ECLI:NL:RBDHA:2017:15404

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
27 december 2017
Zaaknummer
C/09/542506 / JE RK 17-2277
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 december 2017 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoekschrift van de moeder, ingediend op 2 november 2017. Het verzoek betreft de gedeeltelijke vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die op 26 oktober 2017 door de gecertificeerde instelling aan de moeder was gegeven. De moeder, die samen met de vader het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent, is van mening dat de aanwijzing onvoldoende gemotiveerd is en dat deze haar recht om invulling te geven aan haar ouderlijk gezag onterecht beperkt. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift en de fax van de advocaat van de vader. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, was de moeder niet aanwezig, hoewel zij behoorlijk was opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige feitelijk bij de pleegmoeder verblijft en dat er een ondertoezichtstelling van de minderjarige is verlengd tot 25 februari 2018.

De kinderrechter heeft het verzoek van de moeder beoordeeld en besloten dat het tweede onderdeel van de schriftelijke aanwijzing, dat de moeder verbiedt om rechtstreeks contact op te nemen met de vader, vervalt. Dit onderdeel werd als niet relevant voor de opvoeding en verzorging van de minderjarige beschouwd. Het eerste onderdeel, dat de moeder verbiedt om de overdrachtsmomenten van de minderjarige te verstoren, blijft echter in stand, maar zal verduidelijkt worden. De kinderrechter heeft geen grond gezien voor het verzoek van de advocaat van de moeder om de gecertificeerde instelling te verzoeken de omgangsregeling van de minderjarige richting de moeder duidelijk te maken. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open, maar enkel cassatie in het belang der wet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/542506 / JE RK 17-2277
Datum uitspraak: 7 december 2017

Beschikking van de kinderrechter

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing

in de zaak naar aanleiding van het op 2 november 2017 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker],

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl, te Rotterdam,
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),

[vader],

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. M.E.P. Somers, te Rotterdam,

[pleegmoeder],

hierna te noemen: de pleegmoeder en tevens de grootmoeder moederszijde,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. M. Schmit, te Rotterdam.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de fax, met bijlagen, d.d. 30 november 2017 van de advocaat van de vader.
Op 7 december 2017 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [A], namens de gecertificeerde instelling;
- mr. R.W. de Gruijl, namens de moeder;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de pleegmoeder, bijgestaan door haar advocaat.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Feiten

- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de pleegmoeder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 1 november 2017 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 25 november 2017 tot 25 februari 2018, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden.
-de gecertificeerde instelling heeft de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven op 26 oktober 2017, inhoudende:
* U heeft alleen aandacht voor uw eigen bezoekregeling met [minderjarige].
* U neemt zelf niet rechtstreeks contact op met vader.
* U kunt met vragen t.a.v. het beleid een afspraak maken met JBRR.
* Indien u zich niet kan vinden in het beleid van JBRR kunt u dit voorleggen aan de rechtbank.
* U geeft schriftelijk aan welke informatie u wel en niet wilt ontvangen t.a.v. de bezoeken van [minderjarige] van vader.

