ECLI:NL:RBDHA:2017:4241

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
09/818375-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak door meerderjarige samen met anderen, ontkenning van betrokkenheid

Op 13 april 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1998, die beschuldigd werd van woninginbraak in Waddinxveen op 15 juli 2016. De verdachte werd ervan beschuldigd samen met anderen een kluis met inhoud te hebben weggenomen uit een woning. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 30 maart 2017, waarbij de officier van justitie, mr. G. Sannes, de verdachte beschuldigde van het medeplegen van diefstal. De verdachte ontkende de inbraak te hebben gepleegd en stelde dat hij die nacht met vrienden was. De rechtbank heeft de verklaringen van de verbalisanten en de camerabeelden in overweging genomen. De verbalisanten hadden de verdachte en zijn medeverdachten in de buurt van de woning gezien en hadden papieren aangetroffen die afkomstig waren van de woninginbraak. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak, ondanks zijn ontkenning. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal in vereniging, en legde een jeugddetentie op van 60 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een leerstraf van 20 uren te ondergaan. De benadeelde partij, [slachtoffer 2], diende een vordering in voor schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/818375-16
Datum uitspraak: 13 april 2017
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [adres 1] op [geboortedatum] 1998,
[adres 2] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 30 maart 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Sannes en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2016 te Waddinxveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning gelegen aan de [adres 3] :
- een kluis (met inhoud);
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [broer slachtoffer] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen kluis (met inhoud) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het openbreken van een schuifpui en/of een garagedeur en/of
inklimming via een raam.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte zich op 15 juli 2016 te Waddinxveen, al dan niet samen met een ander of anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd schuldig heeft gemaakt aan een inbraak in de woning aan [adres 3]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit heeft begaan, in vereniging gepleegd.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van zijn standpunt aangevoerd dat de verdachte, gelet op de bevindingen van de [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , in de nacht van 15 juli 2016 op meerdere tijdstippen is gezien samen met twee andere jongens. Omstreeks 05.15 uur die nacht zagen genoemde verbalisanten dat drie jongens aan de rechterzijde van het tunneltje onder het spoor liepen en dat een persoon met een grijze jas iets in de struiken gooide. Dat bleken papieren te zijn die van een woninginbraak aan [adres 3] afkomstig waren. Even later, om 05.50 uur, zagen verbalisanten dezelfde drie jongens weer lopen en werd - na een korte achtervolging - de verdachte aangehouden. [verbalisant 1] herkent de verdachte als zijnde de jongen die de papieren in de struiken heeft gegooid.
Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad hoeft, aldus de officier van justitie, de feitelijke rol van de verdachte bij de woningbraak niet te worden vastgesteld, maar moet slechts vast staan dat er sprake is geweest van een samenwerking.
Nu de verdachte geen aannemelijke en verifieerbare verklaring heeft gegeven, mede gelet op de omstandigheid dat de verdachte kort na de inbraak is aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij de woninginbraak duiden, kan - aldus de officier van justitie - wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de verdachte de woninginbraak samen met anderen heeft gepleegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit.
Hij heeft hiertoe gesteld dat de verdachte ontkent de woninginbraak te hebben gepleegd en ook ontkent dat hij die nacht diverse malen door de verbalisanten is gezien. De verdachte heeft geen papieren weggegooid. Er zijn op deze papieren ook geen vingerafdrukken van de verdachte aangetroffen. Bij de waarneming van de verbalisanten, die in het donker plaatsvond, terwijl zij in de auto door een tunnel reden en zij de jongens kennelijk van achteren hebben gezien, kunnen - aldus de raadsman - vraagtekens worden gezet. Uit de overige bewijsmiddelen kan voorts niet worden opgemaakt dat de verdachte in de woning aanwezig is geweest: de kleding en de schoenen van de verdachte die hij aanhad ten tijde van zijn aanhouding, komen niet overeen met de kleding die te zien is op de camerabeelden. Als de verdachte al betrokken zou zijn geweest, zou hem hooguit heling van gestolen spullen verweten kunnen worden, aldus de raadsman. Voor enig aandeel in het ten laste gelegde delict ontbreekt het bewijs.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Op 15 juli 2017 omstreeks 00:20 uur zagen [verbalisant 3] en [verbalisant 1] meerdere personen in de omgeving van de [adres 3] in Waddinxveen lopen. Een van hen was gekleed in een opvallende witte sweater. [verbalisant 1] besloot de personen te volgen en haalde op het politiebureau een dienstfiets op. [verbalisant 1] fietste naar de [adres 3] en zag omstreeks 00:30 uur een persoon achteruit een brandgang instappen. Deze persoon had dezelfde opvallende witte sweater aan. [verbalisant 1]
besloot de persoon onopvallend van achteren te benaderen. Hij had zich verdekt opgesteld en liep de brandgang uit toen hij voetstappen zijn richting op hoorde komen. Hij stond oog in oog met de persoon, die hij herkende als [naam 1] . Laatstgenoemde schrok en rende hard weg. [verbalisant 1] zette de achtervolging in en zag in zijn ooghoek nog drie personen wegrennen. Hij verloor de personen uit het oog op de [adres 4] .
