ECLI:NL:RBDHA:2017:3442
Rechtbank Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voortzetting van voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure met gedetineerden in Thailand
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben verzoekers, beiden gedetineerd in Thailand, een verzoek ingediend om zichzelf als getuigen te laten horen in een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van 3 maart 2016, waarin een voorlopig getuigenverhoor was bevolen. De verzoekers hebben schriftelijke berichten ingediend waarin zij hun wens om te getuigen onderbouwen, met de stelling dat zij relevante informatie kunnen verstrekken over hun situatie en de schade die zij hebben geleden.
De Staat der Nederlanden, als verweerder, heeft zich verzet tegen het horen van de verzoekers, zowel op inhoudelijke als praktische gronden. De Staat wijst erop dat een verzoek om de heer [verzoeker] in Thailand te horen is afgewezen en dat er geen toestemming zal worden gegeven voor enig verhoor zolang het strafrechtelijk onderzoek tegen hem loopt. De rechter-commissaris heeft de verzoekers in de gelegenheid gesteld om hun standpunt toe te lichten en heeft de relevante juridische kaders uiteengezet, waaronder de mogelijkheid om getuigen te horen op verzoek van de partijen.
De rechter-commissaris heeft uiteindelijk besloten om de verzoekers toe te staan zichzelf als getuigen te laten horen, maar heeft het voorlopig getuigenverhoor aangehouden tot 10 mei 2017. Dit besluit is genomen met inachtneming van de goede procesorde en de noodzaak om eerst de Thaise autoriteiten te benaderen voor medewerking aan de verhoren. De rechter-commissaris heeft benadrukt dat de situatie van de verzoekers en de voortgang van de procedure nauwlettend in de gaten gehouden moeten worden, en dat de partijen op de hoogte moeten worden gehouden van de ontwikkelingen.