ECLI:NL:RBDHA:2017:4242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
09/818452-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak door meerderjarige met medeverdachten in Waddinxveen

Op 13 april 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van woninginbraak in Waddinxveen op 15 juli 2016. De verdachte, samen met anderen, zou met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een kluis met inhoud hebben weggenomen uit een woning. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 30 maart 2017, waarbij de officier van justitie, mr. G. Sannes, de verdachte beschuldigde op basis van vingerafdrukken die op de plaats delict waren aangetroffen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.E. Pennings, pleitte voor vrijspraak en betwistte de betrouwbaarheid van het bewijs.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met braak, medeplegen, en oordeelde dat de vingerafdrukken van de verdachte op de vensterbank en op een kopie van een paspoort van de eigenaar van de woning voldoende bewijs vormden. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 76 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 60 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer], voor een bedrag van € 1.224,87, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer
Parketnummer 09/818452-16
Datum uitspraak: 13 april 2017
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte ] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 maart 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Sannes en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. M.E. Pennings, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2016 te Waddinxveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning gelegen aan de [adres] :
- een kluis (met inhoud);
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen kluis (met inhoud) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door het openbreken van een schuifpui en/of een garagedeur en/of
inklimming via een raam.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte zich op 15 juli 2016 te Waddinxveen, al dan niet samen met een ander of anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd schuldig heeft gemaakt aan een inbraak in de woning aan de [adres] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit heeft begaan, in vereniging gepleegd.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van zijn standpunt aangevoerd dat er een vingerafdruk van de linker duim van de verdachte is aangetroffen op de vensterbank waar de daders de woning aan de [adres] zijn ingeklommen. De officier van justitie legt als schriftelijk bescheid over een proces-verbaal uitslag sporen onderzoek n.a.v. dactyloscopisch onderzoek, met nummer PL1500-2016197508-29, opgemaakt op 26 juli 2016, welk proces-verbaal afkomstig is uit het digitale politiesysteem waarin alleen de definitieve processen-verbaal zijn opgenomen. Gelet op de plek waar de vingerafdruk is gevonden betreft dit, aldus de officier van justitie, een daderspoor. De verklaring van de verdachte dat hij in de woning van aangever aanwezig is geweest omdat hij met [stiefdochter slachtoffer] , de stiefdochter van aangever, omging is - gelet op de verklaring van [stiefdochter slachtoffer] en de schoonmakers die op 8 juli 2016 nog de vensterbank van de kamer waar men de woning is ingeklommen met een sopje hebben afgenomen - ongeloofwaardig. Temeer ook omdat voorts op de kopie van het paspoort op naam van [slachtoffer] dat in de bosjes bij het treinspoor is gevonden een afdruk van de rechter ringvinger van de verdachte is aangetroffen. Nu dit wederom een daderspoor betreft, kan - aldus de officier van justitie - wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de verdachte de woninginbraak samen met anderen heeft gepleegd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte ontkent de inbraak in de woning aan de [adres] te hebben gepleegd. De verdachte heeft, aldus de raadsman, verklaard dat hij een aantal malen in de woning aan de [adres] is geweest, omdat hij heimelijke bezoekjes bracht aan [stiefdochter slachtoffer] , de stiefdochter van de eigenaar. Dit was rond april/mei 2016.
De op de vensterbank gevonden vingerafdruk van de verdachte kan door deze bezoekjes worden verklaard, aldus gesteld. De verdachte had dit eigenlijk niet willen vertellen omdat hij [stiefdochter slachtoffer] niet in verlegenheid wilde brengen en hij ook zijn vriendschap met haar (ex-) vriendje [naam] niet wilde schaden. Betwist wordt overigens dat het een inklim- oftewel daderspoor betreft. De onderbouwing hiervoor ontbreekt. Ook wordt het betreffende spoor niet onderbouwd door een rapport van twee onafhankelijke deskundigen, maar slechts door het schriftelijke bescheid dat de officier van justitie heeft overgelegd. Dit is niet voldoende. De vingerafdruk van de verdachte is niet op de juiste wijze onderzocht en vastgesteld. Er worden op het raam geen andere sporen aangetroffen en ook komen de schoenen van de verdachte niet overeen met de aangetroffen schoensporen.
