In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] B.V. en het bestuur van de Nederlandse Emissieautoriteit. De zaak betreft een bestuurlijke boete die aan eiser is opgelegd vanwege een fout in de rapportage van CO2-emissies over het jaar 2013. Eiser had een omissie begaan door de daggemiddelde uurwaarde van de CO2-emissie voor de bronstroom fakkels niet te vermenigvuldigen met 24, wat leidde tot een onderschatting van de totale uitstoot. De totale uitstoot bleek 1.994.474 ton CO2 te zijn, terwijl eiser slechts 1.944.366 ton had opgegeven, wat resulteerde in een verschil van 50.108 ton CO2.
De Nederlandse Emissieautoriteit legde een bestuurlijke boete op van € 247.048,-, die later werd herberekend naar € 205.873,- na het ongegrond verklaren van een bezwaar. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 17 januari 2017 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden, en zijn ook enkele medewerkers van eiser en een verificateur van DNV GL aanwezig geweest.
De rechtbank heeft overwogen dat de opgelegde boete terecht was, maar dat de motivering voor de hoogte van de boete ondeugdelijk was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omissie een beduidend onjuiste opgave betrof en dat eiser als overtreder kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de hoogte van de boete uiteindelijk vastgesteld op € 150.000,- en het bestreden besluit vernietigd voor zover het de hoogte van de boete betreft. Eiser heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten zijn vastgesteld op € 990,-.