ECLI:NL:RBDHA:2017:3442

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2017
Publicatiedatum
5 april 2017
Zaaknummer
C-09-496735-HA RK 15-423
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voortzetting van voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure met gedetineerden in Thailand

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben verzoekers, beiden gedetineerd in Thailand, een verzoek ingediend om zichzelf als getuigen te laten horen in een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van 3 maart 2016, waarin een voorlopig getuigenverhoor was bevolen. De verzoekers hebben schriftelijke berichten ingediend waarin zij hun wens om te getuigen onderbouwen, met de stelling dat zij relevante informatie kunnen verstrekken over hun situatie en de schade die zij hebben geleden.

De Staat der Nederlanden, als verweerder, heeft zich verzet tegen het horen van de verzoekers, zowel op inhoudelijke als praktische gronden. De Staat wijst erop dat een verzoek om de heer [verzoeker] in Thailand te horen is afgewezen en dat er geen toestemming zal worden gegeven voor enig verhoor zolang het strafrechtelijk onderzoek tegen hem loopt. De rechter-commissaris heeft de verzoekers in de gelegenheid gesteld om hun standpunt toe te lichten en heeft de relevante juridische kaders uiteengezet, waaronder de mogelijkheid om getuigen te horen op verzoek van de partijen.

De rechter-commissaris heeft uiteindelijk besloten om de verzoekers toe te staan zichzelf als getuigen te laten horen, maar heeft het voorlopig getuigenverhoor aangehouden tot 10 mei 2017. Dit besluit is genomen met inachtneming van de goede procesorde en de noodzaak om eerst de Thaise autoriteiten te benaderen voor medewerking aan de verhoren. De rechter-commissaris heeft benadrukt dat de situatie van de verzoekers en de voortgang van de procedure nauwlettend in de gaten gehouden moeten worden, en dat de partijen op de hoogte moeten worden gehouden van de ontwikkelingen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/496735 / HA RK 15-423
Beschikking van de rechter-commissaris van 23 maart 2017
in de zaak van
[verzoeker] EN
[verzoekster] ,
beiden thans gedetineerd in Thailand,
verzoekers,
advocaat mr. M. van Weeren LLM te Amsterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Zetelende te Den Haag,
verweerder,
advocaat mr. C.M. Bitter te Den Haag.

1.De procedure

Nadat het bij beschikking van 3 maart 2016 bevolen voorlopig getuigenverhoor na afloop van het verhoor van 23 januari 2017 voor twee weken pro forma was aangehouden voor beraad aan de zijde van verzoekers, heeft de rechter-commissaris schriftelijke berichten van verzoekers ontvangen, gedateerd 13 februari, 23 februari, 2 maart en 8 maart 2017, alsmede schriftelijke berichten van verweerder van 17 februari en 3 maart 2017.