Op de geloofwaardigheid van de verklaring van [stiefdochter slachtoffer] en op de verklaring van de schoonmakers valt voorts, aldus de raadsman, nogal wat af te dingen.
De verklaring van de verdachte is plausibel en wordt ondersteund door een verklaring van een buurtgenoot van [stiefdochter slachtoffer] .
Voorts heeft de verdachte ter zitting verklaard hoe zijn vingerafdruk op de kopie van het paspoort op naam van aangever is gekomen, namelijk omdat hij tijdens het zoeken naar zijn broertje die nacht op straat wat papieren heeft gevonden, heeft opgeraapt en vervolgens in de bosjes heeft gegooid. Deze verklaring wordt, aldus de raadsman, niet weersproken door het dossier, want de verdachte is bij de politie niet over het aantreffen van deze vingerafdruk gehoord.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af. [1]
Op 15 juli 2017 omstreeks 00:20 uur zagen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] meerdere personen in de omgeving van de [adres] in Waddinxveen lopen. Een van hen was gekleed in een opvallende witte sweater. Verbalisant [verbalisant 1] besloot de personen te volgen en haalde op het politiebureau een dienstfiets op. Verbalisant [verbalisant 1] fietste naar de [adres] en zag omstreeks 00:30 uur een persoon achteruit een brandgang instappen. Deze persoon had dezelfde opvallende witte sweater aan. Verbalisant [verbalisant 1] besloot de persoon onopvallend van achteren te benaderen. Hij had zich verdekt opgesteld en liep de brandgang uit toen hij voetstappen zijn richting op hoorde komen. Hij stond oog in oog met de persoon, die hij herkende als [naam] . Laatstgenoemde schrok en rende hard weg. Verbalisant [verbalisant 1] zette de achtervolging in en zag in zijn ooghoek nog drie personen wegrennen. Hij verloor de personen uit het oog op de Peuleyen.
Omstreeks 05:15 uur diezelfde nacht zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] wederom drie jongens lopen aan de rechterzijde van het tunneltje voor het spoor. Ze zagen dat het getinte jongens waren. Één van hen was gekleed in een opvallende witte sweater. Verbalisant
[verbalisant 1] herkende deze jongen als [naam] . Eén van de andere jongens droeg een blauwe trainingbroek en een kort zwart/grijs jack en de ander had een donkerblauw jack aan.
De verbalisanten zagen dat persoon met het grijs/zwarte jack iets weg gooide in de struiken achter het hek bij de spoorbaan. De verbalisanten reden de jongens voorbij met het voornemen om ze verderop aan te houden, maar zij bleken een andere route genomen te hebben. Vervolgens zijn verbalisanten teruggereden naar de plek waar de persoon met het zwart/grijze jack iets had weg gegooid. De verbalisanten troffen daar een kopie van een paspoort aan op naam van [slachtoffer] en - onder andere - nog een schooldiploma op dezelfde naam. Ook lagen er diverse nota’s. Aan de hand van de persoonsgegevens kwamen verbalisanten uit bij het adres [adres] Zij gingen daar poolshoogte nemen. Aldaar gekomen bleek dat er waarschijnlijk was ingebroken: aan de rechterkant op de eerste etage stond een raam open. Uit telefonisch contact met de eigenaar van de woning, [slachtoffer] , bleek dat de aangetroffen papieren uit een kluis in de woning afkomstig waren. [2]
Omstreeks 05:50 uur reden verbalisanten over de Oude Dreef.
