ECLI:NL:RBDHA:2017:16749

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
6227500 RL EXPL 17-20035
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot indeplaatsstelling door derde in huurkwestie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 september 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Strandweg 39 B.V. (eiseres) en een gedaagde die weigerde mee te werken aan een indeplaatsstelling van de huurovereenkomst met de gemeente. Eiseres vorderde dat de kantonrechter het vonnis zou uitspreken ter vervanging van de handtekening van gedaagde, die niet meewerkte aan de benodigde indeplaatsstelling. Gedaagde voerde als verweer aan dat de koopovereenkomst niet rechtsgeldig tot stand was gekomen en dat dit onderzocht diende te worden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een koopovereenkomst was gesloten, maar dat gedaagde de rechtsgeldigheid daarvan ongemotiveerd had betwist. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres niet toewijsbaar was, omdat deze geen steun vond in de relevante wettelijke bepalingen. Eiseres werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
AN
Zaak/rolnr.: 6227500 RL EXPL 17-20035
Vonnisdatum: 20 september 2017
Vonnis van de kantonrechter ex artikel 254 RV in de zaak van:
De besloten vennootschap Strandweg 39 B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.C. Kerkhoven,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: [gemachtigde]

1.Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 22 augustus 2017;
  • de in het geding gebrachte producties.
Op 6 september 2017 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen namens eiseres [betrokkene] bijgestaan door haar gemachtigde en de gemachtigde van gedaagde. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

2.1
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of niet voldoende gemotiveerd weersproken, mede op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de overgelegde producties, voor zover in dezen van belang, het navolgende vast.
2.2
Tussen partijen is een koopovereenkomst gesloten waarbij gedaagde een horecabedrijf verkocht en geleverd heeft aan eiseres.
2.3
Het horecabedrijf is gelegen op grond van wordt gehuurd van de gemeente.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1
Eiseres vordert na vermindering van eis “dat de kantonrechter het in deze te wijzen vonnis zo redigeert dat het in de plaats komt van de medewerking (handtekening) van gedaagde”.
3.2
Eiseres legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, het navolgende ten grondslag. Gedaagde weigert om mee te werken aan de benodigde indeplaatsstelling op de huurovereenkomst met de gemeente ter zake van de grond. Omdat gedaagde weigert mee te werken vordert eiseres dat haar medewerking niet langer vereist is door deze medewerking (handtekening) te laten vervangen door het te wijzen vonnis van de kantonrechter.
3.3
Gedaagde voert als verweer aan dat de koopovereenkomst niet rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat de totstandkoming van die overeenkomst onderzocht dient te worden.

4.Beoordeling

4.1
Het spoedeisend belang aan de zijde van eiseres is de kantonrechter genoegzaam gebleken, nu – onweersproken – verdere vergunningsverlening aan eiseres volgens haar afhankelijk is van haar hoedanigheid van huurder.
4.2
Voorop moet worden gesteld dat voor toewijzing van de vorderingen eerst plaats is, indien er sprake is van een grote mate van waarschijnlijkheid dat die toewijzing in overeenstemming zal zijn met een oordeel in een bodemprocedure. De kantonrechter dient daarom te beoordelen of de vordering van eisers in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop de toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.
4.3
De kantonrechter overweegt ten aanzien van het verweer van gedaagde als volgt. Tussen partijen is een koopovereenkomst gesloten die is vastgelegd in een notariële akte. Gedaagde heeft de rechtsgeldigheid van die koopovereenkomst ongemotiveerd weersproken zodat de kantonrechter uitgaat van de rechtsgeldigheid van die koopovereenkomst.
4.4
De kantonrechter begrijpt dat eiseres een vonnis wenst waarmee zij de indeplaatsstelling kan realiseren zonder dat gedaagde daar aan meewerkt. Voor zover eiseres haar vordering grondt op artikel 3:296 Burgerlijk Wetboek overweegt de kantonrechter als volgt. Een rechtsplicht moet worden nagekomen, daartoe kan hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten worden veroordeeld. Op degene die de vordering instelt rust de stelplicht en de bewijslast omtrent het bestaan van de verplichting om te geven, te doen of na te laten. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat zij (naar de kantonrechter begrijpt: door het sluiten van de koopovereenkomst) [gedaagde] is opgevolgd in diens rechten jegens de gemeente, maar uit het verweer van [gedaagde] volgt dat zij dat bestrijdt. Uit de in de notariële akte, waarin de koopovereenkomst is opgenomen, en waarnaar eiseres verwijst, blijkt niet sprake is van de verplichting van gedaagde jegens eiseres om mee te werken aan een indeplaatsstelling. Op grond van laatstgenoemd artikel is de vordering van eiseres dan ook niet toewijsbaar.
4.5
Voor zover eiseres haar vordering heeft beoogd te gronden op artikel 7:307 Burgerlijk Wetboek overweegt de kantonrechter dat slechts de huurder, in dit geval gedaagde, kan vorderen om gemachtigd te worden om een derde als huurder in zijn plaats te stellen. Ook op grond van dit artikel is de vordering van eiseres niet toewijsbaar.
4.6
Nu de vordering van eiseres voorts geen steun vindt in enige wettelijke bepaling, zal de kantonrechter de vordering van eiseres af moeten wijzen.
4.7
Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit kortgeding.

5.Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eiseres in de kosten van de procedure, tot hiertoe aan de zijde van gedaagde vastgesteld op € 100,-, als noodzakelijke verletkosten;
Dit vonnis is gewezen door mr. O. van der Burg, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 september 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.