Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 maart 2017;
- de akte overlegging producties van de zijde van [eiser] ingekomen ter griffie op 2 maart 2017, met productie 1 tot en met 25;
- de akte overlegging producties tevens voorwaardelijke eis in reconventie tot zekerheidstelling van de zijde van Naturalis ingekomen ter griffie op 3 maart 2017, met productie 1 tot en met 5;
- de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie van de zijde van [gedaagde sub 2] ingekomen ter griffie op 3 maart 2017, met 1 productie;
- het e-mailbericht van de zijde van [eiser] ingekomen ter griffie op 5 maart 2017, met producties 26a en 26b (kostenopgaven en specificaties);
- de akte overlegging producties van de zijde van Naturalis ingekomen ter griffie op 5 maart 2017, met productie 6 tot en met 11;
- het kostenoverzicht van de zijde van Naturalis ingekomen ter griffie op 5 maart 2017, met productie 12;
- het aanvullend kostenoverzicht van de zijde van Naturalis ingekomen ter griffie op 6 maart 2017;
- de mondelinge behandeling van 6 maart 2017 en de ter gelegenheid daarvan door [eiser] , Naturalis en [gedaagde sub 2] overgelegde pleitnotities.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bevoegdheid
‘juridisch novum’), maakt niet dat sprake is van een zodanige misslag. Daarnaast hebben partijen evenmin aangevoerd dat sprake zou zijn van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter tot een andere beslissing zou zijn gekomen wanneer hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest. Van een uitzondering als bedoeld in r.o. 4.8. is daarom geen sprake, zodat het vonnis van de rechtbank in dit kort geding als leidraad geldt. [4]