Ter hoogte van het winkelcentrum en zagen zij dezelfde drie jongens lopen die de verbalisanten eerder papieren hadden zien weggooien. Verbalisanten stopten de auto om de jongens staande te houden. De jongens zetten het op een lopen: twee liepen de trap op naar het winkelcentrum en de derde rende richting de Limaweg. Verbalisant [verbalisant 1] volgde deze persoon met de auto. Hij zag de persoon een poortje in rennen. Hij stopte de auto en rende ook het poortje in. Hij trof de persoon aan verstopt achter een nisje en hield hem aan. Het betrof de verdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] . Verbalisant [verbalisant 1] herkende hem als zijnde de persoon die rond 05:15 uur iets wits in de struiken had
gegooid. [3] [4]
Bij de aanhouding van de verdachte [medeverdachte] op 15 juli 2016 om 05:55 uur is er een foto gemaakt van zijn kleding. [5]
De broer van de bewoner van de woning aan de [adres] te Waddinxveen, [broer schachtoffer] , heeft aangifte gedaan van de inbraak, omdat de bewoner op vakantie was. Aan de zijkant van de woning stond een raam open en de kluis was ontvreemd. Er stond een keukentrap onder het raam waar men naar binnen is gegaan. [6]
In de woning aan de [adres] te Waddinxveen hingen camera’s en de beelden hiervan zijn aan de politie beschikbaar gesteld. Op de beelden is op 15 juli 2016 om 03:47:48 via weerspiegeling in een raam te zien dat er een persoon in de deuropening van de keuken staat. Om 03:52:31/03:52:32 is te zien dat er een persoon in de woonkamer loopt, deze persoon heeft een capuchon over zijn hoofd getrokken, met een petje eronder. Hij heeft een donkere trainingsbroek aan met op zijn rechterbeen een embleem en drie strepen aan de zijkant van de broek. Hij heeft donkere schoenen aan, met lichte veters en een witte zool. Om 03:53:01 komt er een andere persoon de woonkamer in. Deze persoon heeft een driekwart broek aan en ook zijn capuchon over zijn hoofd getrokken. Hij heeft zijn jas omhoog getrokken, zodat zijn gezicht niet is te zien op de beelden. Hij heeft sportschoenen aan met de bekende Adidas strepen op de zijkant van zijn schoenen. [7]
Verbalisanten hebben de beelden bekeken in verband met gelijkenissen in de kleding van de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] . De kleding van de persoon, die te zien is op pagina 104 van het dossier, komt overeen met de kleding waarin de medeverdachte [medeverdachte] is aangehouden. Zij merken op dat de print op pagina 104 onduidelijk is, doch dat de bewegende beelden dat niet zijn. [8]
In de woning is op de vensterbank van het inklimraam een inklimspoor aangetroffen. Dit is veilig gesteld en voorzien van het nummer AAJE4507NL. [9] Dit inklimspoor is geïndividualiseerd op de verdachte. [10] [11]
Op de kopie van het paspoort dat in de struiken bij het spoor is aangetroffen is een dactyspoor aangetroffen dat overeenkomt met de de rechter ringvinger van de verdachte. [12] [13]
De verdachte heeft op 7 augustus 2016 te 15:04:08 uur een telefoongesprek met zijn moeder gehad, terwijl hij gedetineerd zat in de PI Zoetermeer.
Dit gesprek verliep als volgt:
“MOEDER: voor wat jullie zitten, ik heb altijd duidelijk gezegd dat er een grens is bij mij en dit vind ik zo erg. Het is heel dubbel. Aan één kant ben ik boos, kwaad op justitie ook dat ze jullie laten zitten terwijl die etter buiten loopt. Dat moet je echt als argument gebruiken he, waarom loopt [naam] buiten en jij niet. Dat is niet eerlijk. Hij is in zijn gezicht herkend, jij hebt nou ja ook een aanwijzing.
NNM: dan gaan ze zeggen hoe weet je dat?
MOEDER: je zit toch niet in beperking? Jij hoort dat van mij. Je zegt, ik begrijp er niks van, jij bent volwassen, hij is volwassen, hij heeft een strafblad van hier tot Tokio en hij loopt gewoon buiten. Dan zeggen ze misschien ja maar je broertje heeft dertig dagen verlenging, dan zeg je ja dat is ook belachelijk, daar zitten we nu niet voor, daar moeten jullie niet naar kijken, hij is minderjarig.
NNM: ja dat weet die rechter ook. Ze ging bellen met de officier van justitie en toen kwam ze terug en toen zei ze ik heb vernomen dat je broertje ook vast zit, dus ik wil jou ook een straf opleggen blablabla.
