Uitspraak
Rechtbank Den Haag
eisende partij in conventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
1.Het verdere verloop van de procedure
- het tussenvonnis van 13 september 2017;
- de akte van [eiser] .
2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie
4 november 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:4585, r.o. 3.14) heeft het hof Amsterdam overwogen dat het de individuele afnemer, die tijdig een opt-out verklaring heeft afgelegd, niet regardeert dat de Stichting Eegalease in het kader van de schikking (uitmondend in de WCAM-overeenkomst) afstand heeft gedaan van alle rechten en vorderingen die inzet waren van de betrokken collectieve procedure, juist omdat de afnemer heeft verklaard niet aan deze Duisenbergregeling gebonden te willen zijn. Deze overweging en beslissing worden hier overgenomen. In het arrest van 25 november 2014 (rechtsoverweging 3.10.5, ECLI:NL:GHSHE:2014:4956) heeft het hof Den Bosch overwogen dat de hier bedoelde afstand van recht door Stichting Eegalease ook geldt voor het recht (van de afnemer) een beroep te doen op de in de brief van Stichting Eegalease van 29 januari 2003 en de in de dagvaarding van Stichting Eegalease van 13 maart 2003 vervatte vernietiging van de effectenleaseovereenkomsten. Dit laatste doet echter niet af aan het feit dat uit bovengenoemde beslissing van de Hoge Raad volgt dat het instellen van de betreffende collectieve actie stuitende werking heeft ten aanzien van de verjaring van de bevoegdheid om nadien (alsnog) een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring af te leggen. In die zin oordeelt ook het hof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 19 april 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:3085):
25 januari 2007 definitief is komen vast te staan wat de uitkomst is geweest van de hiervoor bedoelde collectieve actie, en dat een belanghebbende pas op dat moment wist waar hij aan toe was.
r.o. 3.4.2 bedoelde effectieve en efficiënte rechtsbescherming van de belanghebbende onvoldoende is gewaarborgd.