Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam], eiser,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2017.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 januari 2017 uitspraak gedaan in de bodemzaak van een Afghaanse minderjarige, eiser, die een asielaanvraag had ingediend. Eiser, geboren op een onbekende datum en behorend tot de Hazara bevolkingsgroep, had op 29 december 2015 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat het asielrelaas van eiser als ongeloofwaardig werd beschouwd. Eiser had geen documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn relaas en zijn verklaringen werden als vaag en ongerijmd beoordeeld.
De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte had gesteld dat eiser geen documenten had overgelegd, aangezien eiser op jonge leeftijd uit Afghanistan was vertrokken en samen met zijn moeder reisde. Echter, de rechtbank vond dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geconcludeerd dat het asielrelaas ongeloofwaardig was. De rechtbank wees op inconsistenties in de verklaringen van eiser, zoals de omstandigheden rondom de moord op zijn vader en het gedrag van zijn oom. Eiser had niet voldoende gedetailleerde verklaringen kunnen geven over de gebeurtenissen die hij had meegemaakt.
Daarnaast werd het beroep van eiser op de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan niet gehonoreerd, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen uitzonderlijke situatie was die een reëel risico op ernstige schade zou opleveren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning asiel of regulier op grond van het AMV-beleid. De uitspraak werd gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, in aanwezigheid van griffier mr. A.A. Dijk.