MOEDER: ik denk dat bij jou de doorslag heeft gegeven. Maar daar moet je je dus wel op voorbereiden, dat je dat van tafel veegt, dat is geen argument om jou vast te houden. En jij bent volwassen en [naam] is volwassen.
NNM is benieuwd wat ze op zijn telefoon hebben gevonden, of ze daar nog mee bezig zijn.
MOEDER: officieel is dat ding toch niet inbeslag genomen? Je bent dom, je had hem gewoon hier moeten laten, dan hadden ze hem niet gevonden als je hem gewoon hier had verstopt.
NNM: ja ik had hem moeten verstoppen ja.
MOEDER: als daar nog wat op staat dan ben jij een eikel, sorry hoor.
NNM: er staat niks op, daarom.
MOEDER: ik bedoel je hebt tien dagen voordat je bent opgepakt de tijd gehad om alles wat eventueel uh, ja
NNM: ik heb het toch goed voor elkaar, zeg maar, ik heb mijn mond gehouden over app en zo. Dat mogen ze niet eens meer bekijken, toch? Dat gaan ze zowiezo wel doen.
MOEDER: ja nou ja, als ze het eenmaal hebben gezien dan uh, weet ik niet. [14]
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ontkend de inbraak in de woning aan de [adres] te hebben gepleegd.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij twee tot drie maanden vóór de datum waarop de inbraak heeft plaatsgevonden iets met [stiefdochter slachtoffer] , de stiefdochter van [slachtoffer] heeft gehad, maar dat haar moeder en stiefvader dit niet mochten weten en dat hij tweemaal in het huis van [stiefdochter slachtoffer] is geweest. Ter terechtzitting heeft hij daaraan toegevoegd dat zij in meerdere kamers op de bovenverdieping hebben geflikflooid, ook in de kamer van het broertje van [stiefdochter slachtoffer] waar zijn vingerafdruk is aangetroffen. De verdachte trekt de kwaliteit van het schoonmaakbedrijf in twijfel.
De verdachte heeft ter verklaring van de aanwezigheid van de vingerafdruk op de in de struiken aangetroffen kopie van het paspoort van [slachtoffer] ter terechtzitting het volgende verteld. Toen hij die nacht na 05:00 uur op zoek was naar zijn broertje [naam] ,
zag hij toevallig dat papier bij de tunnel onder de spoorbaan liggen. Hij heeft het opgepakt en vervolgens in de bosjes gegooid.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte voor de aanwezigheid van de vingerafdruk die op de vensterbank van het inklimraam is aangetroffen ongeloofwaardig, bezien in samenhang met de verklaring van [stiefdochter slachtoffer] , die heeft verklaard dat ze de verdachte alleen kent als broer van de [medeverdachte] en verder niet [15] , en de verklaring van de schoonmakers, die hebben verklaard dat zij op 8 juli 2016 de boven-en voorzijde van de vensterbanken van de kamers van [stiefdochter slachtoffer] en haar broertje hebben schoon gemaakt met water en een sopje [16] .
Ook de verklaring van de verdachte dat hij, toen hij die nacht na 05:00 uur naar zijn broertje aan het zoeken was, toevallig de papieren die van de woninginbraak afkomstig waren zag liggen, heeft opgepakt en vervolgens in de bosjes heeft gegooid, acht de rechtbank ongeloofwaardig, met name ook gelet op het korte tijdsbestek tussen het tijdstip waarop de verdachte de papieren zou hebben aangeraakt en het tijdstip waarop verbalisanten deze papieren hebben aangetroffen, direct nadat zij hadden gezien dat er op diezelfde plaats iets wits werd weggeworpen vanuit een groep van drie jongens.
Het verweer van de raadsman dat ten aanzien van de vingerafdruk die op de vensterbank van het inklimraam is aangetroffen de onderbouwing door middel van een deskundigenrapport ontbreekt en de vingerafdruk van de verdachte derhalve niet op de juiste wijze is onderzocht en vastgesteld, verwerpt de rechtbank.
