Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 december 2016 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 15 maart 2017, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 22 augustus 2017, en de daarin genoemde brief met producties aan de zijde van VR-Bank.
2.De feiten
Offene Handelsgesellschaft” naar Duits recht Zur Halbinsel 9 Grundstücksgesellschaft B.V. & Co. OHG, gevestigd te Essen, Duitsland (hierna: Zur Halbinsel). De andere eigenaar van Zur Halbinsel was [BV II] De heer [A] was, indirect, de enig aandeelhouder en directeur van [BV II]
Ergänzend gelten die Allgemeinen Geschäfstbedingungen der Bank (AGB). Die AGB können in den Geschäfsträumen der Bank eingesehen werden; auf Verlangen werden sie ausgehändigt.”
Allgemeine Geschäfstbedingungen” van VR-Bank (hierna: de algemene voorwaarden VR-Bank) bepaalt dat Duits recht van toepassing is op de overeenkomst tussen VR-Bank en haar klanten.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Gesellschafter” was van de “
Offene Handelsgesellschaft” naar Duits recht Zur Halbinsel. De “
OffeneHandelsgesellschaft” is vergelijkbaar met de Nederlandse vennootschap onder firma. Artikel 1:88 lid 5 BW ziet op gevallen waarin weliswaar formeel sprake is van een vennootschapsstructuur, maar in werkelijkheid de hoofdelijk verbonden ondernemer zelf de bedrijfsactiviteit uitoefent. Voor die gevallen heeft de wetgever bepaald dat de toestemming van de echtgeno(o)t(e) niet noodzakelijk is omdat die gevallen vergelijkbaar zijn met de situatie dat de desbetreffende ondernemer de onderneming als eenmanszaak of als vennootschap onder firma uitoefent. In het licht van de wetsgeschiedenis en de strekking van art. 1:88 lid 5 BW moet daarnaast worden aangenomen dat tussen geschakelde vennootschappen geen belemmering vormen voor de toepassing van artikel 1:88 lid 5 BW, indien ook ten aanzien van de tussen geschakelde vennootschappen wordt voldaan aan dit artikel (HR 11 juli 2003, NJ 2004, 173). De rechtbank is van oordeel dat het bovenstaande ook geldt in de onderhavige situatie, waarbij [gedaagde] als bestuurder van [BV I] , samen met de heer [A] , bestuurder van de andere “
Gesellschafter”, verantwoordelijk was voor de bedrijfsvoering van Zur Halbinsel en samen met de heer [A] , indirect, voor de helft eigenaar ervan was. Deze situatie is immers vergelijkbaar met de situatie waarin een ondernemer de onderneming als vennootschap onder firma uitoefent. Dit betekent dat VR-Bank een beroep kan doen op de uitzondering van artikel 1:88 lid 5 BW.