ECLI:NL:RBDHA:2017:15354

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
09/842643-16; 09/051476-16 (t.b.g.); 09/162273-16 (t.b.g.); 09/195146-16 (t.b.g.); 09/837215-17; 09/852192-17 (t.t.g.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van meerderjarige verdachte onder toepassing van jeugdstrafrecht voor bedreiging, belediging en stalking

Op 27 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een meerderjarige verdachte die werd veroordeeld onder toepassing van het jeugdstrafrecht. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, belediging en stalking. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op een laag intelligentieniveau functioneerde, wat invloed had op zijn gedrag en de wijze waarop hij de feiten beging. Tijdens de zitting op 13 november 2017 werden de feiten besproken, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk voor een aantal feiten, waaronder de belediging van een beveiliger, omdat er geen klacht was ingediend. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot ambtsdwang, omdat niet bewezen kon worden dat hij de agenten had geprobeerd te dwingen om geen proces-verbaal op te maken.

De rechtbank vond echter voldoende bewijs voor de andere feiten, waaronder stalking, huisvredebreuk, diefstal en bedreiging van agenten. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan herhaaldelijke bedreigingen en beledigingen van zowel politieagenten als medewerkers van de HTM. De rechtbank hield rekening met de psychologische rapporten die wezen op de verstandelijke beperking van de verdachte en de noodzaak voor een pedagogische aanpak. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot 129 dagen jeugddetentie, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te houden aan verschillende voorwaarden, waaronder contactverboden en begeleiding door de reclassering. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, die de verdachte moest betalen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer
Parketnummers 09/842643-16; 09/051476-16 (t.b.g.); 09/162273-16 (t.b.g.); 09/195146-16 (t.b.g.); 09/837215-17; 09/852192-17 (t.t.g.)
Datum uitspraak: 27 november 2017
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
adres: [adres] .
De tenlastelegging en de behandeling tijdens de terechtzitting zijn de basis voor dit vonnis.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van deze zaak was op de terechtzitting op 13 november 2017.
De rechtbank heeft gehoord wat de officier van justitie mr. C. van den Heuvel heeft gevraagd en ook wat door de raadsman van de verdachte mr. L.A. Nooijen, advocaat in Den Haag, en door de verdachte is gezegd.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt verdacht van het plegen van de feiten die in een bijlage bij dit vonnis zijn opgeschreven (bijlage 1).
Die feiten zijn stalking, huisvredebreuk, diefstal, belediging, twee keer bedreiging van agenten, een poging tot ambtsdwang en drie keer belediging van agenten.
De rechtbank heeft voor de duidelijkheid de feiten doorgenummerd, zodat het feit op de dagvaarding met parketnummer 09/852192-17 nu als feit 10 is genummerd.
3. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De verdachte wordt ervan verdacht een beveiliger van een winkel te hebben beledigd (feit 4). Zo’n belediging is strafbaar gesteld in artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht. In artikel 269 van het Wetboek van Strafrecht staat dat het Openbaar Ministerie alleen voor zo’n feit mag vervolgen als er ook een klacht is ingediend door degene die beledigd is.
Omdat de beveiliger van Hoogvliet aangifte heeft gedaan en geen klacht heeft ingediend, heeft de raadsman van de verdachte de rechtbank gevraagd te beslissen dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is voor dit feit.
Ook de officier van justitie vindt dat het Openbaar Ministerie om die reden voor dit feit niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Omdat er in deze zaak geen klacht is ingediend, verklaart de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk.

4.Vrijspraak feit 5, tweede cumulatief/alternatief

De raadsman van de verdachte en de officier van justitie hebben gezegd dat kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot ambtsdwang. De rechtbank denkt hier anders over en zal dit hieronder uitleggen.
In de dagvaarding staat dat de verdachte tegen de agenten [naam] en [naam] zou hebben gezegd “als jullie mij voor deze bekeuring aanhouden, schiet ik jullie kanker dood”. Zo zou de verdachte hebben geprobeerd om de agenten [naam] en [naam] te dwingen geen proces-verbaal op te maken of geen bekeuring te geven voor het rijden door rood. De verdachte heeft wel bekend dat hij deze woorden heeft gezegd, maar die woorden gaan niet over het opmaken van een proces-verbaal of een bekeuring, maar over een aanhouding. Als de verdachte de agenten al heeft geprobeerd te dwingen iets wel of niet te doen, dan heeft hij geprobeerd hen te dwingen hem niet aan te houden. Maar dat staat niet in de dagvaarding.
Omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte heeft geprobeerd de agenten te dwingen geen proces-verbaal op te maken of een bekeuring te geven, zal de rechtbank de verdachte van dit feit vrijspreken.