Hoewel inderdaad het deskundigenrapport ter onderbouwing van de vingerafdruk die op de vensterbank van inklimraam is gevonden ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met het schriftelijke bescheid dat de officier van justitie ter zitting heeft overgelegd. Dit, niet getekende, proces-verbaal is - aldus de officier van justitie - afkomstig uit het digitale politiesysteem waarin alleen definitieve processen-verbaal worden opgenomen.
Uit het schriftelijk bescheid blijkt dat het aangetroffen dactyspoor met nummer AAJE4507NL een hit heeft gegeven op de linker duim van de verdachte [verdachte ] .
De rechtbank is van oordeel dat hiermee afdoende vast staat dat de aangetroffen vingerafdruk op de vensterbank van het inklimraam van de verdachte is.
De rechtbank overweegt voorts het volgende.
Er is een vingerafdruk van de verdachte aangetroffen op de vensterbank van het raam waar de daders het huis zijn ingeklommen. Voorts is er een vingerafdruk van de verdachte gevonden op de kopie van het paspoort van de eigenaar van de woning. Deze kopie is kort na de inbraak door verbalisanten in de bosjes bij het treinspoor gevonden. De verdachte heeft voor de aanwezigheid van deze vingerafdrukken ongeloofwaardige verklaringen gegeven. De rechtbank is op grond van deze vingerafdrukken van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van diefstal met braak.
Nu uit de beelden en de overige hiervoor genoemde omstandigheden genoegzaam duidelijk is dat deze diefstal gepleegd is door meer dan één persoon is tevens bewezen dat sprake is van medeplegen.
De rechtbank ziet zich gesterkt in haar overtuiging dat de verdachte samen met anderen in de woning aan de [adres] te Waddinxveen heeft ingebroken door de inhoud van het
telefoongesprek dat de verdachte op 7 augustus 2016 te 15:04:08 uur met zijn moeder heeft gehad, waarin de moeder van de verdachte niet alleen zegt kwaad te zijn over het feit waarvoor de verdachte zit, maar waarin de verdachte zelf zegt dat hij het goed voor elkaar heeft omdat hij zijn mond heeft gehouden over de app. De rechtbank kan deze uitlatingen niet anders uitleggen dan dat de moeder boos is over het feit dat door de verdachte is gepleegd en dat de verdachte hierover niet over de app gesproken heeft om te voorkomen dat de politie die gesprekken in zijn telefoon zou vinden.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 15 juli 2016 te Waddinxveen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning gelegen aan de [adres] :
- een kluis (met inhoud);
toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door inklimming via een raam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De straf/maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 74 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringstoezicht en het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag alsook tot een werkstraf van 120 uren subsidiair
60 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot bewezenverklaring komt, bepleit dat aan de verdachte een straf wordt opgelegd gelijk aan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Dat de verdachte al enkele maanden een enkelband heeft gehad dient hierbij te worden meegewogen. Een behandeling bij De Waag acht de raadsman niet aangewezen, nu dit niet door de reclassering wordt onderbouwd en de verdachte zijn leven op de rails heeft. Hij heeft een goede dagbesteding, werkt het grootste deel van de week bij [bedrijf] , maar ook nog bij [bedrijf] en af en toe in een fabriek en is van plan in november weer een opleiding te gaan volgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak.
Daardoor heeft hij grote materiële schade toegebracht aan de slachtoffers. De verdachte en zijn mededaders hebben onder meer een groot aantal sieraden weggenomen. De affectieve waarde van deze sieraden kan niet in geld worden uitgedrukt.
Door een woninginbraak wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen.
Door woninginbraken nemen bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid bij de omwonenden en in de maatschappij in het algemeen toe.
De persoon van de verdachte
Bij de bepaling van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 maart 2017, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, dus andersoortige feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland d.d. 3 maart 2017 betreffende de persoon van de verdachte.
