ECLI:NL:RBDHA:2017:4462
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Palestijn uit de Westelijke Jordaanoever
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een staatloze Palestijn afkomstig uit de Westelijke Jordaanoever, had op 29 december 2016 een asielaanvraag ingediend. De aanvraag werd op 23 maart 2017 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen. Eiser stelde dat hij bedreigd werd door een bende na zijn betrokkenheid bij het oprollen van een vervalsingsbende. Hij vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar zijn land van herkomst. Tijdens de zitting op 13 april 2017 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris de aanvraag op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 als ongegrond had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de elementen van het asielrelaas van eiser, met uitzondering van de moordaanslagen, geloofwaardig waren. Eiser had echter geen bewijs voor de moordaanslagen en zijn verklaringen werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging had en dat hij geen reëel risico liep op ernstige schade bij terugkeer. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze beslissing mogelijk binnen een week na verzending.