Omstreeks 05:15 uur diezelfde nacht zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] wederom drie jongens lopen aan de rechterzijde van het tunneltje voor het spoor. Ze zagen dat het getinte jongens waren, waarvan er één gekleed was in een opvallende witte sweater. [verbalisant 1]
herkende deze jongen als [naam 1] . Eén van de andere jongens droeg een blauwe trainingbroek en een kort zwart/grijs jack en de ander had een donkerblauw jack aan.
De verbalisanten zagen dat persoon met het grijs/zwarte jack iets weg gooide in de struiken achter het hek bij de spoorbaan. De verbalisanten reden de jongens voorbij met het voornemen om ze verderop aan te houden, maar zij bleken een andere route genomen te hebben. Vervolgens zijn verbalisanten teruggereden naar de plek waar de persoon met het zwart/grijze jack iets had weggegooid. De verbalisanten troffen daar een kopie van een paspoort aan op naam van [slachtoffer 2] en - onder andere - nog een schooldiploma op dezelfde naam. Ook lagen er diverse nota’s. Aan de hand van de persoonsgegevens kwamen verbalisanten uit bij het [adres 3] . Zij gingen daar poolshoogte nemen. Aldaar gekomen bleek dat er waarschijnlijk was ingebroken: aan de rechterkant op de eerste etage stond een raam open. Uit telefonisch contact met de eigenaar van de woning, [slachtoffer 2] , bleek dat de aangetroffen papieren uit een kluis in de woning afkomstig waren. [2]
Omstreeks 05:50 uur reden verbalisanten over de Oude Dreef. Ter hoogte van het winkelcentrum zagen zij dezelfde drie jongens lopen die de verbalisanten eerder papieren hadden zien weggooien. Verbalisanten stopten de auto om de jongens staande te houden.
De jongens zetten het op een lopen: twee liepen de trap op naar het winkelcentrum en de derde rende richting de Limaweg. [verbalisant 1] volgde deze persoon met de auto. Hij zag de persoon een poortje in rennen. Hij stopte de auto en rende ook het poortje in. Hij trof de persoon aan verstopt achter een nisje en hield hem aan. Het betrof de [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1998.
