9.5Ook volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat de inmenging in het recht op privéleven van eiser gerechtvaardigd is in het belang van de nationale veiligheid, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten. Gelet op hetgeen eerder is overwogen, wordt ten aanzien van de aard en ernst van de misdrijven overwogen dat eiser op basis van zijn persoonlijke gedrag aangemerkt wordt als een werkelijke, actuele, en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. De duur van eisers verblijf in Nederland is niet zodanig bijzonder dat op grond daarvan het persoonlijk belang van eiser prevaleert boven dat van de openbare orde. Eiser is sinds 2007 hier en heeft tot zijn 13e in zijn land van herkomst verbleven, zodat hij langer in Somalië heeft verbleven dan hij in Nederland verblijft. Ook is de rechtbank met verweerder van oordeel dat niet gebleken is dat eiser bijzondere banden met Nederland heeft opgebouwd. Door het plegen van ernstige misdrijven heeft eiser op geen enkele wijze rekening gehouden met de waarden en normen van de Nederlandse samenleving. Bovendien heeft eiser vanwege de misdrijven de afgelopen jaren lange perioden in detentie doorgebracht. Ook op dit moment verblijft eiser in detentie. Het feit dat eiser de Nederlandse taal beheerst, hier naar school is geweest en tot 2014 heeft gewerkt, betekent niet dat de band die eiser met Nederland heeft opgebouwd als zodanig is aan te merken dat het opleggen van een inreisverbod een schending van het privéleven oplevert. De binding overstijgt niet de normale binding die ontstaat door enkel het langdurige verblijf in Nederland. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het niet onredelijk is om van eiser te verlangen dat hij eventuele banden die hij met Nederland is aangegaan op afstand onderhoudt. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiser heeft geen beroepsgronden gericht tegen de toets van verweerder aan de glijdende schaal van artikel 3.86 van het Vb 2000. Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid aan eiser een inreisverbod voor de duur van tien jaren kunnen opleggen. Van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan een inreisverbod met een kortere duur moet worden opgelegd is niet gebleken.
11. Het beroep tegen het inreisverbod is daarom ongegrond. Het beroep tegen de intrekking van de verblijfsvergunning asiel zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
- verklaart het beroep tegen de intrekking van de verblijfsvergunning niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het inreisverbod ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E.D. Dalman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.