Verzoek

Het verzoek strekt er toe de schriftelijke aanwijzing gedeeltelijk vervallen te verklaren wat betreft de volgende onderdelen:
* U heeft alleen aandacht voor uw eigen bezoekregeling met [minderjarige].
* U neemt zelf niet rechtstreeks contact op met vader.
Daartoe is het volgende aangevoerd. De moeder is van mening dat de schriftelijke aanwijzing onvoldoende is gemotiveerd. De moeder en de gecertificeerde instelling hebben een geschil over de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
De moeder neemt het de gecertificeerde instelling kwalijk dat in strijd met de belangen van de minderjarige en ondanks een anders strekkende beslissing van het Hof Den Haag, de gecertificeerde instelling alsnog is blijven werken aan een thuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader. [minderjarige] is een kwetsbare jongen die behoefte heeft een rust, stabiliteit en duidelijkheid.
De moeder wijst er tevens op dat ze (vooralsnog) mede met de vader het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uitoefent en daarom contact met de vader mag hebben. Het is zelfs haar wettelijke plicht om met de vader te communiceren over [minderjarige].
Verder geeft de moeder aan dat zij over de belangen van [minderjarige] waakt. Zij stelt dan ook dat zij (mede gelet op dat zij het gezag heeft) in haar recht staat wat betreft het verzet tegen de door de gecertificeerde instelling tussen de vader en de minderjarige geplande uitbreiding van de omgangsregeling.
Als de moeder zich aan beide onderdelen van de schriftelijke aanwijzing moet houden, wordt haar recht om invulling geven aan haar ouderlijk gezag onterecht beperkt. Overigens is nog opgemerkt dat de moeder nooit bij de overdrachtsmomenten van [minderjarige] aanwezig is (geweest). De moeder benadrukt tot slot dat na het geven van de schriftelijke aanwijzing, de kinderrechter in deze rechtbank het verzoek van de moeder ex 1:262b BW heeft toegewezen en de gecertificeerde instelling verboden heeft om nog langer te werken aan een terugplaatsing van [minderjarige] bij de vader.
Ter zitting heeft de advocaat van de moeder nog aan de kinderrechter een verzoek gedaan om de gecertificeerde instelling te verzoeken de omgangsregeling van [minderjarige] duidelijk te maken.
De gecertificeerde instelling heeft naar voren gebracht dat de omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader inmiddels is teruggeschroefd naar om de week en in overleg de feestdagen en vakanties. Een uitbreiding van deze omgangsregeling zal in beginsel niet plaatsvinden. Ten aanzien van het onderdeel van de aanwijzing “U heeft alleen aandacht voor uw eigen bezoekregeling met [minderjarige].” heeft de gecertificeerde instelling bedoeld dat de moeder de overdracht van [minderjarige] tussen de pleegmoeder en de vader niet zal verstoren. Er is niet bedoeld dat de moeder zich geheel niet met de omgang tussen [minderjarige] en de vader mag bemoeien. Dit onderdeel komt voort uit het feit dat de moeder bij de gecertificeerde instelling zowel telefonisch als via e-mails heeft aangegeven er alles aan te willen doen om het slapen van [minderjarige] bij de vader te voorkomen.
Wat betreft het onderdeel van de aanwijzing “U neemt zelf niet rechtstreeks contact op met vader.” heeft de gecertificeerde instelling aangegeven dat de moeder wisselend is in haar manier van communiceren en verbaal agressief kan reageren. Er is afgesproken dat de moeder niet rechtsreeks contact zou zoeken met de vader en dat dit via de gecertificeerde instelling zou lopen. De moeder zoekt echter wel contact met de vader. Daarom is dit onderdeel in de schriftelijke aanwijzing opgenomen. Wat betreft het verzoek van de advocaat over het duidelijk maken van de omgangsregeling heeft de gecertificeerde instelling aangegeven dat de moeder deze omgangsregeling via de e-mail heeft ontvangen.
De advocaat van de vader heeft naar voren gebracht dat het ten aanzien van het eerste onderdeel van de schriftelijke aanwijzing van belang is dat deze van kracht blijft, gelet op het risico op het verstoren van de overdracht en de dreigementen daartoe van moederszijde. Zij geeft voorts aan dat dat dit onderdeel wel anders verwoord en daarmee verduidelijkt moet worden, gelet op de kennelijk bedoelde strekking daarvan.
De advocaat van de pleegmoeder heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de kinderrechter.

Beoordeling

*Nu het verzoek binnen twee weken na toezending of uitreiking van genoemde beslissing aan de verzoek*ster ter griffie van deze rechtbank is ingediend, is verzoek*ster ontvankelijk in zijn*haar verzoek.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat het tweede onderdeel van de schriftelijke aanwijzing vervallen dient te worden verklaard, omdat dit onderdeel niet ziet op de opvoeding en verzorging van [minderjarige], zoals voorgeschreven in artikel 1:263 BW. Het eerste onderdeel van de schriftelijke aanwijzing wordt in stand gelaten, maar daarvan zal de kinderrechter wel de strekking verduidelijken, omdat daarin onvoldoende tot uitdrukking komt dat deze aanwijzing ziet op de overdrachtsmomenten van [minderjarige]. Bij handhaving van dit onderdeel bestaat voldoende belang, omdat de moeder verschillende malen heeft gedreigd om die overdracht te verstoren.
De kinderrechter ziet geen wettelijke grondslag voor toewijzing van het verzoek van de advocaat van de moeder om de gecertificeerde instelling te verzoeken de omgangsregeling van [minderjarige] richting de moeder duidelijk te maken.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verklaart genoemde schriftelijke aanwijzing d.d. 26 oktober 2017 gedeeltelijk vervallen wat betreft het onderdeel * U neemt zelf niet rechtstreeks contact op met vader;
ten aanzien van het onderdeel * U heeft alleen aandacht voor uw eigen bezoekregeling met [minderjarige], bepaalt de kinderrechter dat dit als volgt moet worden gelezen.
U mag niet de overdrachtsmomenten van [minderjarige] tussen de pleegmoeder en de vader verstoren.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Westerhof als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2017.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open, maar slechts cassatie in het belang der wet.