5.Bewijsoverwegingen

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de verdachte te veroordelen voor alle feiten, behalve voor feit 4. De officier van justitie heeft gezegd dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat alle feiten, behalve feit 4, bewezen kunnen worden.
Over feit 2 heeft zij ook nog gezegd dat de verdachte in het huis van zijn vader was, dat zijn vader dit niet wilde en dat hij niet uit het huis is vertrokken toen zijn vader hem dat vroeg, ook niet toen er al agenten bij waren. De officier van justitie vindt dat de verdachte zich daardoor schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk.
Over feit 10 heeft de officier van justitie gezegd dat de verdachte de brieven met de bedreigende teksten aan de HTM heeft gestuurd. Omdat er in deze brieven data en nummers staan, is het volgens de officier van justitie duidelijk voor wie de bedreigingen bedoeld waren. Dat waren de mensen van de HTM die de verdachte op 20 juni 2017 en op 2 augustus 2017 een bekeuring hadden gegeven. De officier van justitie vindt dat de verdachte zich daarom schuldig heeft gemaakt aan het bedreigen van deze twee mensen.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ook gezegd dat de verdachte alle feiten heeft bekend, ook dat hij in het huis van zijn vader was op 9 maart 2016 en dat hij brieven met bedreigende teksten aan de HTM heeft gestuurd.
Toch vindt de raadsman dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk (feit 2) en de bedreiging van de mensen van de HTM (feit 10)
De raadsman heeft over de huisvredebreuk gezegd dat het huis waar de verdachte was wel van zijn vader is, maar dat de verdachte zelf daar ook gewoond heeft. De verdachte had nog een sleutel van het huis en zijn kleren en andere spullen lagen er nog. Vaak mocht hij van zijn vader ook wèl naar binnen. Omdat de verdachte zelf min of meer ook in het huis woonde en omdat het voor hem niet echt duidelijk was wanneer hij wel in het huis mocht zijn en wanneer niet, vindt de raadsman dat hij niet in strijd met de wet in het huis van zijn vader was.
De raadsman heeft de rechtbank daarom gevraagd de verdachte van dit feit vrij te spreken.
De raadsman vindt ook dat feit 10 niet bewezen kan worden. Over dat feit zegt de raadsman dat de verdachte de brieven met de dreigementen wel heeft gestuurd aan de HTM, maar dat niet duidelijk is voor wie de brieven waren bedoeld.
Ook heeft de raadsman gezegd dat de verdachte wel heeft opgeschreven “ik heb vanaf nu een groot mes bij mij als ik in de tram rij”, maar dat dat geen bedreiging met een misdrijf is, zoals in de wet staat.
De raadsman heeft de rechtbank daarom gevraagd de verdachte ook van dit feit vrij te spreken.
De raadsman heeft gezegd dat de andere feiten wel bewezen kunnen worden.
5.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
De rechtbank vindt net als de officier van justitie en de raadsman dat in ieder geval kan worden bewezen dat de verdachte de feiten 1, 3, 5 (eerste alternatief/cumulatief), 6, 7, 8 en 9 heeft gepleegd. Dit zijn de feiten die de verdachte helemaal heeft bekend. In de wet (artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering) staat dat de rechtbank dan alleen hoeft op te noemen wat zij gebruikt als bewijsmiddelen voor deze feiten. Dat heeft de rechtbank gedaan in bijlage 2.
Omdat de raadsman de rechtbank heeft gevraagd de verdachte vrij te spreken van de feiten 2 en 10, heeft de rechtbank hierna opgeschreven of zij vindt dat de verdachte voor deze feiten moet worden veroordeeld of vrijgesproken. [1]
Feit 2.
De vader van de verdachte, [naam] , heeft bij de politie gezegd dat de verdachte op 9 maart 2016 in zijn huis aan de [adres] in Den Haag was. Hij heeft daar ook verteld dat hij een paar keer tegen de verdachte heeft gezegd dat hij weg moest gaan, omdat hij niet wilde dat de verdachte in zijn huis was. [2]
[verbalisant] heeft gezien dat de verdachte niet reageerde op dat wat zijn vader zei. [verbalisant] heeft ook gehoord dat de verdachte zei dat hij niet weg wilde gaan. [3]
