gewezen op de omstandigheden dat ter zitting pas duidelijk is geworden dat de inschrijving van Randstad ongeldig is, evenals de inschrijving van Driessen op een ander perceel. Het standpunt van YoungCapital dat deze omstandigheden gegronde redenen vormen voor twijfel aan de puntentoekenning – en dus voor een verzwaarde motiveringsplicht – kan echter niet worden gevolgd. De beoordeling van de geldigheid van de inschrijvingen staat immers los van de door de beoordelingscommissie uit te voeren puntentoekenning. Concrete redenen om te veronderstellen dat de beoordeling niet conform de aanbestedingsstukken is verlopen, zijn dan ook gesteld noch gebleken.
5.10.
Een en ander leidt tot de conclusie dat de vorderingen van YoungCapital als genoemd onder II tot en met VII dienen te worden afgewezen. Dat geldt eveneens voor de vorderingen strekkende tot heraanbesteding, nu die niet zijn onderbouwd.
5.11.
Nu de vorderingen van Randstad en Driessen zullen worden afgewezen, zullen zij worden veroordeeld in de kosten van de Staat, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat de Staat als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet YoungCapital in haar verhouding tot Driessen worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Driessen was immers te voorkomen dat de opdracht voor perceel 2 aan YoungCapital zou worden gegund, welk doel is bereikt. YoungCapital zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Driessen.
5.12.
In de omstandigheid dat YoungCapital en de Staat over en weer deels in het ongelijk gesteld, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat zij elk de eigen proceskosten dragen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om – zoals YoungCapital vordert – de Staat te veroordelen in de proceskosten van YoungCapital. Daartoe is redengevend dat de Belastingdienst YoungCapital meermaals heeft uitgenodigd om in gesprek te treden over de geschilpunten. YoungCapital heeft door die uitnodigingen af te wijzen bijgedragen aan de noodzaak tot het voeren van deze procedure voor wat betreft de motivering van de gunningsbeslissing.
5.13.
Nu de vordering van Randstad is afgewezen, moet zij in haar verhouding tot YoungCapital als de in het ongelijk gestelde partij worden aangemerkt. Randstad zal dan ook worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van YoungCapital, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat YoungCapital als gevolg van de vordering van Randstad extra kosten heeft moeten maken.
5.14.
Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
gebiedt de Staat de inschrijving van Randstad op perceel 1 ongeldig te verklaren en verbiedt de Staat de opdracht voor perceel 1 aan een ander te gunnen dan aan YoungCapital;
6.2.
veroordeelt Randstad en Driessen voor wat betreft de door hen ingestelde vorderingen jegens de Staat in de kosten van de Staat, tot dusver begroot op nihil;
6.3.
veroordeelt Randstad voor wat betreft de door haar ingestelde vorderingen jegens YoungCapital in de kosten van YoungCapital, tot dusver begroot op nihil;
6.4.
veroordeelt YoungCapital in de proceskosten aan de zijde van Driessen, tot dusver begroot op € 1.434,--, waarvan € 618,-- aan griffierecht en € 816,-- aan salaris advocaat;
6.5.
bepaalt dat de verschuldigde proceskosten dienen te worden voldaan binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken en dat – bij gebreke daarvan – daarover de wettelijke rente verschuldigd is;
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
bepaalt dat YoungCapital en de Staat in hun onderlinge verhouding elk hun eigen kosten dragen;
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2017.
hvd