ECLI:NL:RBDHA:2017:15306
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning asiel met terugwerkende kracht wegens verstrekken onjuiste gegevens over nationaliteit, gezinslid in Nederland en reisroute
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 november 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de intrekking van een verblijfsvergunning asiel. Eiser, geboren in 1948 en van Syrische nationaliteit, had eerder een verblijfsvergunning asiel verkregen, maar deze werd ingetrokken met terugwerkende kracht tot 12 november 2012. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder in deze zaak, stelde dat eiser onjuiste gegevens had verstrekt over zijn nationaliteit en reisroute, wat zou hebben geleid tot afwijzing van zijn oorspronkelijke aanvraag. Eiser had verklaard dat hij via Turkije naar Nederland was gereisd, maar uit ambtshalve verkregen informatie bleek dat hij de Libanese nationaliteit bezat en via Beirut naar Barcelona was gereisd.
Eiser voerde aan dat hij niet langer de Libanese nationaliteit had en dat zijn zoons in Syrië de militaire dienstplicht zouden moeten vervullen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet had aangetoond dat hij zijn Libanese nationaliteit had verloren en dat zijn vrees voor uitlevering van zijn zoons niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van beschermenswaardig familie- en gezinsleven, aangezien de meerderjarige zoon van eiser een eigen gezin had en er geen meer dan normale emotionele banden waren.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten de verblijfsvergunning in te trekken. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.