De verdachte heeft ook bekend dat hij in het huis van zijn vader was en dat hij niet is weggegaan toen zijn vader het vroeg. De politie heeft ook met de verdachte besproken dat hij de week ervoor ook in het huis van zijn vader was en dat er toen tegen de verdachte is gezegd dat hij daar niet meer welkom was. Op de vraag van de politie waarom hij dan toch weer naar het huis is gegaan, heeft de verdachte gezegd dat hij de confrontatie wilde aangaan en niets uit de weg gaat. [4]
Voor de rechtbank is het duidelijk dat de verdachte in het huis van zijn vader was, dat zijn vader dat niet wilde en dat de verdachte ook wist dat hij daar niet mocht zijn. Toen zijn vader, zelfs meerdere keren vroeg om het huis te verlaten, had de verdachte moeten weggaan. Dat er nog spullen van de verdachte in het huis lagen, maakt dit niet anders. De rechtbank vindt daarom dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan huisvredebreuk.
Feit 10.
De verdachte heeft brieven naar de HTM gestuurd [5] .
In de eerste brief staat “Als ik jullie was zal ik deze meneer maar waarschuwen voor zijn grote kanker bek” en “Ik heb vanaf nu een grote mes bij mij als ik in de tram rij”. [6] In deze brief staat ook dat de verdachte op 26 juni was vergeten uit te checken en toen een bekeuring kreeg.
Een medewerker van de HTM, [aangever] , heeft aangifte gedaan van bedreiging nadat hij deze brief op 7 september 2017 had gelezen. [aangever] heeft bij de politie ook gezegd dat hij op 20 juni 2017 een bekeuring heeft gegeven aan de verdachte, omdat hij zonder kaartje in de tram reed. Dat was in de randstadrail 4. [7]
Bij de aangifte van [aangever] zit de bekeuring als bijlage. Daarop staat dat de verdachte op 20 juni 2017 een bekeuring heeft gekregen in lijn 4. [8] Het nummer van deze bekeuring begint ook met de cijfers 200620, waarschijnlijk gevolgd door de (onleesbare) cijfers 17 en dat is de datum waarop de bekeuring is gegeven. Er staat ook in deze bijlage dat de verdachte op 26 juni 2017 aan de HTM heeft geschreven dat hij het niet eens is met de bekeuring. De rechtbank denkt dat de verdachte zich heeft vergist in de datum die hij opschreef in de brief en dat hij eigenlijk 20 juni 2017 bedoelde. Dat is de datum waarop hij de bekeuring kreeg.
De rechtbank vindt het dan ook duidelijk genoeg dat de bedreiging gericht was aan de HTM-medewerker die de verdachte een bekeuring gaf in tram 4 op 20 juni 2017 en dat was [aangever] .
In de tweede brief staat “Sturen jullie mij weer een brief sla ik deze controleur zijn tanden eruit”. In deze brief staat ook het pv-nummer 020817-1539-75037. [9] De medewerker bij de HTM, [aangever 2] heeft bij de politie gezegd dat hij op 7 september 2017 hoorde dat er op 5 september 2017 brieven van de verdachte waren aangekomen bij de HTM. Nadat [aangever 2] de brief had gelezen, heeft hij aangifte gedaan van bedreiging. [10] Bij de aangifte van deze verdachte zit ook de bekeuring als bijlage. Daarin leest de rechtbank dat de verdachte op 2 augustus 2017 een bekeuring heeft gekregen. [11]
De rechtbank gaat ervanuit dat het eerste nummer van de bekeuring de datum is waarop de bekeuring is gegeven. Dit nummer is namelijk 020820 en dan volgen waarschijnlijk twee onleesbare cijfers 17. Dat is volgens de rechtbank 2 augustus 2017.
Het nummer op deze bekeuring is niet helemaal goed leesbaar, maar de cijfers die wel goed leesbaar zijn, zijn bijna hetzelfde als de cijfers in het nummer in de brief van de verdachte. In de brief staat het nummer 020817-1539-75037 en op de bekeuring staat het nummer 020820-1539-7503. Het laatste cijfer op de bekeuring kan goed een 7 zijn en het eerste nummer is volgens de rechtbank de datum waarop de bekeuring werd gegeven. Het lijkt erop dat de verdachte de eerste cijfers, dus de datum, anders heeft geschreven dan op de bekeuring staat, maar dat het wel om hetzelfde nummer gaat.
Het is ook niet waarschijnlijk dat de verdachte nog een andere bekeuring heeft gekregen met bijna hetzelfde nummer. Dit zou bovendien alleen zo kunnen zijn als het eerste nummer niet de datum is en dat gelooft de rechtbank niet.
5.4
De bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat alle feiten, behalve de bedreiging van feit 4 en de poging tot ambtsdwang van feit 5, volgens de wet bewezen kunnen worden. De rechtbank is er ook van overtuigd dat de verdachte deze feiten heeft gepleegd.
De tekst van deze bewezenverklaring staat in bijlage 3 bij dit vonnis.