2.De beoordeling

2.1.
Verzoekers zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de door hen gewenste voortzetting van het voorlopig getuigenverhoor. Zij hebben verzocht om een verhoor van henzelf (als partijgetuigen) en wel in Nederland. Zij stellen te kunnen verklaren over hetgeen hen door de Thaise autoriteiten is voorgehouden op punten die voor de beoordeling van een eventueel te entameren bodemzaak van belang zouden kunnen zijn en over de door hen geleden en te lijden schade.
2.2.
De Staat heeft zich zowel op inhoudelijke als op praktische gronden verzet tegen het horen van verzoekers als getuigen. Hij wijst erop dat een in strafrechtelijk verband gedaan verzoek om de heer [verzoeker] in Thailand te horen is afgewezen en dat de liaison officer te kennen is gegeven, dat zolang het strafrechtelijk onderzoek tegen [verzoeker] in Thailand loopt, er geen toestemming zal worden gegeven voor enig verhoor van [verzoeker] , ongeacht in welke hoedanigheid hij verhoord zou moeten worden. Voorts stelt de Staat zich op het standpunt dat een verhoor van verzoekers niet zinvol is, gezien het doel van het voorlopig getuigenverhoor, namelijk het inschatten van de kansen in een eventuele civiele bodemprocedure. De eigen verklaringen zijn immers al bekend bij verzoekers.
2.3.
De rechter-commissaris begrijpt dat verzoekers hem vragen om “een (onmiddellijk uitvoerbare) rechterlijke beslissing verzoekers als getuige te (doen) horen”.
De rechter-commissaris stelt in dit verband het navolgende voorop.
Nadat de (voorzieningen)rechter op grond van artikel 186 Rv een voorlopig getuigenverhoor heeft bevolen, bestaat de mogelijkheid de rechter-commissaris te verzoeken niet in het verzoekschrift genoemde getuigen te horen. De rechter-commissaris dient dit verzoek vervolgens toe te staan binnen de grenzen die de Hoge Raad in het arrest Boekhoorn/Cyrte (HR 16 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU3922) heeft getrokken, waarna de verzoekende partij de betreffende getuigen kan oproepen tegen een bepaalde zittingsdatum. Het is aan partijen bewijs bij te brengen, zodat beide partijen in beginsel zelf moeten kunnen bepalen welke getuigen zij willen laten horen. Het is dus niet de rechter-commissaris die dit bepaalt. Door partijen voorgebrachte getuigen worden in beginsel gehoord.
2.4.
De in genoemd arrest getrokken grenzen komen er in het kort op neer dat de rechter-commissaris een dergelijk verzoek slechts mag weigeren “indien onder de gegeven omstandigheden de goede procesorde in verband met de bij zijn beslissing betrokken belangen zulks eist”, waaronder begrepen het belang van een doelmatige en voortvarende rechtspleging. De wet sluit voorts niet uit dat in het kader van een voorlopig getuigenverhoor een verzoeker op eigen verzoek als getuige wordt gehoord (vgl. het proefschrift “Het voorlopig getuigenverhoor” uit 2015 van G.E. Groot, nrs. 144 en 201).
2.5.
De hoedanigheid van verzoekers staat dus naar het oordeel van de rechter-commissaris niet aan een verhoor als getuige in de weg, terwijl voorts aannemelijk is gemaakt dat zij mogelijk relevante verklaringen zullen kunnen afleggen. De rechter-commissaris staat verzoekers dan ook toe zichzelf als getuigen te laten horen. Van enig daaromtrent te geven bevel van de rechter-commissaris of een onmiddellijk uitvoerbare beslissing verzoekers te (doen) horen kan echter, gezien het hierboven uiteengezette kader, geen sprake zijn. Dat gaat de bevoegdheden van de rechter-commissaris te buiten. Daarbij is van belang dat een bevel ex artikel 172 Rv in dit geval, waarin verzoekers in Thailand zijn gedetineerd, niet aan de orde kan zijn. Voorts geldt dat van een bevel tot een comparitie van partijen als bedoeld in artikel 191, eerste lid, Rv, gecombineerd met een bevel ex artikel 87, tweede lid, Rv, zoals verzoekers bepleiten, thans geen sprake kan zijn. Nog daargelaten of een dergelijk bevel tot het door verzoekers gewenste resultaat zal kunnen leiden
- overbrenging naar Nederland - overweegt de rechter-commissaris dat de enquête nog niet afgelopen is en de rechter-commissaris voornemens is toe te staan dat “ […] ” en mr. [A] in de contra-enquête zullen worden gehoord.
2.6.
Naar aanleiding van de in bovengenoemde schriftelijke berichten gevoerde discussie over de vraag of een verhoor praktisch gezien tot de mogelijkheden behoort, overweegt de rechter-commissaris dat thans (nog) niet afdoende kan worden vastgesteld dat op afzienbare termijn te houden verhoren in enige vorm onmogelijk zijn gebleken waardoor de goede procesorde eist dat van de verhoren dient te worden afgezien. Eerst dient namelijk de (de beslissing in deze) beschikking aan de Thaise autoriteiten te worden doorgeleid.
De rechter-commissaris verzoekt de Staat daarvoor (eventueel via de liaison officer) op zo kort mogelijke termijn zorg te dragen. Eerst bij een daarop volgende concrete (beslissing houdende) weigering van deze autoriteiten elke medewerking te verlenen aan dergelijke verhoren in welke vorm dan ook (dus niet alleen aan een verhoor in Nederland, maar aan een verhoor met gebruik van bijvoorbeeld een video/skype-verbinding), althans het uitblijven van zulke medewerking, zou de situatie kunnen ontstaan dat omwille van de goede procesorde van het horen van verzoekers dient te worden afgezien. Bij het uitblijven van een concrete schriftelijke beslissing van de Thaise autoriteiten is voor een dergelijke beslissing dan tenminste een adequate en concrete schriftelijke verslaglegging van de gang van zaken (waaronder de naam/functie van de aangezochte autoriteit) benodigd van degene die het verzoek heeft doorgeleid.
2.7.
Indien [verzoeker] en/of [verzoekster] op afzienbare termijn toch nog in Nederland in het kader van een (regiezitting in een) Nederlandse strafzaak zal / zullen worden gehoord en een aansluitend getuigenverhoor tot de mogelijkheden behoort, dan zal de rechter-commissaris zijn agenda daarop aanpassen en hij zal dat dan ook van de advocaten van partijen verlangen.
2.8.
De rechter-commissaris zal het voorlopig getuigenverhoor aanhouden tot 10 mei 2017, voor welke datum hij door partijen op de hoogte dient te worden gesteld over de voortgang.

3.De beslissing

De rechter-commissaris
staat verzoekers toe zichzelf als getuigen te laten horen ten overstaan van de rechter-commissaris;
houdt het voorlopig getuigenverhoor aan tot 10 mei 2017, voor welke datum hij door partijen op de hoogte dient te worden gesteld over de voortgang.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op
23 maart 2017.