ECLI:NL:RBDHA:2017:16335

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2017
Publicatiedatum
22 februari 2018
Zaaknummer
C/09/541666 / KG RK 17-1766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek wegens te late indiening

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 27 november 2017 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de kantonrechter mr. A. Emmens. Verzoeker heeft het wrakingsverzoek ingediend op 16 oktober 2017, meer dan een maand na de zitting van 8 september 2017, waar de omstandigheden zich hebben voorgedaan die aanleiding gaven tot het verzoek. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die de late indiening van het verzoek kunnen rechtvaardigen. Hierdoor is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

De zaak betreft een civielrechtelijk geschil waarin verzoeker als eiser en belanghebbende als gedaagde zijn betrokken. Belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. M.W.R. Hoogstraten, was toegelaten tot bewijslevering, en de getuigen zijn op 4 juli 2017 gehoord. Verzoeker heeft op 14 augustus 2017 stukken ingediend, maar deze zijn op 31 augustus 2017 geretourneerd. Na de zitting van 8 september 2017 heeft verzoeker de kantonrechter gewraakt, omdat hij zich onheus bejegend voelde en vond dat de kantonrechter partijdig was.

De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Aangezien het verzoek te laat is ingediend, heeft de wrakingskamer besloten dat het verzoek niet-ontvankelijk is, en het proces in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2017/51
zaak-/rekestnummer: C/09/541666 / KG RK 17-1766
zaaknummer: 5268065 RL / EXPL16-21306 (nummer hoofdzaak)
datum beschikking: 27 november 2017
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. A. Emmens,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag (hierna: de kantonrechter).
Belanghebbende in deze zaak is
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. M.W.R. Hoogstraten.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

In het juridische geschil tussen verzoeker als eiser en belanghebbende als gedaagde is belanghebbende toegelaten tot bewijslevering. De door belanghebbende aangekondigde getuigen zijn op 4 juli 2017 gehoord. De contra-enquête is vervolgens gepland op 8 september 2017.
De door verzoeker op 14 augustus 2017 aan de griffie toegezonden stukken zijn op 31 augustus 2017 aan hem geretourneerd met de mededeling dat er op dat moment geen stukken konden worden ingediend omdat de zaak voor contra-enquête stond.
Nadat op 8 september 2017 de zus van verzoeker als getuige was gehoord, heeft verzoeker medegedeeld dat hij zichzelf nog als getuige wilde horen. De kantonrechter heeft daarop medegedeeld dat partijen al op de zitting van 4 juli 2017 was gevraagd of zij nog meer getuigen wilden horen; verzoeker had dat aldus toen moeten aankondigen. De kantonrechter heeft vervolgens de datum voor vonnis bepaald op 30 oktober 2017.
Op 18 september 2017 heeft verzoeker opnieuw stukken aan de griffier toegezonden, welke op 28 september 2017 zijn geretourneerd omdat de zaak in staat van wijzen was.
Verzoeker heeft daarop bij brief van 16 oktober 2017 de kantonrechter gewraakt.
Naast het verzoek tot wraking heeft de wrakingskamer kennisgenomen van het proces-verbaal van getuigenverhoor van 8 september 2017. Verder heeft de wrakingskamer van de kantonrechter een schriftelijke reactie d.d. 26 oktober 2017 op het wrakingsverzoek ontvangen.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 13 november 2017 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen. Het wrakingsverzoek is door hem mondeling toegelicht. Namens belanghebbende is de gemachtigde mr. M.W.R. Hoogstraten verschenen.
De kantonrechter is als aangekondigd niet ter zitting verschenen.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
3.1.
Volgens verzoeker kan de kantonrechter geen uitspraak doen in zijn zaak omdat zij partijdig en vooringenomen is. De kantonrechter zou de door verzoeker tijdig opgegeven getuige niet willen horen wegens: “ik weet al wat deze gaat vertellen”. Daarnaast heeft de kantonrechter volgens verzoeker ten onrechte beweerd dat zij het getuigenverzoek niet heeft ontvangen.
3.2.
Bij de behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het verloop van de zittingen van 4 juli en 8 september 2017 nog eens uiteengezet en verklaard dat hij zich tijdens de zitting van 8 september 2017 onheus bejegend voelde door de kantonrechter. Verzoeker heeft toegelicht dat de kantonrechter stelde de brief van verzoeker van 5 juli 2017 niet te hebben ontvangen en zij heeft hem belet om ook – zoals reeds in genoemde brief verzocht – hemzelf en mevrouw [getuige] als getuigen te horen. Daar komt bij dat verzoeker na ontvangst van de uitnodiging voor de zitting van 8 september 2017 telefonisch contact met de griffie heeft opgenomen, omdat abusievelijk één in plaats van drie getuigen waren aangekondigd in die uitnodiging.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter berust niet in de wraking. Zij stelt zich op het standpunt dat zij niet partijdig en vooringenomen is en dat door haar evenmin de schijn van vooringenomenheid is gewekt. Voor zover verzoeker in zijn wrakingsverzoek doelt op zijn verzoek op de zitting van 8 september 2017 om zichzelf als getuige te horen, geldt dat de kantonrechter hem direct op die zitting heeft medegedeeld dat verzoeker niet als getuige zal worden gehoord, nu hij dat reeds op de zitting van 4 juli 2017 had moeten aankondigen. De kantonrechter ontkent dat zij heeft gezegd dat verzoeker niet alsnog als getuige wordt gehoord, omdat zij al weet wat de getuige gaat vertellen.

5.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

5.1.
De wrakingskamer stelt voorop dat als uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of een wrakingsverzoek wel of niet tijdig is gedaan artikel 37, eerste lid, Rv geldt, waarin is bepaald dat een verzoek moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden.
5.2.
Het wrakingsverzoek in deze zaak is gegrond op feiten en omstandigheden die zich op de zitting van 8 september 2017 hebben voorgedaan.
5.3.
Het wrakingsverzoek is op 16 oktober 2017 door de wrakingskamer ontvangen, derhalve ruim een maand na bovengenoemde zitting. Die termijn is te lang om het verzoek nog te kunnen aanmerken als ingediend
zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden,als bedoeld in het eerste lid van artikel 37 Rv. Verzoeker had dan ook redelijkerwijs kort na de zitting het verzoek tot wraking kunnen en moeten indienen, mede gelet op de omstandigheid dat de kantonrechter het vonnis al had bepaald, namelijk op 30 oktober 2017.
Verzoeker heeft – ook nadat de wrakingskamer hem daarover nadrukkelijk heeft bevraagd – geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die het voornoemde tijdsverloop tussen de afwijzende beslissing van de kantonrechter op het getuigenverzoek en het indienen van het wrakingsverzoek kunnen rechtvaardigen.
5.4.
De slotsom is dat verzoeker niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer derhalve niet toe.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• belanghebbende p/a de gemachtigde mr. M.W.R. Hoogstraten;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. O. van der Burg, mr. G.P. Verbeek en mr. H.W. Vogels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Noorlander als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2017.