6.De strafbaarheid van de feit

De feiten die de verdachte heeft gepleegd zijn strafbare feiten. Nergens blijkt uit dat deze feiten niet strafbaar zouden zijn.
In de beslissing staat hoe deze feiten volgens de wet worden beschreven.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is ook strafbaar voor het plegen van deze feiten, omdat nergens uit volgt dat de verdachte niet strafbaar is.
De verdachte is onderzocht door een psycholoog [12] en een psychiater [13] . Zij denken allebei dat de verdachte een verstandelijke beperking heeft. Daardoor kan de verdachte soms niet goed nadenken voordat hij iets doet. De psycholoog en de psychiater vinden dat de rechtbank daarmee bij het opleggen van de straf rekening moet houden. Dat zal de rechtbank ook doen. Zij zal de verdachte een iets lagere straf opleggen dan zij anders zou hebben gedaan.

8.De strafoplegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd om de verdachte een jeugdstraf op te leggen.
Zij heeft de rechtbank gevraagd een straf van 117 dagen in een jeugdgevangenis op te leggen. Hij heeft al 87 dagen in de jeugdgevangenis gezeten. Die mogen er vanaf worden getrokken. Er blijven dan nog 90 dagen over.
De officier van justitie heeft gevraagd de 90 dagen die overblijven voorwaardelijk op te leggen, dat wil zeggen dat de verdachte die dagen niet in de jeugdgevangenis hoeft te zitten, zolang hij zich aan de voorwaarden houdt. Dat moeten volgens de officier van justitie de voorwaarden zijn die de reclassering heeft geadviseerd. Ook vindt de officier van justitie dat de verdachte geen contact mag hebben met [slachtoffer] en ook op social media niets over haar mag zeggen.
De officier van justitie heeft gevraagd om deze voorwaarden drie jaar lang te laten duren.
Ook heeft zij gevraagd om de voorwaarden al meteen na de uitspraak in te laten gaan.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft verteld hoe het met de verdachte gaat en wat hij nodig heeft. De heldere en strakke structuur van de keuken waar hij nu werkt, past goed bij hem. De verdachte heeft wel hulp nodig, maar hij wil ook graag van alles zelf doen.
Het is vooral belangrijk dat van de verdachte niet meer wordt verwacht dan hij aankan. Als de verdachte nog een straf krijgt, moet hij nog wel naar school en naar zijn werk kunnen gaan. De raadsman vindt het belangrijk dat de verdachte wel gebruik kan maken van social media.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf het best past bij de verdachte en wat hij heeft gedaan, kijkt de rechtbank naar de feiten en hoe ernstig die zijn, maar ook naar de verdachte en wie hij is en wat hij nodig heeft.
De verdachte heeft zich in een vrij korte tijd schuldig gemaakt aan een heleboel feiten: stalking, huisvredebreuk, diefstal, bedreiging van agenten en HTM-medewerkers en belediging van agenten.
Dit zijn ernstige en vervelende feiten. De mensen die de verdachte heeft bedreigd en beledigd zijn mensen die als agent en als HTM-medewerker hun werk aan het doen waren. Wat de verdachte heeft gezegd en geschreven was heel naar voor deze mensen. De verdachte had dit niet mogen doen.
Ook de diefstal is een vervelend feit. Het zorgt voor heel veel extra werk voor de Hoogvliet als zoiets gebeurt. Je hoort van andermans spullen af te blijven, ook van spullen van een winkel.
De huisvredebreuk is ook een ernstig feit. Het is heel vervelend als er iemand in je huis is, die niet weg gaat als je dat vraagt. De verdachte had gewoon naar zijn vader moeten luisteren en weg moeten gaan, maar hij is gebleven tot de politie hem meenam.
De stalking van [slachtoffer] is ook een ernstig feit waar [slachtoffer] heel veel last van heeft gehad, zeker toen de verdachte niet alleen berichten stuurde, maar ook nog eens bij haar werk en in haar straat kwam. Ze werd er bang van. De rechtbank denkt dat [slachtoffer] hier nog lang last van zal kunnen houden, ook als de stalking is gestopt. Het duurt namelijk lang voordat je niet meer bang bent dat iemand je weer lastig gaat vallen met berichtjes of briefjes of spullen of dat je die persoon weer zult tegenkomen in je straat, bij je huis of bij je werk.
Het valt de rechtbank wel op dat de verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor de feiten waarvoor hij nu straf krijgt.