[verbalisant 1] herkende hem als zijnde de persoon die rond 05:15 uur iets wits in de struiken had gegooid. [3] [4]
Bij de aanhouding van de [verdachte] op 15 juli 2016 om 05:55 uur is er een foto gemaakt van zijn kleding. [5]
De broer van de bewoner van de woning aan de [adres 3] te Waddinxveen, [broer slachtoffer] , deed aangifte van de inbraak, omdat de bewoner op vakantie was. Aan de zijkant van de woning stond een raam open en de kluis was ontvreemd. Er stond een keukentrap onder het raam waar men naar binnen is gegaan. [6]
In de woning aan de [adres 3] te Waddinxveen hingen camera’s. De beelden hiervan zijn aan de politie beschikbaar gesteld. Op de beelden is op 15 juli 2016 om 03:47:48 via weerspiegeling in een raam te zien dat er een persoon in de deuropening van de keuken staat. Om 03:52:31/03:52:32 is te zien dat er een persoon in de woonkamer loopt, deze persoon heeft een capuchon over zijn hoofd getrokken, met een petje eronder. Hij heeft een donkere trainingsbroek aan met op zijn rechterbeen een embleem en drie strepen aan de zijkant van de broek. Hij heeft donkere schoenen aan, met lichte veters en een witte zool. Om 03:53:01 komt er een andere persoon de woonkamer in. Deze persoon heeft een driekwart broek aan en hij heeft zijn capuchon over zijn hoofd getrokken en zijn jas omhoog, zodat zijn gezicht niet is te zien op de beelden. Hij heeft sportschoenen aan met de bekende Adidasstrepen op de zijkant van zijn schoenen. [7]
Verbalisanten hebben de beelden bekeken in verband met gelijkenissen in de kleding van de verdachte. De kleding van de persoon, die te zien is op pagina 104 van het dossier komt overeen met de kleding waarin de verdachte is aangehouden. Zij merken op dat de print op pagina 104 onduidelijk is, doch dat de bewegende beelden dat niet zijn. [8] [verbalisant 4] heeft in een proces-verbaal van bevindingen vastgesteld dat de schoenen van de verdachte niet overeenkomen met de schoenen op de camerabeelden: de lichte veters van de schoenen van de verdachte zijn zwart en de donkere zolen zijn licht. [9] De rechtbank merkt echter op dat in het proces-verbaal waarin de camerabeelden worden beschreven wordt opgemerkt dat de beelden waarschijnlijk zijn opgenomen met een infraroodcamera, waardoor donkere kleding licht wordt en lichte kleding donker. [10] Uit het proces-verbaal van [verbalisant 4] blijkt niet dat deze zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
In de woning is op de vensterbank van het inklimraam een inklimspoor aangetroffen. Dit is veilig gesteld en voorzien van het nummer AAJE4507NL. [11] Dit inklimspoor is geïndividualiseerd op [medeverdachte] , geboren op [geboortedag] 1997 te Gouda. [12] [13]
Op de kopie van het paspoort dat in de struiken bij het spoor is aangetroffen, wordt een dactyspoor aangetroffen dat overeenkomt met de rechter ringvinger van de [medeverdachte] . [14] [15]
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting ontkend de inbraak in de woning aan de [adres 3] te hebben gepleegd.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij die avond/nacht met vrienden aan het chillen was en vervolgens bij een vriend thuis playstation is gaan spelen. Samen met deze vriend is hij rond 05.00 uur naar huis gelopen, omdat ze daar verder wilden gaan met het spelen op de playstation. De vader van de verdachte bleek wakker en was in de woonkamer om te bidden. De verdachte heeft toen zijn scooter gepakt om zijn vriend terug naar zijn huis te brengen. Nadat hij zijn vriend thuis had gebracht, kwam hij twee kennissen op straat tegen. Op hun verzoek heeft hij hen een lift naar het centrum gegeven. Zij hebben nog even staan praten. De verdachte besloot op dat moment, rond 05.50 uur, om niet naar huis te gaan, maar om wakker te blijven tot de HEMA zou opengaan om 10.00 uur. Dan zou hij daar kunnen ontbijten met kennissen. Op dat moment kwam er een auto hard aanrijden. Iedereen ging toen rennen. De verdachte is ook weggerend, maar werd even later aangehouden.
De verdachte weigert om de namen te noemen van de personen die zijn versie van de gebeurtenissen in de avond/nacht kunnen bevestigen. Het gaat hier om de personen met wie hij ’s avonds heeft zitten chillen, de persoon met wie hij gedurende de nacht op een playstation heeft gespeeld en die hem rond 05.00 uur lopend naar zijn huis heeft vergezeld. Ook weigert de verdachte de namen te geven van de personen die hij op straat tegen kwam en een lift op zijn scooter had gegeven. Ook de namen van de kennissen met wie hij zou ontbijten bij de HEMA, heeft de verdachte niet willen geven.
De rechtbank overweegt het volgende. Aan de verdachte is het medeplegen van diefstal in een woning ten laste gelegd. [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben gedurende die nacht op meerdere momenten een groepje van drie personen in de buurt van de woning aan de [adres 3] gezien, onder wie [naam 1] Op de (stills van de) camerabeelden is te zien dat op 15 juli 2016 om 03:47 en 03:52 meerdere personen in de woning aan de [adres 3] aanwezig zijn geweest. De kleding van de verdachte op het moment van zijn aanhouding komt overeen met de kleding van een van deze personen. Twee verbalisanten hebben rond 05.15 uur gezien dat de verdachte iets heeft weggegooid over het hek bij de spoorbaan. De verdachte was toen met twee andere jongens, onder wie [naam 1] .
