7.1.Uit het besluit op bezwaar blijkt dat daarbij, evenals bij het boetebesluit, voor de berekening van de aan [appellante] opgelegde boete niet is uitgegaan van de op dat moment door de NEa toegepaste berekeningsmethode, waarbij met name het effect van de overtreding van bepalend belang is voor de hoogte van de op te leggen boete, maar nog van de voorheen toegepaste berekeningsmethode, waarbij de omvang van de emittent in belangrijke mate bepalend was. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de NEa onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bij de berekening van de aan [appellante] opgelegde boete het variabele bedrag van € 132.249,04 is betrokken, hoewel daarmee ook volgens de NEa teveel waarde wordt gehecht aan de totale omvang van de emissies van [appellante]. De rechtbank heeft terecht in deze omstandigheid aanleiding gezien de boete te verlagen.
8. Gelet op hetgeen onder 5.4 is overwogen, is het hoger beroep van [appellante] gegrond. Het incidenteel hoger beroep van de NEa is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd, voor zover de rechtbank de hoogte van de boete op € 150.000,00 heeft vastgesteld.
De Afdeling ziet in de onder 5.4 vermelde omstandigheden aanleiding om de hoogte van de boete op € 75.000,00 vast te stellen, zijnde het door de rechtbank vastgestelde boetebedrag van € 150.000,00 waarop een vermindering van 50% is toegepast.
De aangevallen uitspraak wordt voor het overige bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
9. De NEa dient ten aanzien van [appellante] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep van [appellante] gegrond;
II. verklaart het incidenteel hoger beroep van het bestuur van de Nederlandse Emissieautoriteit ongegrond;
III. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 maart 2017 in zaak nr. 16/5796, voor zover de rechtbank de hoogte van de boete op € 150.000,00 heeft vastgesteld;
IV. bevestigt die uitspraak voor het overige;
V. stelt de hoogte van de boete vast op € 75.000,00;
VI. veroordeelt het bestuur van de Nederlandse Emissieautoriteit tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat het bestuur van de Nederlandse Emissieautoriteit aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. H. Bolt, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. De Wilde
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2018