De rechtbank heeft de rapporten van de psycholoog en de psychiater (zie hierboven) gelezen. De psychiater en de psycholoog schrijven daarin dat de verdachte een verstandelijke beperking heeft, een taalstoornis en misschien ook een stoornis in het autismespectrum. In de rapporten staat ook dat de verdachte geholpen moet worden bij het regelen van allerlei dagelijkse dingen. Hij moet ook hulp krijgen voor zijn psychische problemen, zoals heel snel boos worden en niet kunnen ophouden met berichtjes sturen aan iemand die dat niet wil. De verdachte woont inmiddels bij [instelling] . Dat is ook belangrijk. Daar werken mensen die de verdachte kunnen helpen. Ook moet de verdachte naar school of gaan werken. In de rapporten staat ook dat de verdachte een jeugdstraf moet krijgen als hij wordt veroordeeld.
De reclassering vindt ook dat de verdachte een jeugdstraf moet krijgen als hij wordt veroordeeld. Ook vindt zij dat de verdachte nu niet meer terug hoeft naar de jeugdgevangenis. De verdachte moet zich wel aan de voorwaarden houden die de reclassering belangrijk vindt. Die voorwaarden zijn:
- dat de verdachte zich regelmatig moet melden bij de reclassering, Bezuidenhoutseweg 179 in Den Haag,
-dat hij zich laat behandelen bij het Forensisch ACT-team van Palier of een soortgelijke instantie,
- dat het hem wordt verboden op welke manier dan ook contact te hebben of te zoeken met [slachtoffer] , geboren op 20 november 1997,
- dat hij wordt verplicht om zich te laten begeleiden door Flowin Maatschappelijke Zorg of een soortgelijke organisatie, en te verblijven in de aan hem toegewezen woning aan de [adres] te Den Haag,
- dat hij wordt verplicht om zijn toestemming voor het uitwisselen van informatie te geven aan de instanties bij de hulp aan en de begeleiding van de verdachte,
- dat hij geen gebruik maken van sociale media zoals Facebook, Instagram en Snapchat, zolang de reclassering dat nodig vindt,
- en dat hij de reclassering toestaat zijn telefoon en andere computers die hij in zijn bezit te controleren om na te gaan of hij zich houdt aan het contactverbod en het verbod op het gebruiken van sociale media.
De rechtbank is het met de psychiater, de psycholoog en de reclasseringsmedewerkers eens dat in dit geval een jeugdstraf een passende straf is. De verdachte maakt een nog niet volwassen indruk en heeft een beperkt verstandelijk niveau. Hij kan zijn eigen gedrag niet goed organiseren en hij kan ook de gevolgen van zijn gedrag niet goed overzien. Daarom is een pedagogische aanpak, een aanpak voor jeugdigen, beter voor hem dan een volwassen aanpak.
De rechtbank houdt met alles wat hierboven staat rekening en vindt voor de verdachte jeugddetentie van 129 dagen een goede straf. De rechtbank zal 42 dagen van deze jeugddetentie voorwaardelijk opleggen, wat wil zeggen dat de verdachte die dagen niet hoeft te zitten zolang hij zich aan de voorwaarden houdt die de rechtbank oplegt.
Het andere deel van de straf, namelijk 87 dagen, heeft de verdachte al uitgezeten in voorarrest. Het is niet de bedoeling van de rechtbank dat de verdachte opnieuw komt vast te zitten, behalve als hij zich niet aan de voorwaarden houdt. .
De rechtbank vindt het belangrijk dat de verdachte de hulp krijgt die hij nodig heeft. Die hulp kan ervoor zorgen dat de verdachte zijn eigen gedrag beter kan controleren en minder snel de fout in zal gaan. De rechtbank zal deze hulp dan ook opleggen in haar uitspraak.
Daarbij zou het goed zijn als de verdachte toestemming zou geven voor het uitwisselen van gegevens tussen de instanties die betrokken zijn bij de hulp aan hem. Daardoor kunnen ze beter begrijpen wat er met de verdachte aan de hand is en kunnen ze hem beter helpen. De rechtbank kan de verdachte echter niet verplichten om deze toestemming te geven, dus zij zal dit niet aan de verdachte opleggen.
De rechtbank zal ook niet bepalen dat de verdachte geen social media mag gebruiken, omdat dit hem teveel beperkt. Wel zal de rechtbank bepalen dat de reclassering de verdachte gaat helpen om beter om te gaan met social media, zodat hij daardoor niet opnieuw in de problemen komt. Om ervoor te zorgen dat de reclassering de verdachte hierbij goed kan helpen, zal de rechtbank bepalen dat de verdachte als de reclassering daarom vraagt moet laten zien wat hij stuurt en post op social media.
De rechtbank zal bij de voorwaarden een proeftijd van twee jaar opleggen, zodat de voorwaarden maximaal twee jaar gelden. Een langere proeftijd kan niet worden opgelegd bij jeugdstraffen.
De rechtbank zal niet bepalen dat de voorwaarden meteen ingaan, omdat er niet is voldaan aan de eisen die de wet daaraan stelt.
In de wet staat namelijk “dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen”. Dat staat in artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten die de verdachte heeft gepleegd, zijn wel ernstig, maar door deze feiten is niemand lichamelijk iets aangedaan.

