Overwegingen
1. Eisers hebben allen de Iraanse nationaliteit. Eiser is geboren op [geboortedatum], eiseres op [geboortedatum] en hun zoon op [geboortedatum]. Op 8 augustus 2017 hebben eisers aanvragen ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Eisers hebben aan hun asielaanvraag ten grondslag gelegd dat eiser vanwege de verdwijning van de vrouw met wie hij oorspronkelijk wilde trouwen, genaamd [naam], oppositionele activiteiten is gaan verrichten. Na haar verdwijning is eiser getrouwd met eiseres. Eiseres hangt het christelijk geloof aan, waarvan alleen haar zussen, haar oom en eiser op de hoogte waren. In verband met eisers activiteiten is er een inval bij eiser thuis geweest, waarbij een bijbel en pamfletten zijn aangetroffen. Eiser is vervolgens gedetineerd door de Iraanse geheime dienst. Hij is twee maanden later vrijgelaten onder voorwaarde dat hij als informant voor hen zou werken. Eisers zijn vervolgens met een Schengenvisum naar Nederland gereisd. In Nederland vernamen zij dat de oom van eiser, met wie hij samenwerkte, is vermoord in verband met zijn oppositionele activiteiten en dat eisers vader is gearresteerd. Ook zijn de autoriteiten ervan op de hoogte geraakt dat eiseres is bekeerd tot het christendom. Eisers hebben daarop een reisagent benaderd om hen naar het Verenigd Koninkrijk te brengen. Toen dat niet lukte hebben eisers hier te lande asiel aangevraagd.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht de nationaliteit, identiteit en herkomst van eisers geloofwaardig. De gestelde gebeurtenissen en problemen van eisers in Iran worden echter niet geloofwaardig geacht. Daarbij hebben eisers zich niet onverwijld gemeld en komt hun verklaring omtrent het doel van hun reis naar Nederland niet overeen met het doel als vermeld bij de visumaanvraag, wat volgens verweerder eveneens afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van hun asielrelaas.
4. Op wat eisers daartegen hebben aangevoerd wordt hierna ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Allereerst moet worden beoordeeld of verweerder het relaas van eisers niet ten onrechte als ongeloofwaardig heeft aangemerkt.
6. Verweerder heeft uitgebreid gemotiveerd waarom volgens hem het asielrelaas van eisers niet geloofwaardig is, en daarbij onder meer gewezen op het volgende.
Ten eerste is eisers visum op andere gronden aangevraagd dan eisers hebben verklaard. Volgens de visumaanvraag was het hoofddoel van het vierdaags verblijf in Nederland ‘professional reasons’ en werkte eiser als ‘cultural artist’. Eiser heeft echter verklaard hier niets van te weten, te hebben gewerkt als taxichauffeur en naar Nederland te zijn gekomen vanwege zijn gezondheid, vakantie en familiebezoek. Dat eisers hier te lande een ander relaas over de visumaanvraag naar voren hebben gebracht, doet afbreuk aan de oprechtheid van hun verklaringen en daarmee aan hun asielrelaas.
Verder heeft eiser met betrekking tot het lot van [naam] verklaringen afgelegd die zowel tegenstrijdig zijn met wat eiseres heeft verklaard, als met wat hijzelf heeft verklaard. Eiser heeft namelijk herhaaldelijk verklaard dat [naam] sinds 2014 spoorloos was en dat haar lot onbekend was (rapport nader gehoor, p. 5, 8 en 10). Eiseres heeft echter verklaard dat het lichaam van [naam] een paar maanden na haar arrestatie aan de familie is teruggeven (rapport nader gehoor, p. 5). Daarmee geconfronteerd heeft eiser verklaard dat het lichaam van [naam] na twee of drie jaar aan de familie is teruggegeven (rapport nader gehoor, p. 10). Vervolgens heeft eiseres in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor haar verklaring gecorrigeerd en verklaard dat [naam] pas na een paar jaar was teruggegeven aan de familie. Een toelichting voor deze correctie is echter niet gegeven. De tegenstrijdige verklaringen op dit punt doen afbreuk aan de oprechtheid van het asielrelaas.
Dit werkt ook door in de geloofwaardigheid van eisers gestelde oppositionele activiteiten. Daarbij is het vreemd dat eiser, die naar eigen zeggen geen geloof aanhangt en agnost is, in een land als Iran als niet-christen in het openbaar ballonnen en pamfletten verspreidt met daarop christelijke boodschappen, omdat hij het volk bewust wil maken van het christelijke geloof. Bovendien is het ongerijmd dat eiser ruim negen maanden hiermee heeft kunnen doorgaan zonder daardoor problemen te ondervinden, terwijl eiser heeft gesteld dat hij in de gaten werd gehouden door de veiligheidsdienst. Tegen deze achtergrond is het eveneens ongerijmd dat eiser, die naar eigen zeggen als informant van de veiligheidsdienst fungeerde, legaal heeft kunnen uitreizen, samen met eiseres en hun kind.
