ECLI:NL:RBDHA:2017:12072
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige seksuele gerichtheid en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Gambiaanse nationaliteit, had een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet-ontvankelijk was verklaard. De staatssecretaris had ook een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die zijn aanvraag rechtvaardigden, met name zijn huidige relatie, die hij als bewijs voor zijn homoseksualiteit aanvoerde.
De rechtbank oordeelde dat de eerdere afwijzing van de asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige seksuele gerichtheid niet ten onrechte was. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen van eiser over zijn huidige relatie niet als nieuw feit konden worden aangemerkt, omdat deze al eerder in de procedure waren beoordeeld en ongeloofwaardig waren geacht. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat het aan eiser was om nieuwe feiten aan te voeren die een herbeoordeling van zijn aanvraag rechtvaardigden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en oordeelde dat het inreisverbod niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM, omdat de seksuele gerichtheid van eiser niet geloofwaardig was geacht. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, met mr. A. Nobel als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.