9.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde partij 1] heeft schadevergoeding gevraagd in verband met feit 7 en feit 8, belediging en bedreiging. Hij heeft opgeschreven dat hij immateriële schade had van € 158,00 en hij vraagt dat bedrag plus de wettelijke rente van de verdachte.
[benadeelde partij 2] heeft schadevergoeding gevraagd in verband met feit 9, belediging. Hij heeft opgeschreven dat hij immateriële schade had van € 162,00 en hij vraagt dat bedrag plus de wettelijke rente van de verdachte.
9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de verzoeken allebei toe te wijzen, zodat de verdachte de bedragen van € 158,00 en € 162,00 aan de benadeelde partijen moet betalen. De officier van justitie heeft de rechtbank ook gevraagd om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, zodat het geld kan worden geïnd door de Staat.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft gezegd dat de verdachte begrijpt dat het vervelend en kwetsend was voor deze agenten, maar dat de onderbouwing van de verzoeken niet genoeg is om deze toe te kunnen wijzen. De raadsman heeft de rechtbank gevraagd de verzoeken af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt dat de vorderingen voldoende zijn onderbouwd.
[benadeelde partij 2] heeft opgeschreven dat hij zich door de belediging aangetast voelde in zijn goede naam en eer.
In de wet staat (in artikel 6:106 lid 1 onder b BW) dat er een vergoeding kan worden gegeven wanneer er sprake is van aantasting in de eer of goede naam. Met het spugen naar [benadeelde partij 2] vindt de rechtbank voldoende duidelijk dat zijn eer daardoor is aangetast. De rechtbank schat de schade op €50,00 en vindt dat dit het bedrag is dat de verdachte moet vergoeden. Daar komt nog bovenop de gevraagde wettelijke rente vanaf 26 juli 2017. Dat is de dag dat de verdachte naar [benadeelde partij 2] spuugde.
[benadeelde partij 1] heeft opgeschreven dat hij zich door de dingen die de verdachte tegen hem riep erg bedreigd heeft gevoeld en er erg van was geschrokken en dat hij er ook de dagen erna nog vaak aan heeft moeten denken.
In de wet staat (in artikel 6:106 lid 1 onder b BW) dat er een vergoeding kan worden gegeven als iemand in zijn persoon is aangetast. Dit is bijvoorbeeld het geval als iemand psychisch veel last heeft van wat hem is aangedaan. De rechtbank maakt uit wat [benadeelde partij 1] heeft opgeschreven en uit de aangifte op dat de agent veel last heeft gehad van de bedreigingen. De rechtbank schat de schade op € 50,00 en vindt dat de verdachte dat bedrag moet vergoeden met de gevraagde wettelijke rente vanaf 25 juli 2017. Dat is namelijk de dag waarop de verdachte die bedreigingen naar [benadeelde partij 1] riep.
De rechtbank zal de verzoeken verder afwijzen.
Omdat de verzoeken (deels) worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak hebben gemaakt voor het doen van hun verzoeken. De rechtbank vindt dat er geen echte kosten zijn gemaakt en begroot die kosten op dit moment dan ook op nul.
De rechtbank zal aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dat betekent dat de verdachte de schade moet betalen aan de Staat en dat de Staat dat geld dan weer uitkeert aan de agenten [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . Zij hoeven dan dus niet zelf bij de verdachte hun geld te halen.
De rechtbank zal de verdachte verplichten om twee keer € 50,00 te betalen aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] .
De rechtbank zal geen vervangende jeugddetentie opleggen, omdat de agenten volgens de rechtbank genoeg mogelijkheden hebben om het geld te krijgen en de rechtbank niet wil dat een vervangende jeugddetentie de verdachte, die al schulden heeft en op heel veel gebieden hulp nodig heeft, verder in moeilijkheden brengt. De rechtbank gaat ervanuit dat de betaling van de schade ook aandacht krijgt binnen de hulp die verdachte krijgt.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De straf is gebaseerd op de artikelen:
36f, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138, 266, 267, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden op het moment van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 5, 2e alternatief/cumulatief heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de feiten 1, 2, 3, 5, 1e cumulatief/alternatief, 6, 7, 8, 9 en 10 heeft gepleegd en dat dat volgens de wet oplevert:

