ECLI:NL:RBDHA:2017:3802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2017
Zaaknummer
C-09-527478-KG ZA 17-232
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van voetbalvereniging tot ontruiming van sportvelden na beëindiging huurovereenkomst en huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Leiden en de voetbalvereniging Groene Hart Combinatie (G.H.C.). De Gemeente vorderde de ontruiming van sportvelden die aan GHC in gebruik waren gegeven, omdat partijen overeenstemming hadden bereikt over de beëindiging van de huurovereenkomst. GHC had al geruime tijd een huurachterstand van meer dan € 80.000,-- en had geen (voetbal)spelende leden meer. De rechtbank oordeelde dat de huurovereenkomst per 1 juli 2016 was geëindigd, en dat GHC het gehuurde zonder recht of titel bleef gebruiken. De Gemeente had de huurovereenkomst op goede gronden ontbonden en GHC werd veroordeeld om het gehuurde binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Tevens werd GHC veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank zijn begroot op € 1.538,13, te vermeerderen met wettelijke rente. De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/527478 / KG ZA 17-232
Vonnis in kort geding van 12 april 2017
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LEIDEN,
zetelend te Leiden,
eiseres,
advocaat mr. R. Lever te Leiden,
tegen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
GROENE HART COMBINATIE (G.H.C.),
gevestigd te Leiden,
gedaagde,
in persoonverschenen (gevolmachtigde: mr. [gevolmachtigde] , [adres 1] ,
[postcode+plaats] ).
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als 'de Gemeente' en 'GHC'.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties;
- de brief van de Gemeente van 20 maart 2017, met bijlagen;
- de brief van GHC van 21 maart 2017, met bijlagen;
- de op 22 maart 2017 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is de zaak pro forma aangehouden tot 8 april 2017 om partijen in de gelegenheid te stellen het geschil in onderling overleg te beëindigen. Bij brieven van 3 en - in reactie op de brief van GHC van 4 april 2017 - 5 april 2017 heeft de Gemeente de voorzieningenrechter gevraagd vonnis te wijzen. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding - als niet, dan wel onvoldoende weersproken - van het volgende uitgegaan.
2.1.
GHC is een voetbalvereniging.
2.2.
GHC heeft met de Gemeente huurovereenkomsten gesloten met betrekking tot een drietal sportvelden, met bijbehorende voorzieningen, aan de [adres 2] te [plaats] (hierna 'het gehuurde').
2.3.
Op de huurovereenkomsten zijn van toepassing de "Algemene bepalingen voor het gebruik van gemeentelijke sportparken". Voor zover hier van belang luiden deze:
"DUUR
5.1
De huurovereenkomst heeft een duur van maximaal één jaar, de looptijd is afhankelijk van het sportseizoen:
- voetbal, korfbal, rugby, handbal 1 juli t/m 30 juni
(…)
De huurovereenkomst eindigt van rechtswege op de genoemde einddata door het verstrijken van de termijn zonder dat opzegging is vereist."
2.4.
GHC is al vanaf haar oprichting in 2003 in gebreke met de betaling van de huurpenningen en de aan de Gemeente verschuldigde kosten van energie en water. De afgelopen jaren hebben partijen daarover verschillende keren overleg gevoerd, waarbij ook betalingsregelingen zijn voorgesteld en afgesproken, maar vervolgens niet werden nagekomen door GHC.
2.5.
Bij brief van 13 juli 2016 heeft de Gemeente - onder meer - het volgende bericht aan GHC:
"Naar aanleiding van het overleg van 23 juni 2016 deel ik u het volgende mee.
In genoemd overleg heeft de gemeente vastgesteld dat het openstaande saldo per 20 juni 2016 € 75.742,16 bedraagt, terwijl er geen zicht meer is op aflossing daarvan.
In het overleg zijn de gemeente en het bestuur van GHC gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat gezien de huidige financiële en sportieve situatie van GHC er geen toekomst meer is voor deze vereniging.
De huidige overeenkomst voor het in gebruik geven van sportvelden is op 30 juni 2016 van rechtswege vervallen. De gemeente zal geen nieuwe overeenkomst met de vereniging aangaan.
(…)
De volgende uitgangspunten worden gehanteerd om tot een uiteindelijke schuldafhandeling te kunnen komen.
1. Beide partijen stellen zich constructief op en gaan de komende periode met elkaar in gesprek over de afwikkeling van de schuldpositie en de positie van het vastgoed (clubhuis, lichtmasten en jeugdhonk).
(…)."
2.6.
Op 1 september 2016 heeft de Gemeente GHC uitgenodigd voor een overleg op 16 september 2016 over een definitieve schuldafhandeling. Dat overleg heeft ook plaatsgevonden. Het daarvan opgemaakte conceptverslag heeft de Gemeente op 21 september 2016 toegezonden aan GHC. Voor zover hier van belang vermeldt het concept:
"Rob Lever(voorzieningenrechter: de advocaat van de Gemeente)
stelt vast dat de huurovereenkomst tussen de gemeente en GHC met betrekking tot de velden en de opstallen per 1 juli 2016 is beëindigd en stelt vast dat GHC nog een huurschuld aan de gemeente heeft van circa € 80.000,--."
2.7.
In reactie daarop heeft GHC - bij e-mailbericht van 22 september 2016 - het volgende medegedeeld aan de Gemeente:
"Dank voor het verslag. Ik mis nog twee zaken in het verslag welke wij hebben aangegeven welke niet staan benoemd in de opsomming en welke in eigendom zijn van GHC.