Op deze plek troffen [verbalisant 2] en [verbalisant 1] even later diverse papieren aan die afkomstig zijn uit de woning aan de [adres 3] . De verdachte is in die nacht van 15 juli 2016 om 05.55 uur aangehouden, nadat hij direct daarvoor gezien was met dezelfde twee jongens met wie hij bij het spoor was gezien.
Gelet op deze vaststaande feiten en bij gebreke van enige andere geloofwaardige verklaring is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de diefstal uit de woning aan de [adres 3] .
De rechtbank ziet zich temeer gesteund in haar overtuiging dat de verdachte samen met anderen in de woning aan de [adres 3] te Waddinxveen heeft ingebroken door de inhoud van het telefoongesprek dat de verdachte op 3 augustus 2016 om 19:52 heeft gevoerd met zijn moeder terwijl hij gedetineerd zat in de justitiële jeugdinrichting Intermetzo te Lelystad.
In dit telefoongesprek zegt de moeder van de verdachte tegen de verdachte als deze vraagt of [naam 2] (met wie bedoeld is zijn broer [naam 2] ) denkt dat hij die inbraak heeft gedaan:”
wij weten allemaal hoe het is gegaan dat je erbij was en alles dat weten Pappa, ik, [naam 3] en iedereendus het is een beetje stom als hij het niet weet.(…) Ik denk wel dat hij het weet want hij heeft ook die papieren gezien van jouw verhoren en hoe heet die andere gozer, die [naam 1] (fon) en alles. De verdachte zegt vervolgens dat hij dat even wou weten omdat hij dat wel belangrijk vond, waarna zijn moeder zegt:
ja, dat bepaalt hoe je moet praten”.
Nu de rechtbank het ten laste gelegde bewezen acht, behoeft het verweer van de raadsman, dat hooguit sprake is van heling, geen bespreking meer.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 15 juli 2016 te Waddinxveen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning gelegen aan de [adres 3] :
- een kluis (met inhoud);
toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door inklimming via een raam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 71 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 31 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de voorwaarden zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd, alsook tot een leerstraf, zijnde de leerstraf Tools4U Regulier van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot bewezenverklaring komt, bepleit dat aan de verdachte een straf wordt opgelegd gelijk aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, nu de verdachte reeds afdoende is gestraft. Dat de verdachte al zes maanden een enkelband met huisarrest heeft gehad, dient - aldus de raadsman - eveneens bij de strafoplegging te worden meegewogen. De raadsman heeft zich niet verzet tegen het opleggen van de leerstraf Tools4U, maar wel tegen een voorwaardelijk strafdeel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak.
Daardoor heeft hij materiële schade toegebracht aan de slachtoffers. De verdachte en zijn mededaders hebben onder meer een groot aantal sieraden weggenomen. De affectieve waarde van deze sieraden kan niet in geld worden uitgedrukt.
Door een woninginbraak wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen.
Door woninginbraken nemen bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid bij de omwonenden en in de maatschappij in het algemeen toe.
De persoon van de verdachte
Bij de bepaling van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 maart 2017 in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, derhalve andersoortige feiten. Van deze eerdere, deels voorwaardelijke veroordeling, is geen preventieve werking uitgegaan, nu de verdachte zich thans opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft acht geslagen op het voorlichtingsrapport d.d. 4 november 2016 van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) betreffende de persoon van de verdachte. Blijkens dit rapport is het voor rapporteur onduidelijk welk aandeel de verdachte bij het delict heeft gehad, omdat de verdachte de betrokkenheid bij het delict ontkent. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, denkt de Raad dat beïnvloedbaarheid, omgang met antisociale jongeren en het onvoldoende weerstand kunnen bieden tegen
groepsdruk hierbij mogelijk een rol heeft gespeeld. De Raad is daarom van mening dat deze zorgpunten aangepakt dienen te worden en denkt hierbij aan de gedragsinterventie Tools4U. Op deze manier krijgt de verdachte handvaten aangereikt om te kunnen omgaan met moeilijke situaties en worden zijn vaardigheden vergroot.
