ECLI:NL:RBDHA:2017:2240
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Handhaving van een last onder dwangsom voor strijdig gebruik van agrarische gronden in Westland
Op 7 maart 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland. De zaak betreft de handhaving van een last onder dwangsom die aan de eiser was opgelegd wegens het gebruik van zijn percelen in strijd met het bestemmingsplan. Eiser, eigenaar van de percelen, was gelast om het gebruik voor het houden en stallen van paarden te staken en de aanverwante voorzieningen te verwijderen, bij gebreke waarvan hij een dwangsom van € 3.000,-- per overtreding zou verbeuren, met een maximum van € 15.000,--. Eiser heeft tegen het besluit van de gemeente bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de percelen bestemd zijn voor agrarische glastuinbouw en dat het houden van paarden in strijd is met deze bestemming. Eiser voerde aan dat hij een omgevingsvergunning had voor de paardenstal en dat het gebruik van de percelen al geruime tijd bestond, maar de rechtbank oordeelde dat er geen omgevingsvergunning was verleend voor het gebruik van de schuur als paardenstal. Bovendien was het gebruik van de percelen voor het houden van paarden in strijd met de bestemmingsplannen die van toepassing waren.
De rechtbank concludeerde dat er geen concreet zicht op legalisatie was en dat handhaving in het algemeen belang was. Eiser kon geen geslaagd beroep doen op het vertrouwensbeginsel, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen waren gedaan door de gemeente. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de rechtmatigheid van de opgelegde dwangsommen en de handhaving door de gemeente.