ECLI:NL:RBDHA:2017:16259
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid van Italië voor asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2017 uitspraak gedaan in de zaken NL17.13895 en NL17.13896, waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. F.A. van den Berg, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Janssen, had de aanvraag niet in behandeling genomen, stellende dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om overdracht aan Italië te voorkomen. Tijdens de zitting op 20 december 2017 is onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank oordeelde dat Italië inderdaad verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, ondanks de stelling van eiser dat het claimakkoord gebaseerd was op onvolledige informatie. De rechtbank concludeerde dat de aanwezigheid van de broer van eiser in Nederland geen relevant element was voor de beoordeling van de verantwoordelijkheid van Italië volgens de Dublinverordening. Bovendien werd vastgesteld dat de situatie in Italië niet vergelijkbaar was met die in Griekenland, en dat de humanitaire clausule van artikel 17 van de Dublinverordening niet van toepassing was in dit geval.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.