Daarnaast ziet de Raad nog zorgpunten ten aanzien van de vrije tijd en schoolgang en
- wanneer de verdachte schuldig wordt bevonden - ook ten aanzien van de attitude (het stellige ontkennen) en de vrienden. Ten aanzien van deze zorgen is begeleiding door de Jeugdreclassering nodig. Het is belangrijk is dat beide interventies worden ingezet gezien de zorgpunten en om zo de kans op herhaling te verkleinen.
Geadviseerd wordt de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van de gedragsinterventie Tools4U regulier en een geheel voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, te Den Haag te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht.
Ten aanzien van het opleggen van de leerstraf Tools4U onderschrijft de rechtbank het strafadvies van de Raad. Gelet op de ernst van het feit is een voorwaardelijke werkstraf echter een gepasseerd station.
Namens de Stichting Jeugdbescherming west is ter terechtzitting meegedeeld dat de verdachte goed aan de begeleiding van de jeugdreclassering heeft meegewerkt, maar dat voortzetting van de begeleiding noodzakelijk is om de invulling van de dagbesteding van de verdachte, te begeleiden.
De op te leggen straf
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Nu de verdachte reeds gedurende geruime tijd in voorarrest heeft gezeten en ook gedurende
zes maanden een enkelband heeft gedragen, met het daarbij behorende huisarrest, zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf enigszins matigen.
Teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn begeleiding te waarborgen, ziet de rechtbank wel aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Daarbij zal de meldplicht als bijzondere voorwaarde worden opgelegd. In aanmerking genomen dat nog een dagbesteding moet worden gezocht, acht de rechtbank deze begeleiding zeker noodzakelijk. De verdachte heeft het onvoorwaardelijke deel van de hem opgelegde vrijheidsstraf reeds in voorarrest doorgebracht.
Gelet op de houding van de verdachte ter terechtzitting en de zorgpunten die de Raad heeft genoemd, zal de rechtbank de verdachte tevens de leerstraf Tools4U Regulier voor de tijd van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie opleggen.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 7.676,87,zijnde een bedrag van € 7.394,87 aan materiële schade en een bedrag van € 282,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering gevorderd, gelet op de bepleite vrijspraak en zich, subsidiair, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post ‘sieraden’
,de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De vaststelling van de waarde van de weggenomen sieraden is te ingewikkeld, nu de verschillende experts het kennelijk niet over de waarde van de sieraden eens zijn.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘contant geld en vervanging sloten’, is namens de verdachte niet betwist. Deze posten zijn, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende onderbouwd door de benadeelde partij en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 282,-, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en uit het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat de het slachtoffer en zijn gezin emotionele schade hebben geleden als gevolg van de inbraak.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de
hoofdelijktoewijzen tot een bedrag van
€ 1.224,87.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, met ingang van 15 juli 2016.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.224,87, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het [slachtoffer 2] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel is gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN INKLIMMING
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 60 DAGEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
20 DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1
Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de (jeugd)reclassering te houden toezicht,
bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd en op door de (jeugd)reclassering te bepalen tijdstippen zal
melden bij de (jeugd)reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk
acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west
Zuid-Holland, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, te
weten
Tools4U Regulier, voor de tijd van
20 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
10 DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 2], een bedrag van
€ 1.224,87,
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2016tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.224,87,
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2016tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
24 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.F. Baaij, kinderrechter,
en mr. M. van Loenhoud, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 april 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016197508, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 350. Het methodiekendossier is doorgenummerd als pagina 1 tot en met 125.
2.Proces-verbaal van verdenking, pagina 58 methodiekendossier.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 77/80.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 85/86.
5.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 27/29.
6.Proces-verbaal van aangifte van [broer slachtoffer] namens [slachtoffer 2] , pagina 87/92.
7.Proces-verbaal van bevindingen, met als bijlagen de stills van de camerabeelden, pagina 99/116.
8.Proces-verbaal vergelijking beelden en kleding, met bijlagen, pagina 316/323.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 93.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 102.
11.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 202/205.
12.Proces-verbaal van verdenking [medeverdachte] , pagina 164/165.
13.Een geschrift, te weten een proces-verbaal uitslag sporen onderzoek n.a.v. dactyloscopisch onderzoek met
14.Proces-verbaal uitslag sporen onderzoek n.a.v. dactyloscopisch onderzoek, pagina 343/345.
15.Rapport dactyloscopsich onderzoek, met bijlagen, pagina 345/349.