ECLI:NL:RBDHA:2017:14353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
6 december 2017
Zaaknummer
6111987 RL EXPL 17-15943
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Staat voor schade aan in beslag genomen auto

In deze zaak vordert eiser, eigenaar van een personenauto, schadevergoeding van de Staat der Nederlanden na inbeslagname van zijn voertuig in het kader van een ontnemingszaak. De auto werd op 19 juni 2014 in beslag genomen, en eiser stelt dat deze na inbeslagname beschadigd is geraakt. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de dagvaarding en de conclusie van antwoord, en er heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden op 8 november 2017. Eiser heeft de Staat aansprakelijk gesteld voor de schade aan de rechterzijde van de auto, die hij begroot op € 6.628,20. De Staat heeft gemotiveerd verweer gevoerd en betwist dat de schade na inbeslagname is ontstaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat op de takelkaart, die is opgemaakt voordat de auto naar de politie werd overgebracht, schade aan de rechterzijde van de auto was vermeld. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat de schade na inbeslagname is ontstaan. De kantonrechter concludeert dat niet is komen vast te staan dat de auto na inbeslagname is beschadigd en wijst de vorderingen van eiser af. Eiser wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
FH
Zaak-/rolnr.: 6111987 RL EXPL 17-15943
5 december 2017
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. K. Kuster,
(toevoegingsnummer 3JK0779 d.d. 28 december 2016),
tegen
de Staat der Nederlanden(Ministerie van Financiën, meer in het bijzonder Domeinen Roerende Zaken),
waarvan de zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. I.C. Engels.
Partijen worden hierna genoemd “ [eiser] ” en “de Staat”.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 22 juni 2017;
  • de conclusie van antwoord.
1.2.
Op 8 november 2017 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [eiser] in persoon, vergezeld van zijn gemachtigde, en namens de Staat mevrouw [D] (jurist domein roerende zaken) bijgestaan door de gemachtigde. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van de personenauto van het merk [merk] met kenteken [kenteken] (hierna te noemen: de [auto] ).
2.2.
In het kader van een ontnemingszaak tegen [eiser] is op 19 juni 2014 de [auto] voor de woning van [eiser] in beslag genomen. Op het bewijs van ontvangst ingevolge artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, gedateerd 25 juni 2014, staat vermeld dat de verbalisant op 19 juni 2014 in verband met de inbeslagname als bijzonderheid heeft verklaard dat een deuk op het dak is waargenomen voordat het voertuig in beslag genomen is.
2.3.
Na inbeslagneming is de [auto] op 19 juni 2014 naar de politie vervoerd middels een takelwagen. In verband hiermee is een zogenaamde “takelkaart” ingevuld. Hierop heeft de politie de schade aan de [auto] geregistreerd voordat zij de [auto] op de takelwagen is geplaatst. Onder meer is op een voorgedrukte tekening van een personenauto ingetekend dat aan de rechterkant sprake was van schade. Ook de chauffeur van de takelwagen heeft de door hem geconstateerde schade apart op 19 juni 2014 vermeld. Ook deze chauffeur heeft (nog duidelijker dan de politie) de schade aan de rechterkant van de [auto] ingetekend.
2.4.
Vervolgens heeft de [auto] tot en met 9 juli 2014 bij de politie gestaan in verband met onderzoek en is deze op 9 juli 2014 overgebracht naar de Domeinen Roerende Zaken (hierna te noemen: DRZ) in Bleiswijk. DRZ heeft op 24 juli 2014 de opnameformulier ingevuld waarin is vermeld dat de [auto] aan de rechterzijde over de gehele lengte zeer zwaar beschadigd was. DZR heeft ook foto’s van het voertuig gemaakt. Op die foto’s is te zien dat de [auto] beschadigd is.
2.5.
Bij vonnis van 7 november 2014 heeft de rechtbank te Rotterdam [eiser] veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uur, subsidiair dertig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest voor, kort gezegd, handelen in strijd met de Opiumwet.
2.6.
In de bijbehorende ontnemingszaak heeft de rechtbank te Rotterdam bij vonnis van 7 november 2014 het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vastgesteld op een bedrag van € 68.463,90, en ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel aan [eiser] de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag.
2.7.
Op 19 september 2014 heeft de officier van justitie een last tot teruggave van de [auto] gegeven en is op 22 september 2014 een afhaalbericht aan [eiser] gestuurd. Op 30 september 2014 heeft de teruggave van de [auto] plaatsgevonden.
2.8.
Het beslag diende tot verhaal van een wederrechtelijk verkregen voordeel. [eiser] is tegen de onder 2.6 en 2.7 genoemde uitspraken in beroep gekomen. Vervolgens heeft het gerechtshof Den Haag [eiser] bij arrest van 16 maart 2016 veroordeeld tot een geldboete van € 1.500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis, alsmede tot een taakstraf van 40 uur, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaar. In de ontnemingszaak is in hoger beroep de vordering, strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag afgewezen.
2.9.
Bij brief van 4 mei 2017 heeft [eiser] DRZ als zaakwaarnemer van de [auto] aansprakelijk gesteld voor schade aan de rechterzijde van de [auto] , begroot op een bedrag van € 6.628,20. Bij brief van 31 mei 2017 heeft DRZ aansprakelijkstelling van de hand gewezen.