Verder heeft eiseres haar beweegredenen en proces van bekering tot het christendom niet inzichtelijk gemaakt, terwijl dit, zeker nu zij afkomstig is uit Iran, een land waar die bekering strafbaar en maatschappelijk gezien onacceptabel is, wel van haar verwacht mocht worden. Eiseres heeft geen inzicht verschaft over hoe zij zichzelf praktisch gezien christen voelde en hoe zij praktisch gezien als christen leefde. Verder blijkt zij enkel over zeer minimale kennis van het christendom te beschikken, terwijl eiseres stelt al 12 jaar bekeerd te zijn. Eiseres heeft in al die jaren slechts negen keer een christelijke bijeenkomst bijgewoond en zich tot op heden niet laten dopen. Ook heeft zij verklaard dat zij het te druk heeft om mensen te evangeliseren, terwijl dit een belangrijk onderdeel is van het christelijke geloof. De bekering is daarom niet geloofwaardig. Als gevolg hiervan zijn de uit de gestelde bekering voortvloeiende problemen evenmin geloofwaardig, aldus verweerder.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de hierboven genoemde argumenten in het bestreden besluit, en het voornemen waarnaar dit verwijst, voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het asielrelaas van eisers niet geloofwaardig wordt geacht.
8. Wat eisers daartegen aangevoerd hebben, leidt niet tot een ander oordeel. Het betoog van eisers dat zij geen weet hadden van het vermelde reisdoel op de visumaanvraag omdat dit is geregeld door een reisbureau, volgt de rechtbank niet. De aanvraag is immers ondertekend door eiser. Tevens mag worden aangenomen dat eiser wist met welke documenten hij zijn visumaanvraag heeft onderbouwd. Dat eisers hier te lande een ander relaas aangaande de visumaanvraag naar voren brengen, doet, zoals verweerder terecht opmerkt, afbreuk aan de oprechtheid van hun verklaringen en daarmee aan hun asielrelaas. De overgelegde overlijdensakte van de oom van eiser maakt evenmin dat van de geloofwaardigheid van het asielrelaas zou moeten worden uitgegaan. Daaruit kan immers niet de toedracht van de dood van de oom worden afgeleid, zodat het asielrelaas hierdoor niet wordt onderbouwd.
9. Ook het betoog van eisers dat de bekering van eiseres wel geloofwaardig is, omdat geen gedetailleerde verklaringen van haar mogen worden verwacht, nu zij zelf heeft verklaard dat zij een beperkte kennis heeft van het christendom en het geloof op haar eigen manier belijdt, slaagt niet. Verweerder past bij het onderzoek naar de door een vreemdeling aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegde geloofsovertuiging een vaste gedragslijn toe, waarnaar in het bestreden besluit wordt verwezen. Deze vaste gedragslijn houdt in dat verweerder een vreemdeling vragen stelt die grofweg worden onderverdeeld in vragen over motieven voor en het proces van bekering, waaronder de persoonlijke betekenis van de bekering of de geloofsovertuiging voor een vreemdeling, algemene, basale kennis van de geloofsleer en geloofspraktijk en kerkgang (indien de vreemdeling stelt dat dat onderdeel is van zijn geloofsovertuiging). Deze gedragslijn is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) rechtmatig bevonden, onder meer in de uitspraak van 24 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA0955). Uit andere jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 15 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2801) volgt dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een bekering doorslaggevend gewicht kan toekennen aan de motieven voor en het proces van bekering. Dit geldt temeer indien een vreemdeling - zoals eisers - afkomstig is uit een land waar een bekering tot een andere dan de daar gangbare geloofsovertuiging maatschappelijk onacceptabel is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:888).De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres geen duidelijk antwoord heeft gegeven op de vraag wat nu voor haar beslissend was om tot bekering te komen. In aanmerking genomen dat bekering tot het christendom verboden is in Iran, mocht dat, anders dan eisers stellen, wel van eiseres verwacht worden. Daarbij schiet ook de kennis van eiseres over het christendom te kort, gezien het feit dat zij stelt al 12 jaar bekeerd te zijn tot het christendom. De stelling van eisers dat niet zozeer de bekering maar meer het bekend worden daarvan problemen oplevert bij terugkeer naar Iran, wordt evenmin gevolgd. Zoals hiervoor overwogen, is de bekering van eiseres door verweerder terecht als niet geloofwaardig aangemerkt. De gestelde vrees vanwege de bekendwording hiervan, is daarom niet aannemelijk.
10. Tot slot dient te worden beoordeeld of de asielaanvragen van eisers niet ten onrechte als kennelijk ongegrond zijn afgewezen wegens het niet zo snel mogelijk melden bij de Nederlandse autoriteiten en het kenbaar maken van de wens van internationale bescherming.
11. Eisers zijn Nederland ingereisd op 26 januari 2017 en hebben zich eerst op 6 augustus 2017 gemeld in Ter Apel. Het door hen verkregen Schengenvisum was reeds verlopen op 10 maart 2017. De door eisers opgegeven redenen waarom zij daarna nog vijf maanden illegaal in Nederland hebben verbleven en zich niet eerder hebben gemeld voor een asielaanvraag, te weten dat zij eerst de ontwikkelingen met betrekking tot de oom in Iran wilden afwachten en eigenlijk naar het Verenigd Koninkrijk hadden willen reizen met behulp van een mensensmokkelaar en van hem afhankelijk waren, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht niet verschoonbaar geacht. Uit de verklaringen van eisers blijkt dat zij ook na het overlijden van de oom zich niet onverwijld hebben gemeld bij de Nederlandse autoriteiten, maar hiermee nog drie weken hebben gewacht, totdat duidelijk werd dat de mensensmokkelaar hen niet naar het Verenigd Koninkrijk zou brengen. Dit lange wachten komt voor rekening van eisers. Van iemand die internationale bescherming behoeft, mag immers worden verwacht dat hij zich onverwijld tot de autoriteiten in het buitenland wendt om deze bescherming te vragen.
12. De slotsom is dat verweerder de aanvragen terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond.
13. De beroepen zijn ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.