1.

belaging

2. (t.b.g. 09/051476-16)

wederrechtelijk in de woning vertoevende, zich niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds verwijderen

3. (t.b.g. 09/162273-16)

diefstal

5, 1e cumulatief/alternatief (t.b.g. 09/195146-16)
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, meermalen gepleegd

6. (t.b.g. 09/195146-16)

eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan
een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd

7. (t.b.g. 09/837215-17)

eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan
een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

8. (t.b.g. 09/837215-17)

bedreiging met zware mishandeling

9. (t.b.g. 09/837215-17)

eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan
een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

10. (t.t.g. 09/852192-17)

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
bedreiging met zware mishandeling
verklaart de bewezenverklaarde feiten en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen wat anders of meer aan de verdachte is ten laste gelegd dan hierboven bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 129 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 87 dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
42 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming de voorwaarden die hieronder staan;
stelt de proeftijd vast op twee jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland (hierna: reclassering) te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa jo 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering op het adres Bezuidenhoutseweg 179 in Den Haag, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] -1997) en geen berichten aan haar of over haar zal plaatsen op social media, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich, zolang dat binnen de proeftijd door de reclassering nodig wordt geacht, door de reclassering zal laten helpen om beter om te gaan met social media en de reclassering in dat kader op haar verzoek zal laten zien welke berichten hij stuurt of post via social media;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van het Forensisch ACT-team van Palier of een soortgelijke instantie, op de tijden en plaatsen als door of namens Palier aan te geven;
- gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering wenselijk acht, zal verblijven in een woning van instelling van Flowin Maatschappelijke Zorg aan de [adres] te Den Haag en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[benadeelde partij 1] , een bedrag van € 50,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
[benadeelde partij 2] , een bedrag van € 50,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 26 juli 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen voor het overige af;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 50,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1] en een bedrag groot
€ 50,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 26 juli 2017 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2] ;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen doet vervallen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.J.M. Weijnen, rechter, tevens kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, rechter, tevens kinderrechter,
en mr. B. Bastein, rechter, tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.V. Verbree, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2017.
Bijlage 1
De ten laste gelegde feiten
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 2 november 2016 te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
- een groot aantal berichten te sturen via Facebook (Messenger) en/of Whatsapp en/of Instagram en/of sms (waarvan de inhoud van enkele berichten beledigend en/of dreigend van aard waren) en/of
- veelvuldig te bellen en/of te videochatten en/of
- zich meermalen in de buurt van de woning en/of het werk van die [slachtoffer] op te houden en/of
- een brief in de brievenbus van die [slachtoffer] te doen, althans een brief naar de woning van die [slachtoffer] te sturen en/of
- een tasje aan de voordeur van de woning van die [slachtoffer] te hangen;
2. ( t.b.g. 09/051476-16)
hij op of omstreeks 9 maart 2016 te ’s-Gravenhage in een woning/besloten lokaal/besloten erf, gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [naam] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
3. ( t.b.g. 09/162273-16)
hij op of omstreeks 6 augustus 2016 te ’s-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Sultana, in ieder geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Hoogvliet, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4. ( t.b.g. 09/162273-16)
hij op of omstreeks 6 augustus 2016 te ’s-Gravenhage opzettelijk beledigend [naam] , in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden “kankermarokkaan”, althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking;
5. ( t.b.g. 09/195146-16)
hij op of omstreeks 22 september 2016 te ’s-Gravenhage (een) ambtena(a)r(en) [naam] (agent van politie Eenheid Den Haag) en/of [naam] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam] en/of [naam] dreigend de woorden toegevoegd: “zoek mij maar op, ik ga een bom leggen op Rotterdam centraal” en/of “als jullie mij voor deze bekeuring aanhouden, schiet ik jullie kanker dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking’
en/of
hij op of omstreeks 22 september 2016 te ’s-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of enige andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid (een) ambtena(a)r(en) [naam] (agent van politie Eenheid Den Haag) en/of [naam] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) te dwingen tot het volvoeren van een ambtsverrichting of het nalaten van een rechtmatige ambtsverrichting, te weten het uitschrijven van een proces-verbaal en/of het geven van een bekeuring voor het negeren van een rood verkeerslicht, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [naam] en/of [naam] de woorden toegevoegd: “als jullie mij voor deze bekeuring aanhouden, schiet ik jullie kanker dood”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6. ( t.b.g. 09/195146-16)
hij op of omstreeks 22 september 2016 te ’s-Gravenhage opzettelijk (een) ambten(a)r(en), [naam] (agent van politie Eenheid Den Haag) en/of [naam] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: “ik heb geen zin in die kanker joden verhalen van jullie” en/of “ik hoop dat jullie als politie een keer worden doodgeschoten”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
7. ( t.b.g. 09/837215-17)
hij op of omstreeks 25 juli 2017 te ’s-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde partij 1] , hoofdagent van politie Eenheid Den Haag, gedurende en of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “Je bent een kankerlijer” en/of “Je kanker familie”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
8. ( t.b.g. 09/837215-17)
hij op of omstreeks 25 juli 2017 te ’s-Gravenhage [benadeelde partij 1] , hoofdagent van politie Eenheid Den Haag heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Wacht maar. Ik wacht je op na je werk en sla je tanden uit je mond ”en/of “Als ik jou ook nog zie op de Grote Markt, dan sla ik je tanden uit je mond, kankerlijer”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