3.Vordering

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. een verklaring voor recht dat DRZ aansprakelijk is op grond van onrechtmatig handelen jegens [eiser] ;
2. een verklaring voor recht dat DRZ gehouden is [eiser] schadeloos te stellen voor de geleden schade;
3. veroordeling van de Staat om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 6.628,20, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
4. veroordeling van de Staat in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] legt aan deze vordering het navolgende ten grondslag. DRZ is aan te merken als bewaarder in de zin van artikel 118 lid 1 Strafvordering en artikel 1 sub i Besluit inbeslaggenomen voorwerpen. Ingevolge artikel 7 lid 1 van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen dient DRZ als bewaarder van inbeslaggenomen voorwerpen de nodige maatregelen te nemen tegen beschadiging en waardevermindering van het in beslag genomen voorwerp. Uit de door [eiser] overgelegde stukken blijkt dat de beschadiging aan de rechterkant van de [auto] is ontstaan na inbeslagname door de politie. Het ligt dan ook voor de hand dat de schade is ontstaan tijdens het vervoer van de [auto] vanaf de woning van [eiser] naar DRZ of bij DRZ op het terrein zelf. DRZ heeft haar plicht verzaakt, daar zij niet de redelijke zorg heeft betracht tijdens de bewaarneming. DRZ is daarom aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade, die tot op heden is begroot op € 6.628,20 conform de door Autoschade Herstel Rotterdam opgestelde offerte.

4.Verweer

4.1.
De Staat heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan.

5.Beoordeling

5.1.
De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van [eiser] dat volgens hem met name relevant is dat op het bewijs van ontvangst als genoemd onder 2.2 staat vermeld dat sprake was van schade aan het dak en dat er verder geen beschadigingen zijn geconstateerd. Als die er wel waren geweest, dan zou dat op het bewijs van ontvangst zijn vermeld, aldus [eiser] .
5.2.
De Staat heeft die stelling van [eiser] gemotiveerd weersproken. De Staat heeft daarbij onder meer verwezen naar de takelkaart, die is opgemaakt alvorens de [auto] naar de politie is overgebracht. De kantonrechter stelt vast dat op die takelkaart door zowel de politie als de takelwagenchauffeur is vermeld dat sprake is van schade aan de rechter zijkant van de [auto] .
5.3.
Het had op de weg van [eiser] , op wie op grond van artikel 150 Rv in deze de bewijslast rust, gelegen om, gelet op het gemotiveerde verweer van de Staat, met meer te komen dan alleen de verwijzing naar het bewijs van ontvangst. Uit de takelkaart blijkt immers overtuigend dat de schade aan de rechterzijkant van de [auto] reeds aanwezig was op het moment van inbeslagname.
5.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet vast is komen te staan dat de [auto] na inbeslagname is beschadigd. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser] daarom afwijzen.
5.5.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

6.Beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de Staat vastgesteld op € 500,00 als het aan de gemachtigde van de Staat toekomende salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. J.L.M. Luiten en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2017.