  • 2 kleedkamers
  • Massageruimte
Indien dit nog kan worden toegevoegd akkoord."
2.8.
Vervolgens heeft de Gemeente het verslag van het overleg van 16 september 2016 voor wat betreft die twee, door GHC aangegeven, kwesties direct aangepast, waarna GHC op 22 september 2016 - per e-mail - heeft laten weten akkoord te gaan met het verslag.
2.9.
Bij brief van 21 februari 2017 heeft de Gemeente de huurovereenkomst - voor zover deze niet al per 1 juli 2016 is geëindigd - ontbonden wegens ernstige wanprestatie, aangezien de huurachterstand per 1 juli 2016 meer dan € 80.000,-- bedraagt. GHC is daarbij gesommeerd het gehuurde vóór 1 maart 2017 te ontruimen. GHC heeft aan dit laatste geen gehoor gegeven.
2.10.
GHC heeft thans geen (voetbal)spelende leden meer; deze zijn - voor zover actief gebleven - overgestapt naar andere voetbalverenigingen.

3.Het geschil

3.1.
De Gemeente vordert - zakelijk weergegeven - GHC te veroordelen om het gehuurde binnen vijf dagen na de betekening van het te wijzen vonnis te ontruimen, met veroordeling van GHC in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voert de Gemeente - samengevat - het volgende aan.
GHC maakt nog steeds gebruik van het gehuurde, terwijl de huurovereenkomst al is geëindigd per 1 juli 2016 met wederzijds goedvinden, dan wel wegens het verstrijken van de termijn (van een jaar) waarvoor deze was aangegaan. GHC occupeert het gehuurde dus zonder recht of titel. Voor zover de huurovereenkomst nog niet is geëindigd op 1 juli 2016 heeft de Gemeente deze op goede gronden ontbonden bij brief van 21 februari 2017. De omvang van de huurachterstand van ruim € 80.000,-- rechtvaardigt die ontbinding. Ook om deze reden is GHC gehouden het gehuurde leeg en ontruimd aan de Gemeente op te leveren.
3.3.
GHC voert gemotiveerd verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Uit de hiervoor onder 2.6 tot en met 2.8 vermelde stukken volgt onmiskenbaar dat tussen partijen overeenstemming is bereikt over de beëindiging van de huurrelatie tussen partijen per 1 juli 2016, zijnde het moment waarop de van 1 juli 2015 tot en met 30 juni 2016 van kracht zijnde huurovereenkomst tussen partijen verliep. Immers, blijkens het daarvan opgemaakte verslag is op het overleg tussen partijen van 16 september 2016 vastgesteld dat de huurovereenkomst op 1 juli 2016 is geëindigd, met welke vaststelling GHC - blijkens haar onder 2.7 en 2.8 vermelde e-mailberichten van 22 september 2016 - akkoord is gegaan. Gesteld noch gebleken is dat GHC in dat kader niet deugdelijk werd vertegenwoordigd. De eventuele omstandigheid dat een en ander niet goed is gecommuniceerd binnen (het bestuur van) GHC, zoals GHC thans aanvoert, kan de Gemeente niet worden tegengeworpen. Voor zover GHC zich op het standpunt stelt dat partijen in het kader van de beëindiging van de huurovereenkomst hebben afgesproken dat de Gemeente alle (financiële) verplichtingen van GHC zou overnemen, moet daaraan - in het beperkte bestek van dit kort geding - worden voorbijgegaan, nu de Gemeente dat gemotiveerd betwist en de juistheid van die stelling geen enkele steun vindt in de processtukken. Ook het - door de Gemeente gemotiveerd bestreden - verweer van GHC dat partijen een huurovereenkomst zouden zijn aangegaan tot 2025 wordt verworpen, nu GHC zich in dat verband enkel beroep op een niet-ondertekende overeenkomst.
4.2.
Het voorgaande betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat de huurovereenkomst tussen partijen is geëindigd per 1 juli 2016, zodat GHC geen aanspraak meer kan maken op het voortdurende gebruik van het gehuurde en dient zij dat zo spoedig mogelijk te ontruimen. De vordering van de Gemeente zal dan ook worden toegewezen.
4.3.
Voor de goede orde wordt - ten overvloede - nog opgemerkt dat de vordering ook voor toewijzing in aanmerking zou zijn gekomen indien niet had moeten worden aangenomen dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de beëindiging van de huurovereenkomst per 1 juli 2016. GHC heeft de door de Gemeente gestelde huurachterstand van ruim € 80.000,-- niet betwist, zodat deze voor juist moet worden gehouden. Een dergelijke achterstand rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst zonder meer.
4.4.
GHC zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt GHC om (i) het gehuurde (bestaande uit een drietal sportvelden, een jeugdhonk, een clubgebouw en kleedkamers, zoals aangegeven in productie 29 van de Gemeente) binnen vijf dagen na de betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen onder afgifte van de sleutels en alles wat verder tot het gehuurde behoort en (ii) het gehuurde in behoorlijke staat op te leveren en ter algehele beschikking te stellen van de Gemeente;
5.2.
veroordeelt GHC in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Gemeente begroot op € 1.538,13, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 618,-- aan griffierecht en € 104,13 aan dagvaardingskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het uitspreken van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2017.
jvl