Uit dit rapport blijkt dat de reclassering meerwaarde ziet in het voortzetten van het toezicht van de verdachte. Er kan tijdens het toezicht aandacht besteed worden aan de leefgebieden delict, dagbesteding, financiën, relaties met vrienden en kennissen en gedrag, denkpatronen en houding. De reclassering wil ten aanzien van dit laatste aspect graag dat de verdachte een behandeling bij De Waag zal volgen, omdat er nog zorgen zijn over het impulsieve handelen van de verdachte.
Geadviseerd wordt dan ook aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht;
- Houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
- Behandelverplichting.
De op te leggen straf
De rechtbank onderschrijft het advies van de reclassering voor zover dit het opleggen van een deels voorwaardelijk straf betreft, maar ziet in de persoon van de verdachte en gelet op de volwaardige dagbesteding die de verdachte reeds enige tijd heeft, geen reden het reclasseringstoezicht nog verder voort te zetten noch om de verdachte een ambulante behandeling bij De Waag te laten volgen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden, ziet de rechtbank wel aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
De verdachte heeft het onvoorwaardelijke deel van de hem opgelegde vrijheidsstraf reeds in voorarrest doorgebracht.
Om de verdachte de laakbaarheid van zijn gedrag te laten inzien, zal de rechtbank de verdachte tevens een werkstraf opleggen. De rechtbank zal de door de officier van justitie gevorderde werkstraf enigszins matigen, gelet op de maanden dat de verdachte met positief resultaat een enkelband heeft gedragen.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 7.676,87,zijnde een bedrag van € 7.394,87 aan materiële schade en een bedrag van € 282,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de post ‘sieraden’ aangegeven dat de benadeelde partij terzake van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dit deel van de vordering moet worden afgewezen, omdat deze post niet voldoende is onderbouwd en de hiervan te ingewikkeld is voor het strafgeding.
Ook ten aanzien van de post ‘vervanging sloten’ heeft de raadsman niet-ontvankelijk verklaring dan wel afwijzing bepleit nu deze onvoldoende is onderbouwd en uit de bijlage gestolen goederen niet blijkt dat er ook sleutels zijn weggenomen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post ‘sieraden’
,de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De vaststelling van de waarde van de weggenomen sieraden is daarvoor te ingewikkeld, nu de verschillende experts het kennelijk niet over de waarde van de sieraden eens zijn.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘contant geld en vervanging sloten’, is - hoewel namens de verdachte deels betwist - naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd door de benadeelde partij en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 282,-, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en uit het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat de benadeelde partij en zijn gezin emotionele schade hebben geleden als gevolg van de inbraak.
De rechtbank zal de vordering derhalve ten laste van de
hoofdelijktoewijzen tot een bedrag van
€ 1.224,87.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, met ingang van 15 juli 2016.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.224,87, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN INKLIMMING
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 76 DAGEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot
60 DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op
2 jarenonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de tijd van 60 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
30 DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer], een bedrag van
€ 1.224,87,
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2016tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.224,87,
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2016tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
24 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, voorzitter,
mrs. M.F. Baaij en M. van Loenhoud, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 april 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van politie Eenheid Den Haag, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2016197508, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 350. Het methodiekendossier is doorgenummerd als pagina 1 tot en met 125.
2.Proces-verbaal van verdenking, pagina 58 methodiekendossier.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 77/80.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 85/86.
5.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 27/29.
6.Proces-verbaal van aangifte van [broer schachtoffer] namens [slachtoffer] , pagina 87/92.
7.Proces-verbaal van bevindingen, met als bijlagen de stills van de camerabeelden, pagina 99/116.
8.Proces-verbaal vergelijking beelden en kleding, met bijlagen, pagina 316/323.
9.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 202/205.
10.Proces-verbaal van verdenking [verdachte ] , pagina 164/165.
11.Een geschrift, te weten een proces-verbaal uitslag sporen onderzoek n.a.v. dactyloscopisch onderzoek met
12.Proces-verbaal uitslag sporen onderzoek n.a.v. dactyloscopisch onderzoek, pagina 343/345.
13.Rapport dactyloscopsich onderzoek, met bijlagen, pagina 345/349.
14.Proces-verbaal bevindingen tap [verdachte ] , pagina 315.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 197/201.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 208/209.