9. ( t.b.g. 09/837215-17)
hij op of omstreeks 26 juli 2017 te ’s-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde partij 2] , brigadier van politie Eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door op/tegen een arm en/of het veiligheidsvest van die [benadeelde partij 2] te spugen;
09/852192-17 (t.t.g.) (doorgenummerd als feit 10)
hij in of omstreeks de periode van 5 september 2017 tot en met 7 september 2017 te ’s-Gravenhage [aangever] en/of [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door één of meerdere brieven naar de werkgever van die [aangever] en/of [aangever 2] (te weten de HTM) te sturen met daarin onder andere de volgende dreigende woorden: “als ik jullie was zal ik deze meneer maar waarschuwen voor zijn grote kanker bek. Ik heb vanaf nu een grote mes bij mij als ik in de tram rij.” en/of “Sturen jullie mij weer een brief sla ik deze controleur zijn tanden er uit”, althans daden en/of woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Bijlage 2
De bewijsmiddelen [14]
Voor feit 1 zijn dit de bewijsmiddelen.
1. De aangifte van [slachtoffer] , blz. 21 t/m 23, met bijlagen, blz. 27 t/m 177
2. De klacht van [slachtoffer] , blz. 25
3. De bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 13 november 2017
Voor feit 3 zijn dit de bewijsmiddelen.
1. Het aangifteformulier van Hoogvliet B.V.
2. De bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 13 november 2017
Voor feit 5 zijn dit de bewijsmiddelen.
1. De aangifte van [naam] , blz. 4
2. De aangifte van [naam] , blz. 6
3. Het proces-verbaal van de aanhouding, blz. 8 en 9
4. De bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 13 november 2017
Voor feit 6 zijn dit de bewijsmiddelen.
1. De aangifte van [naam] , blz. 4
2. Het proces-verbaal van de aanhouding, blz. 8 en 9
3. De bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 13 november 2017
Voor de feiten 7 en 8 zijn dit de bewijsmiddelen.
1. De aangifte van [benadeelde partij 1] , blz. 11
2. De bevindingen van de politie, blz. 13
3. De bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 13 november 2017
Voor feit 9 zijn dit de bewijsmiddelen.
1. De bevindingen van de politie, blz. 14
2. De bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 13 november 2017
Bijlage 3
De bewezenverklaring
1.
hij in de periode van 1 maart 2016 tot en met 2 november 2016 te ’s-Gravenhage, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, door
- een groot aantal berichten te sturen via Facebook (Messenger) en Whatsapp en Instagram en sms (waarvan de inhoud van enkele berichten beledigend en dreigend van aard waren) en
- veelvuldig te bellen en te videochatten en
- zich meermalen in de buurt van de woning en het werk van die [slachtoffer] op te houden en
- een brief naar de woning van die [slachtoffer] te sturen en
- een tasje aan de voordeur van de woning van die [slachtoffer] te hangen;
2. ( t.b.g. 09/051476-16)
hij op 9 maart 2016 te ’s-Gravenhage in een woning, gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [naam] , wederrechtelijk aldaar vertoevende zich niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
3. ( t.b.g. 09/162273-16)
hij op 6 augustus 2016 te ’s-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Sultana, toebehorende aan winkelbedrijf Hoogvliet;
5. eerste cumulatief/alternatief (t.b.g. 09/195146-16)
hij op 22 september 2016 te ’s-Gravenhage ambtenaren [naam] (agent van politie Eenheid Den Haag) en [naam] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam] en [naam] dreigend de woorden toegevoegd: “zoek mij maar op, ik ga een bom leggen op Rotterdam centraal” en “als jullie mij voor deze bekeuring aanhouden, schiet ik jullie kanker dood”;
6. ( t.b.g. 09/195146-16)
hij op 22 september 2016 te ’s-Gravenhage opzettelijk ambtenaren, [naam] (agent van politie Eenheid Den Haag) en [naam] (hoofdagent van politie Eenheid Den Haag) gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: “ik heb geen zin in die kanker joden verhalen van jullie” en “ik hoop dat jullie als politie een keer worden doodgeschoten”;
7. ( t.b.g. 09/837215-17)
hij op 25 juli 2017 te ’s-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde partij 1] , hoofdagent van politie Eenheid Den Haag, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “Je bent een kankerlijer” en “Je kanker familie;
8. ( t.b.g. 09/837215-17)
hij op 25 juli 2017 te ’s-Gravenhage [benadeelde partij 1] , hoofdagent van politie Eenheid Den Haag heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Wacht maar. Ik wacht je op na je werk en sla je tanden uit je mond ”en “Als ik jou ook nog zie op de Grote Markt, dan sla ik je tanden uit je mond, kankerlijer”;
9. ( t.b.g. 09/837215-17)
hij op 26 juli 2017 te ’s-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde partij 2] , brigadier van politie Eenheid Den Haag, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door op een arm en het veiligheidsvest van die [benadeelde partij 2] te spugen;
09/852192-17 (t.t.g.) (doorgenummerd als feit 10)
hij in de periode van 5 september 2017 tot en met 7 september 2017 te ’s-Gravenhage [aangever] en [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door brieven naar de werkgever van die [aangever] en [aangever 2] (te weten de HTM) te sturen met daarin onder andere de volgende dreigende woorden: “als ik jullie was zal ik deze meneer maar waarschuwen voor zijn grote kanker bek. Ik heb vanaf nu een grote mes bij mij als ik in de tram rij.” en “Sturen jullie mij weer een brief sla ik deze controleur zijn tanden er uit”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Voetnoten

1.Als voor feit 2 paginanummers zijn opgeschreven, dan zijn dat paginanummers van processen-verbaal die door de politie zijn opgemaakt en zijn opgenomen in het dossier met nummer PL1500-2016068651. Als voor feit 10 paginanummers zijn opgeschreven, dan zijn dat paginanummers van processen-verbaal die door de politie zijn opgemaakt en zijn opgenomen in het dossier met nummer PL1500-2017260465
2.Proces-verbaal van aangifte van [naam] , blz. 04
3.Proces-verbaal van aanhouding, blz. 7 en 8
4.Bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 13 november 2017
5.Eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 13 november 2017
6.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte van [aangever] , blz. 25
7.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] , blz. 18 en 19
8.Bijlage bij aangifte [aangever] , blz. 21
9.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , blz. 30
10.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , blz. 28 en 29
11.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , blz. 33
12.Psychologisch onderzoek Pro Justitia door dr. [naam] , klinisch psychloog
13.Psychiatrisch onderzoek Pro Justitia door [naam] , psychiater.
14.Als voor feit 1 paginanummers zijn opgeschreven, dan zijn dat paginanummers van processen-verbaal die door de politie zijn opgemaakt en zijn opgenomen in het dossier met nummer PL1500-2016229009