ECLI:NL:RBDHA:2017:16356
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2017 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. drs. J.M.C. Niederer, was gericht tegen kantonrechter mr. M.H. Rochat. De achtergrond van het verzoek ligt in een procedure waarbij verzoeker beroep had ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie met betrekking tot een opgelegde bekeuring. De gemachtigde van verzoeker had verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak, maar dit verzoek werd afgewezen door de kantonrechter. Hierop heeft de gemachtigde op 22 maart 2017 een wrakingsverzoek ingediend, omdat hij vreesde dat de kantonrechter partijdig zou zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 8 mei 2017 zijn zowel verzoeker als zijn gemachtigde niet verschenen, en ook de kantonrechter was afwezig. De kantonrechter heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat het afwijzen van het aanhoudingsverzoek een processuele beslissing is, die niet duidt op partijdigheid. De wrakingskamer heeft vervolgens de argumenten van verzoeker en de kantonrechter beoordeeld.
De wrakingskamer concludeert dat de beslissing van de kantonrechter om het verzoek tot aanhouding niet te honoreren niet onbegrijpelijk was. Verzoeker had voldoende gelegenheid om kennis te nemen van het procesdossier en er was geen rechtens te respecteren belang bij een aanhouding. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.